ECLI:NL:TGZREIN:2023:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3402

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:28
Datum uitspraak: 07-06-2023
Datum publicatie: 08-06-2023
Zaaknummer(s): H2021/3402
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Bedrijfsarts heeft klager begeleid van augustus t/m december 2017 (na ongeval) en van september 2018 t/m mei 2019, waarna begeleiding door andere bedrijfsarts overgenomen. Klachten onder meer over dossiervoering en vermeend causaal verband tussen ongeval en arbeidsongeschiktheid vanaf september 2018. Klacht deels gegrond. Dossiervoering niet altijd even accuraat en correct, waardoor misverstanden konden ontstaan en de indruk is gewekt dat bedrijfsarts klachten en beperkingen niet volledig serieus nam. Waarschuwing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 7 juni 2023 op de klacht van:

[A],

wonende in [B],

klager,

tegen

[C],

bedrijfsarts,

werkzaam in [D],

verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort
 

1.1 Klager is op 3 augustus 2017 bij het verlaten van een winkel tegen een glazen schuifpui gelopen. Hij heeft zich op 8 augustus 2017 ziekgemeld. Op 1 januari 2018 heeft klager zijn werkzaamheden volledig hervat. Op 25 september 2018 heeft hij zich opnieuw ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft klager begeleid tot en met mei 2019, waarna de begeleiding door een andere bedrijfsarts is overgenomen.
 

1.2 Klager is ontevreden over de begeleiding door de bedrijfsarts en heeft daarover meerdere klachten geformuleerd, onder andere betrekking hebbende op de dossiervoering door de bedrijfsarts en op het al dan niet bestaande verband tussen het ongeval van 3 augustus 2017 en de arbeidsongeschiktheid van klager vanaf 25 september 2018. In een later stadium heeft klager nog aanvullende klachten geformuleerd. De bedrijfsarts heeft tegen de klachten verweer gevoerd. 
 

1.3 Het college beslist dat de klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond is. De dossiervoering door de bedrijfsarts is naar het oordeel van het college niet altijd even accuraat en correct geweest. De formulering van sommige notities kan aanleiding geven tot misverstanden en op onderdelen de indruk wekken dat de bedrijfsarts de klachten en beperkingen van klager niet volledig serieus nam. Gelet op de geconstateerde onzorgvuldigheden legt het college de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing op. Hierna licht het college deze beslissing toe.
 

2. De procedure
 

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 26 augustus 2021;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • het aanvullend klaagschrift met de bijlagen;
  • het aanvullend verweerschrift;
  • de op 13 april 2023 ontvangen producties van klager.
     

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 26 april 2023. De partijen zijn verschenen. De bedrijfsarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities, die zij hebben voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
 

3. De feiten
 

3.1 Klager is op 3 augustus 2017 bij het verlaten van een winkel tegen een glazen schuifpui gelopen. Hij heeft zich op 8 augustus 2017 ziekgemeld. Op 1 januari 2018 heeft klager zijn werkzaamheden volledig hervat. Op 25 september 2018 heeft hij zich opnieuw ziekgemeld. In 2017 en van september 2018 tot en met mei 2019 is klager begeleid door de bedrijfsarts. Daarna heeft een andere bedrijfsarts de begeleiding van klager overgenomen.

3.2 De bedrijfsarts heeft klager in 2017 viermaal gesproken (op 16 augustus,

13 september, 25 oktober en 6 december 2017). Voor zover relevant heeft de bedrijfsarts in zijn terugkoppelingen naar de werkgever genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
-           op 16 augustus 2017:

Stand van zaken

[Klager] heeft letsel opgelopen bij een prive ongeval waarbij het niet uitgesloten is dat de winkeleigenaar waar het ongeval heeft plaats gehad, aansprakeljk is. Mogelijk is dus loonregres van toepassing.

Beperkingen

Langdurig aanhouden van de concentratie en aandacht; langdurig beelscherm werk; tijds- en prestatiedruk; veel gelijktijdige zintuiglijke prikkels; verkeren in drukke omgevingen; langdurige belasting van de bovenste ledematen en de nek.

Re-integratieadvies

Gezien de aard van het letsel dat [klager] heeft opgelopen, bestaat er een risico dat er bij een te snelle belasting opbouw, blijvende klachten (beperkingen) zullen optreden. Voorzichtigheid is dus geboden.

