Zoekresultaten 531-540 van de 13037 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5217

    Klacht tegen een huisarts die tijdens de dienst op de huisartsenpost klachten van patiënte onvoldoende serieus zou hebben genomen. De klacht is ongegrond. Hij heeft zorgvuldig gehandeld door de situatie als niet-acuut en niet-levensbedreigend te beoordelen en patiënte te adviseren zich de volgende dag wederom tot haar huisarts te wenden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5578

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts is door ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts om de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren. Er is beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie is navolgbaar en niet onjuist. Aangezien klager geen stukken uit de referteperiode had aangeleverd heeft de verzekeringsarts terecht geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5275

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De gz-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het college acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1803

    Klacht tegen een internist. Klaagster klaagt over de wijze waarop haar begin december 2016 overleden echtgenoot (hierna: de patiënt) is behandeld. De internist is werkzaam in het ziekenhuis waar de patiënt is behandeld. Eind november 2016 meldde patiënt zich in de avond bij de SEH van het ziekenhuis en werd hij opgenomen onder verdenking van een longontsteking dan wel een galblaasontsteking. De beklaagde internist was toen de dienstdoende internist. Zij heeft in overleg met de patiënt besloten om onder andere te starten met antibiotica en het toedienen van vocht via een infuus. De volgende ochtend was bloed bij urine aanleiding om de antistolling te stoppen. De internist heeft na lichamelijk onderzoek besloten een longarts te vragen te patiënt te beoordelen. Ook is een chirurg om advies gevraagd. Patiënt heeft in de avond toch eenmalig 0,4 mg Fraxiparine toegediend gekregen door de verpleging. Klaagster verwijt de internist dat zij bloedverdunners aan de patiënt heeft voorgeschreven zonder eerst de trombosedienst of de longarts te raadplegen, en dat zij een bloed verdunnend middel heeft laten toedienen, onder weigering van de patiënt zelf en onder protest van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond vanwege het ontbreken van persoonlijke verantwoordelijkheid van de internist. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5096

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klaagster is, na aanhoudende klachten aan haar rechterschouder na een ongeval in 2009, in 2012 geopereerd aan haar sleutelbeen. Ook hierna hield zij schouderklachten en heeft zij nog meerdere onderzoeken en behandelingen ondergaan. In 2019 heeft klaagster, in het kader van een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis, de rechtbank verzocht om een deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de in 2012 uitgevoerde operatie. Hierop is verweerder als deskundige benoemd. Verweerder heeft onderzoek verricht en op basis daarvan een rapport opgesteld. Concluderend acht hij de operatie in 2012 lege artis uitgevoerd. Klaagster maakt verweerder meerdere verwijten over zijn onderzoek en het door hem opgestelde rapport. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4972

    Klacht tegen chirurg. Klaagster heeft in 2009 een auto-ongeval gehad. Vanwege aanhoudende schouderklachten rechts en na diverse onderzoeken is zij in 2012 door verweerder geopereerd. Klaagster meent dat de chirurg niet de juiste operatie heeft uitgevoerd en maakt hem hierover diverse verwijten. Ook verwijt zij hem dat hij onjuiste declaraties heeft gedaan en dat een eerder geplande operatie niet is doorgegaan. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:147 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1758

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager heeft in juli 2019 in het kader van een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering een gezondheidsverklaring ingevuld. In november 2019 is de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij de verzekeringsmaatschappij waar de verzekeringsarts aan verbonden is als medisch adviseur ingegaan. In november 2020 heeft klager zich ziek gemeld en een beroep op de verzekering gedaan. De verzekeringsarts heeft een acceptatie-advies uitgebracht. In dit advies heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat klager de verzekeringsmaatschappij niet volledig heeft geïnformeerd in de door hem ingevulde gezondheidsverklaring. In 2021 heeft de verzekeringsmaatschappij de verzekering beëindigd en de arbeidsongeschiktheidsclaim met terugwerkende kracht afgewezen. Klager klaagt over de inhoud en de wijze van totstandkoming van het advies van de verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5361

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij bij haar op 14-jarige leeftijd een labia reductie heeft uitgevoerd zonder adequate informatieverstrekking voorafgaand aan de operatie.  Ook klaagt zij over de uitvoering van de operatie en de dossiervoering. Klaagster wenste deze labia reductie vanwege lichamelijke klachten en om esthetische redenen.  Op grond van het toepasselijke Modelprotocol Labiumreductie had de plastisch chirurg voor psychologische counseling moeten zorgdragen, hetgeen niet heeft plaatsgevonden.  Van de informatieverstrekking aan klaagster heeft de plastisch chirurg voorafgaand aan de operatie geen aantekeningen gemaakt waardoor het college niet kan vaststellen welke informatie de plastisch chirurg voorafgaand aan de operatie heeft gegeven.  De dossiervoering in de eigen praktijk van de plastisch chirurg bestond ten tijde van de operatie uit een Word document van één A-4tje. Nu niet te achterhalen is wanneer deze aantekeningen zijn gemaakt en/of er wellicht op enig moment aanvullingen of wijzigingen in zijn aangebracht, is van adequate dossiervoering geen sprake. Het college kan niet vaststellen dat de operatie onjuist is uitgevoerd. De overige klachten zijn ongegrond. Gegeven de aard van de tuchtrechtelijke fouten en de gegeven omstandigheden, waaronder een kwetsbare minderjarige patiënt, zal het college de maatregel van berisping opleggen. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:148 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1591

    Klacht tegen een vrijgevestigde gz-psycholoog die naast haar werkzaamheden binnen de basis GGZ in opdracht van een gezondheidsmanagementorganisatie werknemers met psychische klachten begeleidt bij hun arbeidsre-integratietraject. Klaagster is uitgevallen op haar werk in verband met psychische klachten. Zij heeft behandelsessies bij de gz-psycholoog gehad. De klacht houdt in dat de gz-psycholoog de door haar opgestelde verslagen niet zonder deze met klaagster te bespreken en zonder haar toestemming naar de organisatie had mogen sturen en de organisatie deze vervolgens ook niet had mogen doorsturen naar de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:246 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5407

    Deels gegronde klacht tegen een chirurg. Klaagster is over de informatie en de gemaakte afspraken voorafgaand aan en na de operatie (laporoscopie) niet tevreden. Ook over de nazorg en het resultaat van de operatie is zij niet tevreden. De chirurg heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij klaagster voorafgaand aan de operatie adequaat heeft geïnformeerd over het operatieplan respectievelijk dat hij direct na de operatie klaagster adequaat heeft geïnformeerd over het operatiebeloop. Voor zover uit de door hem gemaakte summiere aantekeningen iets is af te leiden over de door hem gegeven informatie, steunen deze zijn stelling dat hij klaagster heeft geïnformeerd over de (voorgenomen) gefaseerde aanpak niet. De klacht is in zoverre gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het college is voor wat betreft de op te leggen maatregel van oordeel dat in dit geval mede gelet op de omstandigheden als maatregel passend is een waarschuwing als zakelijke terechtwijzing dat het qua informatieverstrekking niet goed is gegaan en dat de chirurg bij een volgende gelegenheid anders moet handelen. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing.