Zoekresultaten 761-770 van de 13039 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:149 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4901

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat hij een antipsychoticum (quetiapine) heeft voorgeschreven, terwijl klager een slaapmiddel wilde hebben. Daarbij heeft de huisarts volgens klager geen, of onvoldoende, informatie gegeven over de risico’s van deze medicatie en over eventuele alternatieven. Ook verwijt klager de huisarts dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Het college stelt vast dat de huisarts een herhaalvoorschrift voor quetiapine heeft geaccordeerd. Het college is van oordeel dat het niet onzorgvuldig is geweest dat de huisarts dit heeft gedaan, gelet op de doorverwijzing naar de gespecialiseerde GGZ voor advies over de (slaap)medicatie, het beschreven gedrag van klager, de lage dosering van de voorgeschreven quetiapine en het feit dat er geen sprake was van een allergie of intolerantie voor deze medicatie. Omdat het hier gaat om een herhaalvoorschrift was er geen noodzaak voor de huisarts om contact op te nemen met klager om uitleg en advies te geven over deze medicatie. De huisarts mocht ervan uitgaan dat klager over de risico’s en bijwerkingen van de medicatie was voorgelicht door de zorgverlener die deze medicatie had voorgeschreven. Het college overweegt dat in de stukken geen aanwijzingen te vinden zijn die de stelling van klager dat de huisarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden onderbouwen. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:150 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4902

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat zij hem een antipsychoticum heeft voorgeschreven en daarbij geen, of onvoldoende, informatie heeft gegeven over de risico’s van deze medicatie en over eventuele alternatieven. De huisarts bevestigt dat zij off label quetiapine heeft voorgeschreven. De huisarts stelt dat zij dit weloverwogen en in overleg met klager heeft gedaan. Het college overweegt dat over het off-label voorschrijven van quetiapine als slaapmiddel veel artikelen en onderzoeken zijn verschenen, met wisselende uitkomsten. De algemene conclusie is dat quetiapine beter niet off-label gebruikt kan worden als slaapmiddel, gezien de geringe effectiviteit bij zogenoemde primaire slaapstoornissen en de kans op bijwerkingen. De richtlijn ‘Slaapproblemen en slaapmiddelen’ van het NHG raadt daarom het voorschrijven van quetiapine bij slaapproblemen af. Naar het oordeel van het college was bij klager echter geen sprake van een zogeheten primaire slaapstoornis, waar de genoemde richtlijn op ziet. Bij hem was sprake van multiproblematiek, op het gebied van geestelijk en sociaal maatschappelijk functioneren, en het is aannemelijk dat zijn slaapproblemen in ieder geval mede daardoor veroorzaakt worden. Dat de huisarts in afwijking van de richtlijn toch quetiapine heeft voorgeschreven, betekent dan ook niet dat zij per definitie onzorgvuldig heeft gehandeld. In de praktijk van de huisarts wordt quetiapine bovendien veelvuldig voorgeschreven, vanwege de bij haar specifieke patiëntenpopulatie veel voorkomende (post)verslavingsproblematiek. Zij heeft dus ruime ervaring met dit middel. Door de huisarts is goed gemotiveerd waarom zij voor dit off-label voorschrijven van quetiapine aan klager heeft gekozen. Het college kan de redenering en handelwijze van de huisarts in dit geval volgen en is alles afwegend van oordeel dat de huisarts voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:151 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4953

    Kennelijk niet-ontvankelijke klacht tegen een huisarts. Klager en verweerster hebben een vriendschappelijke relatie gehad. Kort samengevat verwijt klager verweerster dat zij zich grensoverschrijdend heeft gedragen en haar beroep van huisarts heeft ingezet in de privérelatie van partijen en daarmee heeft misbruikt. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Klager is geen patiënt (geweest) van verweerster en verweerster heeft niet in haar hoedanigheid van huisarts, maar als een vriendin bemoeienis gehad met klager. Tussen partijen is wel gesproken over de mogelijkheid dat klager patiënt zou worden van verweerster, maar uit de feiten blijkt dat zij klager na een paar dagen heeft laten weten daar toch van af te zien en dat klager daarmee heeft ingestemd. Weliswaar heeft verweerster aan klager eenmalig een recept uitgeschreven, maar dit heeft in het licht van hulpverlening in de privésfeer plaatsgevonden en niet in het kader van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Ook zijn de handelingen in de privésfeer waar klager over klaagt niet van zodanige ernst dat zij voor toetsing onder de tweede tuchtnorm in aanmerking komen. Noch is er sprake van handelen dat zijn weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4602

    Klacht tegen bedrijfsarts gedeeltelijk gegrond zover die betrekking heeft op niet naleven van privacywetgeving. Volgens artikel 15e van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabpvz) had bedrijfsarts logging moeten bijhouden en desgevraagd aan klager afschrift van loggegevens verstrekken. Op grond van artikel 15d Wabpvz moet het medisch dossier desgevraagd op elektronische wijze beveiligd worden verstrekt. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3402

    Bedrijfsarts heeft klager begeleid van augustus t/m december 2017 (na ongeval) en van september 2018 t/m mei 2019, waarna begeleiding door andere bedrijfsarts overgenomen. Klachten onder meer over dossiervoering en vermeend causaal verband tussen ongeval en arbeidsongeschiktheid vanaf september 2018. Klacht deels gegrond. Dossiervoering niet altijd even accuraat en correct, waardoor misverstanden konden ontstaan en de indruk is gewekt dat bedrijfsarts klachten en beperkingen niet volledig serieus nam. Waarschuwing