Ik heb hem dus geadviseerd de komende 3 weken geen cognitief en nek/arm inspannend werk te doen maar zoveel mogelijk ‘rust’ te nemen

-           de terugkoppeling van 13 september 2017 ontbreekt in het dossier, maar in de spreekuuraantekeningen van de bedrijfsarts staat dat de tegenpartij aansprakelijkheid heeft aanvaard en dat klager door zijn werkgever onder druk gezet wordt om volledig te werken. De bedrijfsarts adviseert een stap terug te doen en een opbouwschema te volgen van drie dagen per week op dat moment, vier dagen per week over twee weken en volledig werken na nog weer twee weken.

-           op 25 oktober 2017:

Re-integratieadvies

Om een terugval met alle gevolgen van dien te voorkomen, adviseer ik het volgende:

a. Gedurende maand november maximaal 4 dagen werken (ma/di/do/vrij) en de woensdag gebruiken als recuperatiedag;

b. Herbeoordeling begin december

-           op 6 december 2017:

Stand van zaken

Momenteel werkt [klager] alweer meer dan 4 x 8 uren. Hij blijft echter klachten en beperkingen houden. Er is dus nog steeds een risico op een terugval.

Beperkingen

Geen wijziging

Re-integratieadvies

Om een terugval te voorkomen, adviseer ik het volgende:

a. Gedurende de maand december 4 dagen werken en de woensdag als ‘recuperatie dag’ aanhouden;

b. Afwisseling van kantoor en buiten werk (maximaal 4 uur per dag kantoorwerk);

c. Doelstelling: herstel melding per 1 januari.

(…)

Hernieuwde oproep

Niet meer nodig

3.3 Nadat klager op 25 september 2018 wederom was uitgevallen heeft de bedrijfsarts hem op 10 oktober 2018 gezien en in de terugkoppeling genoteerd:

Stand van zaken

[Klager] is uitgevallen met diverse klachten en beperkingen. Daarnaast is er m.i. ook frictie in de relatie werkgever – werknemer.

Beperkingen

Meerdere beperkingen in lichamelijk; sociaal; persoonlijk functioneren.

Re-integratieadvies

Twee zaken:

a. Een gesprek tussen beide partijen om de onderlinge fricties te bespreken; uit te spreken en de lucht te klaren;

b. De vraag rijst of [klager] nog wel structureel geschikt is voor de eigen functie. Ik adviseer daarom een arbeidsdeskundig onderzoek te laten uitvoeren naar zowel spoor 0 / spoor 1 als spoor 2. Pas na afronding van dit onderzoek kan het reintegratiedoel bepaald worden.

Inzet interventie

AD onderzoek

Prognose

Ongewis

Hernieuwde oproep

Na afronding van het AD onderzoek

3.4 Van de spreekuurcontacten bij de bedrijfsarts vanaf 10 oktober 2018 tot en met 15 mei 2019 blijkt uit het door de opvolgende bedrijfsarts ten behoeve van UWV opgestelde verslag van de medische gegevens van 31 mei 2020 en de door de bedrijfsarts overgelegde screenshots van de computergegevens van de betreffende data. De tekst in het verslag wijkt af van de tekst op de sceenshots. Met betrekking tot het consult van 10 oktober 2018 staat op de screenshot de tekst:

W/ PL; FT

S/ Hele medische geschiedenis:

(zie vorige ZM).

Ook bekend met bilaterale kniearthrose en enkelklachten

Nu klachten van scheel zien; ob in AZB; spiertje in linkeroog zou niet functioneren; wordt nu eerst met een proefprisma in het brillengals geprobeerd dit te compenseren.

Verder obv Proot: migraine met aura getriggerd vanuit de nek-spanningshoofdpijn.

Propanolol geen effect. Nu topiramaat; rizatriptan en domperidom

Ook weer klachten van zijn rechterarm/uitstralende pijn; gaat weer naar de rev. arts. Verder een heeft scale van klachten en beperkingen (zie kopie in dossier).

Maakt al gewag van opgelopen hersenschade (?!) tgv het incident van vorig.

Ook brandt hij zijn wgr weer tot opde grond af zoals zijn wgr hem vorige week bij het bedrijfsbezoek heeft afgebrand.

P/ AD naar geschiktheid EW

Goed gesprek wgr/wnr

Het verslag van 31 mei 2020 bevat over dit consult de navolgende (afwijkende) tekst:

Voorgeschiedenis: van 8/8/2017 – 1/1/2018 arbeidsongeschikt geweest na ongeval tijdens het werk. Tegen glazen deur gelopen.

