Zoekresultaten 13051-13060 van de 13835 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0788 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 045/2010

    Klacht tegen SCEN-arts, die van oordeel is dat niet (meer) kan worden gesproken van ondraaglijk lijden. Het komt met enige regelmaat voor dat tussen het definitief uitspreken van de euthansiewens door de patiënt en de komst van de SCEN-arts een verandering in de toestand van de patiënt is opgetreden in die zin dat deze niet meer aanspreekbaar is omdat zijn bewustzijn is verlaagd. Anders dan klaagster wellicht meent, is deze conclusie van verweerster er niet op gebaseerd dat de echtgenoot van klaagster zijn duurzame wens om te sterven niet meer kon uiten, maar op het gegeven dat hij door zijn verlaagde bewustzijn de pijn niet meer ervoer. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0786 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 006/2009

    Klacht tegen huisarts. Klaagster was ongeveer 31 weken zwanger toen zij belde met verweerder. Deze bood aan klaagster te zien op het spreekuur maar weigerde een visite af te leggen. Klaagster is de volgende dag naar het ziekenhuis gegaan waar na onderzoek is geconstateerd dat er sprake was van het HELLP-syndroom. Na een keizersnede is dezelfde ochtend de dochter van klaagster geboren. Deze heeft enkele dagen na de geboorte een hersenbloeding gekregen. Het college is van oordeel dat verweerder tijdens het telefonisch consult onvoldoende heeft uitgevraagd naar de aard van de klachten en te snel heeft geconcludeerd dat sprake was van reflux. Verweerder had niet mogen volstaan met het zonder meer weigeren van een visite. Het enkele feit dat klaagster een week geleden nog wel naar het ziekenhuis kon gaan maakt niet dat aangenomen kon worden dat zij nu ook wel naar de praktijk kon komen. Verweerder had dit verder met haar moeten bespreken teneinde te bezien waarom zij zich daartoe niet in staat achtte en met haar moeten onderzoeken wat voor haar wel mogelijk was teneinde gezien te worden door een arts. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0787 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 004/2010

    Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een waarnemend huisarts omdat hij heeft gemist dat zij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap had. Verweerder heeft op basis van een telefonisch overleg met klaagster als diagnose gesteld dat er sprake was van mennorragie en daarvoor medicijnen voorgeschreven. De klacht behelst dat verweerder haar ten onrechte niet heeft onderzocht en dat hij medicijnen heeft voorgeschreven die niet werkten. De klacht is gegrond. Klaagster viel formeel gezien niet onder de waarneemdienst van verweerder, maar nu hij haar blijkens zijn handelen als patiente heeft geaccepteerd en hij haar niet heeft terug verwezen naar de waarnemend huisarts waaronder zij viel, dient zijn handelen aan de gebruikelijke normen getoetst te worden. Verweerder heeft tijdens het telefonisch consult onvoldoende uitgevraagd naar de aard en oorzaak van de klachten. Gegeven de aard van de klachten en de leeftijd van klaagster had verweerder rekening moeten houden met een mogelijke miskraam en zijn vragen zo moeten stellen dat er meer duidelijkheid kwam over de vraag of er mogelijk sprake was van een zwangerschap. De door klaagster geuitte klachten, rechtvaardigden voorts zondermeer dat zij door verweerder gezien zou worden, danwel dat zij naar een specialist was doorgezonden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0781 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/264

    Klaagster, bij wie tijdens de zwangerschap de diagnose pre-eclampsie is gesteld, verwijt de gynaecoloog –kort samengevat- dat hij zowel tijdens de zwangerschap als na de bevalling is tekortgeschoten in de zorg die zij van hem mocht verwachten. De gynaecoloog heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college heeft de klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0782 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/372

    Klaagster verwijt de gynaecoloog –kort samengevat- dat zij haar verzoek tot een keizersnede heeft genegeerd, dat zij klaagster niet heeft geïnformeerd over risico’s van een vaginale bevalling na een eerdere keizersnede, en dat zij tijdens de bevalling niet tijdig heeft ingegrepen, met als gevolg dat klaagsters zoontje is overleden. Klaagster verwijt de gynaecoloog voorts dat zij heeft toegestaan dat een arts-assistent de bevalling heeft verricht. De klacht heeft voorts betrekking op de dossiervoering en de nazorg. De klacht is gedeeltelijk gegrond bevonden en het college heeft de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0783 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/222

    Klager verwijt huisarts dat hij inadequaat heeft gereageerd op de oog- en buikklachten door hem niet tijdig te verwijzen naar het ziekenhuis voor nader onderzoek. De arts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college oordeelde dat er geen sprake was –gegeven de omstandigheden- van een aanmerkelijke en verwijtbare vertraging in het beleid van de huisarts. De klacht is afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0784 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/065

    Klager verweet de psychiater dat hij onzorgvuldig onderzoek had verricht, onvoldoende informatie had opgevraagd bij de behandelende sector, klager vooraf geen inzage had geboden in de conceptrapportage, en onnodig grievende opmerkingen en onjuiste conclusies in de rapportage had neergelegd. De psychiater heeft de klacht betwist. Het college achtte de klacht grotendeels gegrond en heeft de psychiater de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0785 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/341

    Klaagster verweet de huisarts dat hij te lang had vastgehouden aan de diagnose spanningshoofdpijn, klaagster een adequate behandeling had onthouden door haar niet te verwijzen naar een specialist, onvoldoende kennis had genomen van het patiëntendossier, en voorts ernstig is tekortgeschoten in de zorg jegens klaagster met fatale gevolgen. De huisarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college achtte de eerste drie klachtonderdelen ongegrond. Het vierde klachtonderdeel achtte het college gegrond. Het college oordeelde dat de huisarts –toen klaagster opnieuw de assistente in verwarde toestand belde- onmiddellijk het verband met de hoofdpijnklachten had moeten maken in plaats van te denken aan een paniekaanval. Hij had klaagster op zijn minst genomen zelf te woord moeten staan om zelfstandig te onderzoeken wat er aan de hand was. Het college heeft de huisarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0775 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 165a

    Klager verwijt de uroloog dat hij zonder preventieve antibiotica toediening een cystoscopie heeft uitgevoerd met als gevolg een urineweginfectie, uitmondend in een urosepsis, hoge koorts en een spoedopname in het ziekenhuis. Het College wijst de klacht af.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0776 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 H 156

    Klager verwijt de psychiater dat zij hem niet heeft geïnformeerd over het onderzoek van zijn dochter en dat het onderzoeksrapport zonder toestemming is doorgezonden. Het College verklaart een onderdeel van de klacht gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.