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4431

    Nieuwe klacht tegen verzekeringsarts. Eerdere klacht was deels gegrond. Beslissing bekrachtigd door CTG. Klager verwijt verzekeringsarts nu dat zij in procedure bij CTG in strijd met de waarheid heeft verklaard. De nieuwe klacht is ontvankelijk, maar ongegrond. Klager heeft wederom klacht tegen de verzekeringsarts aangekondigd. College overweegt dat klager er rekening mee moet houden dat volgende klacht wegens misbruik van klachtrecht niet in behandeling wordt genomen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:104 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1761

    Klacht tegen cardioloog. Klager heeft in het verleden een hartinfarct gehad en heeft sindsdien veel cardiologische problemen ervaren. Klager werd in 2019 binnengebracht op de Eerste Hart Hulp in verband met een te snel hartritme en een relatief lage bloeddruk. Een elektrocardioversie (ECV) was geïndiceerd, maar kon op dat moment niet direct worden uitgevoerd, omdat klager niet nuchter was. Op een bepaald moment verslechterde de toestand van klager en moest er acuut worden ingegrepen. De kern van de klacht is dat hij eerder behandeld had moeten worden. Klager verwijt de cardioloog - onder meer - dat hij heeft nagelaten om klager met spoed op de PACU te laten opnemen en de elektrocardioversie te starten en dat hij geen adequate zorg heeft verleend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1403

    Klacht tegen longarts. Klager heeft zich in oktober 2016 met klachten van kortademigheid gemeld bij de SEH van het ziekenhuis waar de CTB-longarts werkzaam is. CTB staat voor Centrum voor Thuisbeademing. Klager is toen opgenomen voor verder onderzoek en ondersteuning van de ademhaling. Uiteindelijk is geconstateerd dat het middenrif van klager aan beide zijden te hoog stond, maar daar is geen verklaring of oorzaak van gevonden. Tijdens de opname is de CTG-longarts in consult geroepen in verband met het instellen van nachtelijke non-invasieve beademing. Eind oktober 2016 is klager naar huis ontslagen. Het advies bij ontslag was om een mogelijk spontaan herstel af te wachten en ondertussen thuis behandeld te worden met ademhalingsondersteuning on der leiding van het Centrum voor Thuisbeademing (CTB). In februari 2019 is klager in Turkije geopereerd aan de rechterzijde van het middenrif. Klager wordt nog steeds door het CTB behandeld en poliklinisch gevolgd, met dien verstande dat klager sinds september 2020 andere behandelaars heeft. Klager verwijt de CTB-longarts dat zij tekort is geschoten in de behandelovereenkomst met klager, dat er een verkeerde diagnose is gesteld en dat er in vervolg daarop een verkeerd behandelbeleid is ingesteld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:105 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1781

    Klacht tegen huisarts. Klaagster, geboren in 1945, heeft in oktober 2021 een heupprothese gekregen. In december 2021 valt klaagster uit bed en kan het betreffende been niet meer belasten. De huisarts besluit niet bij klaagster langs te gaan. Klaagster verwijt de huisarts dat hij 1. niet (medisch) heeft gehandeld; er is sprake van grove en verwijtbare nalatigheid, 2. heeft gehandeld vanuit een vooroordeel en tunnelvisie (niet gekeken en niet geluisterd), 3. niet zelf is gekomen om klaagster te onderzoeken, een diagnose te stellen en medische hulp te verleden, 4. zonder klaagster te hebben gezien het advies heeft gegeven om klaagster terug in bed te leggen, afstand te nemen en haar alleen te laten en 5. nadien geen contact heeft opgenomen en evenmin excuses heeft aangeboden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond, de klachtonderdelen 4 en 5 ongegrond en legt aan de huisarts de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1404

    Klacht tegen longarts. Klager heeft zich in oktober 2016 met klachten van kortademigheid gemeld bij de SEH van het ziekenhuis waar de longarts werkzaam is. Klager is toen opgenomen voor verder onderzoek en ondersteuning van de ademhaling. Uiteindelijk is geconstateerd dat het middenrif van klager aan beide zijden te hoog stond, maar daar is geen verklaring of oorzaak van gevonden. Tijdens de opname heeft de longarts enkele dagen de supervisie over de aan klager verleende zorg gehad. Eind oktober 2016 is klager naar huis ontslagen. Het advies bij ontslag was om een mogelijk spontaan herstel af te wachten en ondertussen thuis behandeld te worden met ademhalingsondersteuning on der leiding van het Centrum voor Thuisbeademing (CTB). Eind januari 2017 is klager door de longarts verwezen voor een second opinion en in april 2017 naar een diafragma chirurg om te onderzoeken of operatief ingrijpen mogelijk en wenselijk was. In februari 2019 is klager in Turkije geopereerd aan de rechterzijde van het middenrif. Klager wordt nog steeds door het CTB behandeld en poliklinisch gevolgd. Klager verwijt de longarts dat zij tekort is geschoten in de behandelovereenkomst met klager, dat er een verkeerde diagnose is gesteld en dat er in vervolg daarop een verkeerd behandelbeleid is ingesteld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.