Ook bekend met bilaterale kniearthrose en enkelklachten

Nu klachten van scheel zien; ob in AZB; spiertje in linkeroog zou niet functioneren; wordt nu eerst met een proefprisma in het brillengals geprobeerd dit te compenseren.

Verder obv Proot: migraine met aura getriggerd vanuit de nek-spanningshoofdpijn.

Propanolol geen effect. Nu topiramaat; rizatriptan en domperidom

Ook weer klachten van zijn rechterarm/uitstralende pijn; gaat weer naar de rev. arts. Verder een heeft scale van klachten en beperkingen (zie kopie in dossier).

Heeft nog beperkingen als gevolg van incident in 2017.

W/ projectleider en engineering Ir buro; FT

Hfdz cognitief werk, reizen door benelux; fr en D.

Soms ook in veld actief

Frictie tussen werkgever en werknemer

Beleid:  AD naar geschiktheid EW

Goed gesprek wgr/wnr.

3.5 Van de overige spreekuurcontacten is zonder noemenswaardige wijzigingen melding gemaakt in de medische informatie ten behoeve van UWV. Deze contacten zijn weergegeven als volgt:

07-11-2018 (…)

Heeft heel dossier bij van de afgelopen 10 jaren; allerlei ziekenhuizen en kwalen/onderzoeken. Er is sprake van 3 maal whiplash achtig gebeurtenissen.

Geeft aan dat de relatie met de wgr niet verbeterd is.

Is weer bij de rev arts uit [plaatsnaam] geweest: heeft een SOLK programma voorgesteld.

Bij neuroloog in (…) onlangs botox injecties voor zijn migraine.

Geeft er nu ook cognitief door te zitten.

O/ Praat bijna een halfuur aan 1 stuk door: geen aandacht/concentratie/geheugen beperkingen te duiden

E/ Zeker ook hypochondrie en SOLK naast een aantal reeele klachten.

[Noot college: de woorden “Zeker ook hypochondrie en” zijn in de definitieve tekst op verzoek van klager verwijderd.]

P/ Beleid conform AD onderzoek volgen

Alle med info bij huisarts opvragen

19-12-2018 (…)

S/ werkt nu ca 9 uur per week

P/ Spoor 2 wordt ingezet

20-03-2019 (…)

a. Aangemeld bij [naam instelling] (intake al gehad); 4 mnd wachttijd. Daarom nu ook aangemeld bij (…)

b. Hoofdpijn: Proot: migraine. Onlangs botox injecties.

c. Ook verwezen naar neuroloog (…): voor allerlei neurologische klachten

d. Pijn in rechterarm waarvoor onlangs pijnpoli

e. obv psi. Zou een npo hebben gehad. Sprake van concentratie en verminderd denkvermogen; vermoeidheid

f. Ogen: binnenkort naar (…)

15-05-2019 (…)

S/Volgende week start [naam instelling]

Op 13 juni infiltratie nek pijnpoli: epidural injectie

Spoor 2 loopt.

Enige vooruitgang na injectie cervicaal.

NTrapeziussyndroom, tenniselleboog rechts.

Orocerviaaltherapeut vanwege rinnitus.

Revalidatie: fysio, Tens aangevraagd, therapie vanwege overprikkelde hersens. Nu 3-4 weken.

(…)

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts

4.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij:

a) klager ten onrechte per 1 januari 2018 hersteld heeft gemeld. De bedrijfsarts heeft dit zonder goede motivatie gedaan en geen controle afgesproken op het verloop erna;

b) de klachten en belangen van klager niet voldoende serieus heeft genomen en heeft opgevolgd;

c) een medisch dossier heeft opgebouwd dat onvoldoende is om adequaat te kunnen handelen;

d) niets heeft ondernomen tegen de onheuse behandeling door de werkgever van klager. De bedrijfsarts is zijn belofte om richting de werkgever van klager actie te ondernemen in de vorm van het geven van een gemotiveerd advies met betrekking tot lichamelijke inspanning (fietsen) bij niet-werken, niet nagekomen;

e) zijn belofte om een deskundigenoordeel UWV aan te vragen niet is nagekomen;

f) niet gesteund door de behandelaren van klager zelf ten onrechte de diagnose hypochondrie en SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten) heeft gesteld;

