ECLI:NL:TGZRAMS:2023:151 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4953

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:151
Datum uitspraak: 09-06-2023
Datum publicatie: 09-06-2023
Zaaknummer(s): A2022/4953
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Kennelijk niet-ontvankelijke klacht tegen een huisarts. Klager en verweerster hebben een vriendschappelijke relatie gehad. Kort samengevat verwijt klager verweerster dat zij zich grensoverschrijdend heeft gedragen en haar beroep van huisarts heeft ingezet in de privérelatie van partijen en daarmee heeft misbruikt. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Klager is geen patiënt (geweest) van verweerster en verweerster heeft niet in haar hoedanigheid van huisarts, maar als een vriendin bemoeienis gehad met klager. Tussen partijen is wel gesproken over de mogelijkheid dat klager patiënt zou worden van verweerster, maar uit de feiten blijkt dat zij klager na een paar dagen heeft laten weten daar toch van af te zien en dat klager daarmee heeft ingestemd. Weliswaar heeft verweerster aan klager eenmalig een recept uitgeschreven, maar dit heeft in het licht van hulpverlening in de privésfeer plaatsgevonden en niet in het kader van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Ook zijn de handelingen in de privésfeer waar klager over klaagt niet van zodanige ernst dat zij voor toetsing onder de tweede tuchtnorm in aanmerking komen. Noch is er sprake van handelen dat zijn weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 9 juni 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam in D,

verweerster,

gemachtigde: mr. J.T.E. Vis, werkzaam in Amsterdam.
 

1. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?

1. Klager en verweerster hebben een vriendschappelijke relatie gehad. Kort samengevat verwijt klager verweerster dat zij zich grensoverschrijdend heeft gedragen en haar beroep van huisarts heeft ingezet in de privérelatie van partijen en daarmee heeft misbruikt. Verweerster stelt dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen, omdat de klacht gaat over haar handelen als privépersoon en er geen sprake is van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.

2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 30 september 2022;
  • het verweerschrift met de bijlage(n);
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 4 januari 2023;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 6 februari 2023;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 7 februari 2023, met bijlage.

2. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. Wat is er gebeurd?

3. Partijen hebben elkaar leren kennen op een sportclub en twee à drie jaar geleden is er een vriendschappelijke relatie ontstaan.
 

4.  In de avond/nacht van 15 op 16 augustus 2022 is klager, na een ruzie met zijn echtgenote waarbij hij verwondingen had opgelopen, naar de woning van verweerster gegaan en heeft daar in de logeerkamer overnacht. Hij heeft verweerster verteld dat hij door zijn echtgenote was bedreigd en mishandeld. Verweerster heeft met instemming van klager foto’s gemaakt van de verwondingen. Klager heeft de woning van verweerster in de ochtend van 16 augustus 2022 weer verlaten. Partijen hebben de volgende dag de mogelijkheid besproken dat klager patiënt zou worden in de huisartsenpraktijk van verweerster en een afspraak gemaakt op de praktijk van verweerster op 25 augustus 2022. Ook heeft verweerster aan klager een recept voor mirtazapine voorgeschreven.
 

6. Per e-mail van 19 augustus 2022 heeft verweerster aan klager het volgende bericht (citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):

“Beste [voornaam klager],
Bij deze wil ik laten weten dat het me beter lijkt de kennismaking op mijn praktijk op 25 augustus te annuleren. Ik heb erover nagedacht en het met een collega uit de intervisie besproken; het lijkt me niet correct als je patiënt bij me zou worden. (…) Als je wilt kan ik contact opnemen met een collega huisarts in B of je daar als patiënt terecht kan op korte termijn.
Aangezien je niet bij je eigen huisarts terecht kon en je klachten ernstig zijn voelde ik me wel verplicht om je wat advies en medicatie te geven, ik hoop dat dit enigszins behulpzaam was. Het belangrijkste is dat je hebt erkend dat je een probleem hebt en het geen zin heeft op deze manier door te modderen. Ik wil jou en je naasten veel sterkte wensen in deze,
(…)”