g). stelt dat hij geen deel wil uitmaken van een letselschadedossier maar wel vermeldt dat er letsel is;

h) een slordige rapportage heeft opgesteld met feiten die niet waarheidsgetrouw zijn en die de kwaliteit van het letselschadedossier van klager ondermijnen;

i) het welzijn en herstel van klager nadelig heeft beïnvloed door onoordeelkundig te handelen dan wel niet te handelen;

j) de informatie van de huisarts van klager niet aan het dossier van klager heeft toegevoegd. Als de bedrijfsarts de informatie niet had ontvangen, dan had hij klager daarvan op de hoogte dienen te brengen;

k) bij het nemen van beslissingen de consequenties daarvan niet inschat;

l) een bezoek heeft gebracht aan de werkgever van klager toen de relatie tussen de werkgever en de arbodienst ter discussie stond;

m) klager telefonisch heeft geïntimideerd en hem heeft gepoogd te chanteren;

n) klager valselijk heeft beticht van fraude bij de zorgverzekeraar en de belastingdienst;

o) de klacht niet via de geijkte procedure bij het tuchtcollege wenst af te handelen maar zich hieraan probeert te onttrekken door klager te chanteren;

p) gepoogd heeft klager door angst te laten destabiliseren door hem ten onrechte terugbetaling van de revalidatie en problemen met de belastingdienst in het vooruitzicht te stellen;

q) regelmatig het relaas verdraait en tegen klager keert en zich zodoende als slachtoffer profileert;

r) klager beschimpt als auteur van ‘dit idiote verhaal’;

s) zich beroept op een brief uit het regresschade-dossier van de werkgever van klager waardoor belangenverstrengeling is ontstaan. 

4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de bedrijfsarts met de zorg heeft gehandeld die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college zal hierna de verschillende klachtonderdelen bespreken, waarbij sommige klachtonderdelen vanwege hun onderlinge samenhang gezamenlijk behandeld worden.

 
Klachtonderdeel a): hersteld per 1 januari 2018

5.3 Uit het dossier blijkt dat de bedrijfsarts klager aanvankelijk heeft geadviseerd het rustig aan te doen en zijn werkzaamheden voorzichtig op te bouwen. Dat heeft de bedrijfsarts ook naar de werkgever teruggekoppeld. Vanaf het tweede consult heeft de bedrijfsarts steeds een concreet opbouwschema geadviseerd en met klager besproken. In december 2017 werkte klager inmiddels (ruim) vier dagen en luidde het advies om dat gedurende de maand december 2017 te blijven doen, in de verwachting dat klager op 1 januari 2018 zijn werkzaamheden volledig kon hervatten. Het college acht het niet ongebruikelijk om het opbouwen van de werkzaamheden gefaseerd te laten verlopen. De wijze waarop de bedrijfsarts de opbouw begeleid heeft, is naar het oordeel van het college niet onzorgvuldig. Klager is ook daadwerkelijk per 1 januari 2018 weer volledig aan het werk gegaan en nadien bijna negen maanden volledig aan het werk gebleven. Mede gelet hierop was een controleafspraak na 1 januari 2018 niet aangewezen. Klachtonderdeel a) is op grond van het voorgaande ongegrond.
 

Klachtonderdelen b), c), d), f) en j): klachten niet serieus genomen, dossier niet adequaat opgebouwd, handelwijze rondom advies om te fietsen, “hypochondrie en SOLK naast een aantal reeele klachten”, informatie huisarts

5.4 Deze klachtonderdelen vertonen een onderlinge samenhang, die met name te maken heeft met de dossiervoering door de bedrijfsarts. Deze dossiervoering is naar het oordeel van het college niet altijd even accuraat en correct geweest. De wijze waarop sommige notities zijn geformuleerd kan aanleiding geven tot misverstanden en op onderdelen zelfs de indruk wekken dat de bedrijfsarts de klachten en beperkingen van klager niet volledig serieus nam.

5.5 Zo maakt klager er melding van dat hij was gaan fietsen, maar dat de werkgever van klager daar ten onrechte problemen mee had. De bedrijfsarts geeft aan dat er in medisch opzicht geen bezwaar voor klager was om te fietsen. Omdat de werkgever van klager volgens klager hiermee problemen had, heeft de bedrijfarts toegezegd dit met de werkgever te bespreken. De bedrijfsarts stelt dat hij hieraan gehoor heeft gegeven maar dat hij dit niet in het dossier heeft vastgelegd. De bedrijfsarts heeft naar het oordeel van het college miskend dat een schriftelijke vastlegging in het dossier van zijn opvatting over het fietsen door klager verder ongenoegen tussen klager en zijn werkgever op dit punt in ieder geval had kunnen voorkomen.

5.6 Een ander punt betreft de opgevraagde informatie uit het dossier van de huisarts van klager. De bedrijfsarts zou deze informatie na het consult van 7 november 2018 opvragen. Dat is kennelijk ook gebeurd, want het dossier bevat ook een brief van de huisarts van klager van 30 december 2018 aan de bedrijfsarts, waarin hij de bedrijfsarts (met excuses voor zijn late reactie) de gevraagde informatie heeft toegezonden. De gegevens zijn echter pas op 28 mei 2019 aan het dossier toegevoegd. De bedrijfsarts heeft gesteld dat deze gegevens ook pas in mei 2019 zijn ontvangen na diverse rappels door de arbodienst. Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts in dit verband adequater had moeten handelen door klager eerder te melden dat hij de bij de huisarts opgevraagde informatie maar niet kreeg. Dan had klager die gegevens zelf bij de huisarts kunnen opvragen en aan de bedrijfsarts kunnen overhandigen. Dit had tijd bespaard en misverstanden kunnen voorkomen over de vraag of de informatie van de huisarts nu wel of niet was opgevraagd en in het dossier was opgenomen.

5.7 Op 7 november 2018 heeft de bedrijfsarts in het spreekuurverslag onder andere genoteerd: “E/ Zeker ook hypochondrie en SOLK naast een aantal reeele klachten.” Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij ten onrechte hypochondrie én SOLK heeft vermeld en dat hij SOLK gelijk stelt met niet reële klachten. De bedrijfsarts erkent dat hij de term hypochondrie beter niet had kunnen gebruiken en wijst er verder op dat klager hem zelf verteld heeft dat de revalidatiearts een therapie voor SOLK had voorgesteld, wat ook uit het dossier van de huisarts blijkt. Het college is van oordeel dat de vermelding SOLK in het spreekuurverslag gerechtvaardigd wordt door het feit dat klager van plan was een revalidatieprogramma onder die noemer te volgen. Door tegelijkertijd ook hypochondrie te vermelden en beide termen te plaatsen “naast” reële klachten heeft de bedrijfsarts echter bij klager de indruk gewekt ten minste een deel van diens klachten niet serieus te nemen. In ieder geval kan een dergelijke formulering - ook bij de meer objectieve lezer - tot misverstanden leiden. Een onvoldoende verklaarde klacht is immers niet gelijk te stellen aan een irreeële klacht.

5.8 Op de hiervoor genoemde punten heeft de bedrijfsarts naar het oordeel van het college onvoldoende zorgvuldig gehandeld. In zoverre acht het college de klachtonderdelen b), c), d), f) en j) gegrond.

Klachtonderdeel e): belofte deskundigenoordeel UWV aan te vragen niet nagekomen

5.9 Ter toelichting op dit klachtonderdeel heeft klager gesteld dat tijdens het consult van 10 oktober 2018 ter sprake is gekomen dat er volgens de bedrijfsarts een deskundigenoordeel bij UWV moest worden aangevraagd. Uit de verslagen van dit consult blijkt dit niet. Het college kan dan ook niet vaststellen dat de bedrijfsarts klager hierover een toezegging gedaan heeft, maar acht dit ook niet aannemelijk. De bedrijfsarts kan immers geen deskundigenoordeel aanvragen. Dat kan alleen de werknemer (of de werkgever) doen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdelen g) en h): ondermijning letselschadedossier

5.10 Klager voert aan dat de bedrijfsarts zijn verantwoordelijkheid ontloopt en zichzelf tegenspreekt met betrekking tot de letselschade. In 2017 heeft de bedrijfsarts in de probleemanalyse nog gesproken over “letsel opgelopen bij ongeval”, maar dat heeft hij in de probleemanalyse van 2018 niet gedaan. Het verzoek van klager om de tekst uit 2017 over te nemen in de probleemanalyse van 2018 heeft de bedrijfsarts geweigerd met de mededeling dat voor hem niet vast stond dat de beperkingen van klager voortkomen uit het ongeval. Wel heeft de bedrijfsarts in zijn spreekuurverslag van 10 oktober 2018 vermeld: “Heeft nog beperkingen als gevolg van incident in 2017”. Ten onrechte heeft de bedrijfsarts in datzelfde spreekuurverslag de letselschade als een werkongeval gerapporteerd (“arbeidsongeschikt geweest na ongevaltijdens het werk”), aldus klager.