 

9. Klager heeft hier per e-mail van 20 augustus 2022 als volgt op gereageerd:

Beste [voornaam verweerster],
Dank voor je tijd, mail en uitgebreide toelichting.
Mijn verzoek is eventuele notities te verwijderen i.v.m. privacy en ook niet verder te bespreken.
(…)
Je recept heb ik ontvangen maar nog niet kunnen halen. Deze zal ik vernietigen en als niet verzonden beschouwen.
(…)
Ik wilde afgelopen week in een veilige setting mijn verhaal doen, gezien je professionele achtergrond en daar dank ik je nogmaals voor.
(…)”.

13. Nadien heeft klager het telefoonnummer van verweerster geblokkeerd, een ander telefoonnummer genomen en kon verweerster geen contact meer met hem krijgen. Op 9 september 2022 heeft verweerster via LinkedIn contact gezocht met een nicht van klager. In het betreffende bericht heeft zij geschreven:
“Verzoek om contactgegevens
(…) Ik ben op zoek naar mogelijke familieleden van
[klager] (…). We willen als vrienden van de [sport] een verassingsfeest organiseren en het leek ons leuk als zijn ouders daarbij kunnen zijn. Maar we hebben helaas niet de contactgegevens van zijn familie vandaar dat we het zo proberen. (…) ”.
Met van de nicht verkregen informatie heeft verweerster contact opgenomen met de ouders van klager, waarbij over de privésituatie van klager is gesproken.
 

18. Later in september 2022 heeft verweerster klager uitgenodigd om langs te komen op haar praktijk voor een gesprek. Klager is hier niet op ingegaan.
 

24. Vervolgens heeft verweerster, ook nog in september 2022, telefonisch een melding gedaan bij Veilig Thuis van mogelijk huiselijk geweld tussen klager en zijn echtgenote.

4. De klacht en de reactie van verweerster

4. Klager verwijt verweerster, kort samengevat, dat zij:

4. klager heeft aangenomen als patiënt in haar huisartsenpraktijk en dit vervolgens weer heeft ingetrokken;

5. klager medicatie (mirtazapine) heeft voorgeschreven;

7. ongevraagd contact heeft gezocht met de ouders van klager en met hen over (de vermeende onveilige situatie van) klager heeft gesproken;

10. klager op haar huisartsenpraktijk heeft uitgenodigd voor een gesprek en daarmee werk en privé heeft vermengd;

14. dagelijks langs de woning van klager is gereden;

19. ongewenst contact is blijven zoeken met klager;

25. een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis.
 

2. Verweerster heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft verweerster verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

3. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
 

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid

5.1 Verweerster heeft naar voren gebracht dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht, omdat de klacht gaat over haar handelen als privépersoon, niet als huisarts, en omdat er geen sprake is van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Kennelijk wil in dit verband zeggen dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek of het stellen van vragen aan partijen.

De eerste tuchtnorm

5.2 De eerste tuchtnorm (artikel 47 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)) gaat over verleende zorg met betrekking tot een patiënt (en diens naasten). Als eerste moet daarom worden beoordeeld of er tussen partijen sprake is geweest van zorg binnen een arts-patiëntrelatie.
 

5.3 Van dergelijke zorg van verweerster aan klager is niet gebleken. Klager is geen patiënt (geweest) van verweerster en verweerster heeft naar het oordeel van het college niet in haar hoedanigheid van huisarts, maar als een vriendin bemoeienis gehad met klager. Tussen partijen is wel gesproken over de mogelijkheid dat klager patiënt zou worden van verweerster, maar uit de feiten blijkt dat zij klager na een paar dagen heeft laten weten daar toch van af te zien. Klager heeft daarmee ingestemd door begrip te tonen voor dit standpunt van verweerster en haar te laten weten dat hij geen gebruik zou maken van het door verweerster uitgeschreven recept en dat hij dit zou vernietigen. Daarmee is duidelijk dat het is gebleven bij een voornemen om klager patiënt te laten worden van verweerster, waarop is teruggekomen voordat het was uitgevoerd. Het is zorgvuldig te noemen dat verweerster hierover in intervisie overleg heeft gevoerd met een collega.
 

5.4 Zoals verweerster zelf heeft erkend zou het beter zijn geweest als zij het recept voor de mirtazapine niet zou hebben uitgeschreven voor klager. Hij was echter de avond/nacht ervoor met verwondingen naar de woning van verweerster, als een vriendin van hem, gekomen. Dat brengt mee dat het voorschrijven van het recept geacht moet worden in het licht van hulpverlening in de privésfeer te hebben plaatsgevonden, zoals verweerster in haar e-mail aan klager van 19 augustus 2022 heeft geschreven, en niet in het kader van een geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen verweerster als huisarts en klager als patiënt. Nu het voorschrift bovendien niet heeft geresulteerd in het gebruik van medicatie is er uiteindelijk geen sprake geweest van zorg in het kader van een behandelrelatie.
 

5.5 De eerste tuchtnorm is daarom niet van toepassing op deze klacht.
 

De tweede tuchtnorm

5.6 Handelingen van een BIG-geregistreerde die in de privésfeer plaatsvinden kunnen in bepaalde gevallen wel worden getoetst aan de tweede tuchtnorm van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet BIG. Daarbij gaat het om handelen of nalaten buiten een behandelrelatie in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.
 

5.7 Verweerster heeft aangevoerd dat zij steeds gehandeld heeft als een vriendin van klager en met het oog op zijn belang. Het contact met de familieleden van klager heeft zij gezocht uit zorg om hem, omdat zij na 20 augustus 2022 geen contact meer met hem kon krijgen, hij zich terugtrok uit het sociale leven en zij niet wist wat er aan de hand was. Dit heeft zij niet in haar hoedanigheid van huisarts gedaan. De uitnodiging voor een gesprek op haar praktijk heeft zij gedaan nadat klager en zijn echtgenote haar hadden verzocht de onder 3.2 bedoelde foto’s te verwijderen. Zij wilde nagaan of dit daadwerkelijk de wens van klager was. Volgens verweerster is ook de tweede tuchtnorm niet van toepassing.
 

5.8  In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat per 1 april 2019 leidde tot de hiervoor genoemde (nieuw geformuleerde) tweede tuchtnorm, is de beoogde invulling van die norm toegelicht: “De wijziging beoogt te verduidelijken dat het tuchtrecht tevens van toepassing is in de volgende situaties. (…) als een BIG-geregistreerde in de privésfeer of in de hoedanigheid van een ander beroep dan waarvoor hij is geregistreerd zich schuldig maakt aan misdragingen van dien aard en ernst dat hij een gevaar voor patiënten vormt of het vertrouwen in de beroepsbeoefening ernstig schaadt. Hier moet gedacht worden aan levens-, gewelds-, en zedendelicten, zoals seksueel misbruik of ernstige mishandeling.” (Kamerstukken II, 2016/17, 34629, 3 (MvT), p. 22).
Het college merkt op dat ook minder ernstig handelen buiten een behandelrelatie, maar wel in de hoedanigheid van het beroep waarvoor een zorgverlener BIG-geregistreerd is, onder de tweede tuchtnorm kan vallen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het op verzoek van iemand afgeven van een (medische) verklaring over een derde die niet is onderzocht, of over een onderwerp dat niet tot het deskundigheidsgebied of de bevoegdheid van de zorgverlener behoort. In ieder geval moet het handelen zijn weerslag hebben op het belang van de individuele gezondheidszorg.
 

5.9 In dit licht oordeelt het college dat het handelen van verweerster, zoals dat blijkt uit de stukken, niet voor toetsing onder de tweede tuchtnorm in aanmerking komt. Daarvoor is het volgende van belang.