5.11 De bedrijfsarts voert aan dat hij de bestaande klachten van klager niet kan linken aan het ongeval van augustus 2017. Klager had al twee keer eerder een whiplash opgelopen en er was al veel langer sprake van chronische migraine en chronische spanningshoofdpijn. De bedrijfsarts weet niet of de diagnose NAH (niet aangeboren hersenletsel) is gesteld en door wie. Klager heeft de bedrijfsarts diverse malen gevraagd om op papier te zetten dat er een causaal verband bestond tussen zijn klachten en het ongeval. Dat kon de bedrijfsarts niet doen, omdat hij geen enkel bewijs had voor het bestaan van een causaal verband. Daarvoor moet medisch objectiveerbaar kunnen worden vastgesteld dat de klachten en beperkingen uitsluitend door het ongeval zijn ontstaan en dat is hier geenszins het geval. De bedrijfsarts betwist verder dat de door klager genoemde teksten uit het spreekuurverslag van 10 oktober 2018 door hem zijn geschreven. De medische informatie van 31 mei 2020 is door zijn collega opgesteld. Daarbij heeft zij de verslaglegging van de spreekuren van de bedrijfsarts overgenomen, waarbij ze delen eruit heeft gelaten, maar ook tekst heeft toegevoegd. De bedrijfsarts verwijst hierbij naar de tekstverschillen tussen de medische informatie en het screenshot dat hij heeft overgelegd (zie hiervoor 3.4 bij de feiten).

5.12 Het college is van oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn. Het enkele feit dat klager zich in september 2018 opnieuw ziek heeft moeten melden met gelijke of gelijksoortige klachten als in 2017 betekent nog niet dat deze klachten (nog steeds) aan het ongeval in 2017 moeten worden toegeschreven, te meer aangezien klager ook voor het ongeval al diverse klachten - waaronder soortgelijke klachten - had. De bedrijfsarts heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te weigeren het ongeval als oorzaak van de klachten in 2018 aan te merken. Met betrekking tot het spreekuurverslag van 10 oktober 2018 staat vast, dat de verwoording in de medische informatie van 31 mei 2020 niet van de bedrijfsarts afkomstig is, omdat hij toen al een jaar niet meer bij de begeleiding van klager betrokken was. Er hebben ook duidelijk aanpassingen in de tekst van dat verslag plaatsgevonden. Het college kan op grond daarvan niet vaststellen dat de teksten “Heeft nog beperkingen als gevolg van incident in 2017” en “arbeidsongeschikt geweest na ongevaltijdens het werk” door de bedrijfsarts zijn geschreven.

Klachtonderdelen i) en k): welzijn en herstel van klager nadelig beïnvloed en consequenties van zijn beslissingen niet ingeschat

5.13 Het college kan het handelen van de bedrijfsarts alleen toetsen aan de hand van wat er ten tijde van de begeleiding van klager door de bedrijfsarts bekend was en bekend kon zijn over de aard en de ernst van de beperkingen van klager. Dat deze begeleiding achteraf mogelijk nadelige gevolgen voor klager heeft gehad, valt niet onder de tuchtrechtelijke toetsing. Nu de klachtonderdelen i) en k) de gevolgen van de begeleiding door de bedrijfsarts betreffen, worden deze klachtonderdelen ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel l): een bezoek heeft gebracht aan de werkgever van klager toen de relatie tussen de werkgever en de arbodienst ter discussie stond;

5.14 Dit klachtonderdeel is ongegrond. Het is gebruikelijk voor een bedrijfsarts om (met enige regelmaat) contact te hebben met de werkgever en ook om bedrijfsbezoeken af te leggen. De bedrijfsarts heeft in zijn verweer terecht aangegeven dat zo een beter inzicht kan worden verkregen in de aard van het werk en de arbeidsomstandigheden. Het is ook een mogelijkheid om problemen tussen werkgever en werknemer te bespreken. Zo heeft de bedrijfsarts gezegd dat hij het fietsen door klager, waarop de werkgever commentaar had (klachtonderdeel d), tijdens zo’n bezoek heeft besproken met de werkgever. Dat was daarvoor ook een goede gelegenheid.