5.10 Het is duidelijk dat het bezoek van klager aan verweerster in de avond van 15 augustus 2022 heeft plaatsgevonden in het kader van de vriendschappelijke privérelatie tussen partijen. In het mondelinge vooronderzoek heeft klager verklaard dat hij zich tot verweerster heeft gewend omdat zij een vriendin was, niet als arts. Dit is volgens verweerster ook zo en gezien het tijdstip en de locatie van het bezoek ligt dit ook voor de hand. Verweerster heeft die avond dus niet gehandeld als huisarts. Dat verweerster als vriendin klager heeft opgevangen is – uiteraard – geen misdraging zoals in de tweede tuchtnorm bedoeld.

5.11 Gelet op de zorgen die verweerster na de onder de feiten beschreven gebeurtenissen had over klager als een vriend van haar, is ook het feit dat zij de nicht van klager en zijn ouders heeft benaderd en dat zij uiteindelijk een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis niet zo ernstig dat dit onder de tweede tuchtnorm moet worden getoetst. Dat zou anders kunnen zijn als zij daarbij haar functie als huisarts zou hebben gebruikt (of misbruikt) om informatie over klager te krijgen via zijn familieleden en om haar melding bij Veilig Thuis meer kracht bij te zetten. Daarvan is echter niet gebleken. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerster zich nadrukkelijk heeft gepresenteerd als arts. Integendeel, zij heeft in het bericht aan de nicht van klager geschreven dat zij met klager bevriend is via de sportclub. Daaraan doet niet voldoende af dat uit haar LinkedIn-account blijkt dat zij (ook) huisarts is, omdat zij hiervan in haar bericht aan de nicht geen melding heeft gemaakt. Verweerster heeft tijdens het mondelinge vooronderzoek verklaard dat zij bij het doen van de telefonische melding bij Veilig Thuis heeft gezegd dat zij nooit eerder zoiets ernstigs had gezien, “en dat als huisarts”. Ook dat maakt nog niet dat zij de melding in haar hoedanigheid van huisarts heeft gedaan. De vermelding dat zij (ook) huisarts is, was op zichzelf niet onwaar en zij behoefde dit ook niet te verzwijgen. Verweerster heeft hiermee dan ook de grens van wat behoorlijk is niet overschreden.

5.12 Dat verweerster ongevraagd contact zou hebben gezocht met klager en langs zijn huis zou zijn gereden moet naar het oordeel van het college ook worden bezien in het licht van de voormelde, niet onbegrijpelijke zorgen van verweerster over klager. Die vloeiden voort uit de gebeurtenissen in de avond/nacht van 15 op 16 augustus 2022 in het kader van de bestaande vriendschappelijke relatie, die klager op dat moment (nog) niet had verbroken. Bovendien zijn ook dat geen handelingen van zodanige ernst dat zij voor toetsing onder de tweede tuchtnorm in aanmerking komen.
 

5.13 Zoals hiervoor overwogen had verweerster beter geen medicatie aan klager kunnen voorschrijven, nu zij niet zijn huisarts was. Dat zij dit eenmalig wel heeft gedaan, waarbij klager – zelf ook zorgverlener – deze medicatie niet heeft afgehaald, is in het licht van de geschetste omstandigheden en de behoefte die verweerster kennelijk en begrijpelijkerwijs voelde om klager te helpen, niet zo ernstig dat verweerster zich hiervoor onder de tweede tuchtnorm moet verantwoorden.

5.14 Ook is niet gebleken dat het handelen van verweerster weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg, zoals vereist is voor toepasselijkheid van de tweede tuchtnorm. Klager heeft dit belang alleen onderbouwd vanuit zijn persoonlijke perspectief. Uit wat hiervoor is overwogen blijkt dat tussen partijen geen sprake is geweest van (individuele) gezondheidszorg. Ook is niet gebleken dat de zorg voor patiënten van verweerster in het geding is gekomen. Dit is dan ook geen zaak voor de tuchtrechter.
 

5.15 Het college zal beslissen dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.
 

6. De beslissing

De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.
 

Deze beslissing is gegeven op 9 juni 2023 door N.B. Verkleij, voorzitter, A. Medema en A.H.M. van den Nieuwenhof, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.