Klachtonderdelen m), n), o), p), q) en r): telefonische intimidatie/chantage en e-mail  

5.15 In de aanvullende klacht heeft klager aangevoerd dat hij op 19 december 2021 een anoniem telefoontje kreeg. Hij werd geïntimideerd en gechanteerd, beticht van fraude en gesommeerd zijn klacht in te trekken. Klager heeft de bedrijfsarts hierover een e-mail gezonden op 22 december 2021, waarop de bedrijfsarts diezelfde dag heeft gereageerd met de tekst: “Ik heb geen idee waarover u het hebt. U beschuldigt mij bij de tuchtraad van allerlei zaken die onwaar zijn en die ik kan weerleggen. En nu komt u weer met dit idiote verhaal. Wilt u mij niet meer lastig vallen!” De bedrijfsarts heeft in het aanvullend verweerschrift en ter zitting uitdrukkelijk betwist dat hij klager op 19 december 2021 gebeld heeft. Ter zitting heeft de bedrijfsarts ook een toelichting gegeven op de reden voor en inhoud van zijn e-mail van 22 december 2021.

5.16 Het college kan op grond van de - elkaar tegensprekende - verklaringen van partijen niet vaststellen dat de bedrijfsarts het telefoongesprek met klager op 19 december 2021 heeft gevoerd. Het ligt op de weg van klager aanknopingspunten aan te dragen ter onderbouwing van zijn stelling en hij is daarin onvoldoende geslaagd. Klager heeft het college ter zitting gevraagd om gegevens bij de telefoonprovider op te vragen, maar gelet op het ontbreken van voldoende aanknopingspunten ziet het college daartoe geen aanleiding. De klachtonderdelen over (de inhoud van) het (vermeende) telefoongesprek worden ongegrond verklaard.

5.17 Ook de klachtonderdelen over de e-mail van 22 december 2021 van de bedrijfsarts zijn ongegrond. De toonzetting van de e-mail is weinig fraai, maar naar het oordeel van het college van onvoldoende gewicht voor een te maken tuchtrechtelijk verwijt. Daarbij houdt het college er rekening mee dat klager met forse aantijgingen kwam die klager onvoldoende heeft weten te onderbouwen. 

Klachtonderdeel s): beroep op brief uit regresschade dossier

5.18 De eigenaar van de winkeldeur waar klager tegenaan is gelopen, is door de werkgever aangesproken met een regresvordering. De bedrijfsarts heeft bij zijn verweer tegen de (oorspronkelijke) klacht een brief overgelegd van 11 juli 2019 van de medisch adviseur van de verzekeraar van die eigenaar. Klager beklaagt zich hierover - voor zover het college uit de aanvullende klacht begrijpt - omdat hij meent dat de bedrijfsarts deze brief (van een vertegenwoordiger van zijn tegenpartij) niet zou moeten kennen.

5.19 De bedrijfsarts doet een beroep op deze brief in het kader van een tuchtrechtelijk verwijt dat klager hem maakt. Ook als de bedrijfsarts (anders dan hij stelt) de betreffende brief niet van klager zelf zou hebben ontvangen, valt niet in te zien dat de bedrijfsarts een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken dat hij hiervan in zijn verdediging in een tuchtprocedure gebruik maakt jegens klager. Dat zou eerst anders kunnen zijn als de bedrijfsarts op onrechtmatige wijze in het bezit van deze brief zou zijn gekomen, wat niet is gesteld of gebleken. Om die reden acht het college ook dit klachtonderdeel ongegrond.


Slotsom en maatregel

5.20 Omdat de klachtonderdelen b), c), d), f) en j) gedeeltelijk gegrond zijn, moet het college bepalen of een maatregel wordt opgelegd en zo ja welke. Het college is van oordeel dat de geconstateerde onzorgvuldigheden van een zodanig gewicht zijn, dat niet kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel. De maatregel van een waarschuwing wordt als passend en geboden beschouwd.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart deklachtonderdelen b), c), d), f) en j) gegrond voor zover dat hiervoor is overwogen;
  • legt de bedrijfsarts de maatregel op van een waarschuwing;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door T. Zuidema, voorzitter, M.J.H.A. Venner-Lijten, lid-jurist,
J.C.F. Schellekens, P.E. Rodenburg en R.P.J. Ansem, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.