Zoekresultaten 561-570 van de 12920 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:148 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5170

    Klacht tegen een gynaecologisch oncoloog kennelijk ongegrond. De klacht gaat over de behandeling van klaagster in 2016. Klaagster verwijt verweerder dat hij voor de operatie niet haar hele medische dossier heeft opgevraagd, waaronder de brief waar op staat dat zij gen-draagster is. Hierdoor is zij voor een tweede keer geopereerd terwijl het niet nodig was. Het college oordeelt dat verweerder binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven en dat hij heeft gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend arts.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:149 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5172

    Klacht tegen gynaecoloog kennelijk ongegrond. De klacht gaat over de behandeling van klaagster in 2013. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij voor de operatie niet haar hele medische dossier heeft opgevraagd, waaronder de brief waar op staat dat zij gen-draagster is. Hierdoor zijn haar eierstokken en eileiders verwijderd, terwijl het niet nodig was. Het college oordeelt dat verweerder binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven en dat hij heeft gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend gynaecoloog.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:123 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1733

    Klacht tegen huisarts. De huisarts is door de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster gevraagd om een medisch advies uit te brengen over de stelling van klaagster dat zij in haar woning is blootgesteld aan bepaalde stoffen, als gevolg waarvan zij blijvende longklachten zou hebben opgelopen. De verzekeraar wilde op basis van het advies een inschatting maken of een door klaagster aan te spannen civiele procedure tegen de verhuurder van de woning een kans van slagen had. Klaagster klaagt er over dat de adviezen van de huisarts niet op zorgvuldige en deskundige wijze tot stand zijn gekomen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege ziet geen reden om aan de deskundigheid van de arts te twijfelen, maar komt wel tot het oordeel dat de huisarts bij het aan zijn adviezen ten grondslag liggende onderzoek op bepaalde onderdelen niet met de vereiste zorgvuldigheid te werk is gegaan. Klachtonderdeel 1 is in zoverre gegrond. Het Centraal Tuchtcollege ziet af van de oplegging van een maatregel (art. 69, vierde lid, wet BIG).

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/5259

    H2023/5259De verpleegkundige, destijds werkzaam in een forensisch-psychiatrische instelling, heeft gedurende drie maanden een intieme persoonlijke relatie onderhouden met een patiënt van wie zij persoonlijk begeleider was. De verpleegkundige sprak buiten de kliniek met de patiënt af en zij wist dat de patiënt drugs en telefoons de instelling inbracht, maar meldde dit niet bij het behandelteam. Met haar handelen werkte de verpleegkundige mee aan het schenden van tbs-voorwaarden door de patiënt, terwijl zij wist dat dit grote gevolgen kon hebben. Ook deelde de verpleegkundige informatie uit de (medische) dossiers van medepatiënten met de patiënt. De verpleegkundige is sinds februari 2023 niet meer ingeschreven in het BIG-register, omdat zij de termijn voor herregistratie heeft laten verlopen.Het college komt tot het oordeel dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en legt de maatregel op van ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:117 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1795

    Klacht tegen psychiater. De psychiater heef op verzoek van het UWV een rapport opgesteld over klaagster. Het onderzoek betreft een vraagstelling ter beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid van klaagster. Klaagster verwijt de psychiater dat 1. het rapport geen peildatum noemt voor de beoordeling, waardoor het rapport niet zorgvuldig en begrijpelijk is, 2. de bij de aanvraag meegezonden medische stukken waarnaar wordt verwezen niet worden vermeld, waardoor het rapport niet inzichtelijk is, 3. uit het rapport niet blijkt welke validatietests zijn gebruikt en 4. de psychiater gezien de hoge score van de gebruikte SIMS-validatietest niet de conclusie had mogen trekken dat er sprake was van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het deskundigenrapport de toets der kritiek niet kan doorstaan. Het Centraal Tuchtcollege zet uiteen dat de psychiater tot een conclusie komt die sterk afwijkt van de bevindingen/diagnoses van de behandelaren, hetgeen aanleiding had moeten zijn om nadere informatie op te vragen bij de behandelaars. Dat de psychiater dit heeft nagelaten, kan haar tuchtrechtelijk worden verweten. Het Centraal Tuchtcollege verklaart daarom het beroep van klaagster deels gegrond en legt aan de psychiater de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4601

    H2022/4601Verweerster is werkzaam als psychiatrisch verpleegkundige en systemisch en psychosociaal therapeut bij een GGZ-instelling. Klaagster en haar vroegere partner hebben in 2020 gesprekken met verweerster gevoerd (samen maar ook apart) over de problemen in hun relatie. Daarop is er een relatie ontstaan tussen verweerster en de vroegere partner. Klaagster heeft in juli 2020 bij het college een klacht ingediend tegen verweerster over, kort gezegd, het feit dat verweerster haar gevoelens voor de vroegere partner met klaagster heeft gedeeld en niet meteen de behandeling van klaagster heeft stopgezet toen zij die gevoelens ontdekte. In hoger beroep heeft het CTG op 16 maart 2022 beslist dat die twee verwijten terecht zijn en is aan verweerster de maatregel van berisping opgelegd. De huidige klacht houdt in dat verweerster drie weken na de laatste behandelsessie van klaagster ook daadwerkelijk een (ook intieme) relatie met de vroegere partner van verweerster is aangegaan.Het college komt tot het oordeel dat het klaagster vrij stond om de nieuwe klacht in te dienen, omdat het niet een herhaling is van de eerdere klacht. De klacht is dus ontvankelijk. Het college oordeelt ook dat de klacht gegrond is, maar legt verweerster geen maatregel op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:118 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1797

    Klacht van de IGJ tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige werkt sinds 2012 als zzp’er in de (thuis)zorg. Van maart 2018 tot januari 2021 heeft zij (wijlen) patiënte dagelijks verpleegd. Dit betrof ADL-zorg. Naar aanleiding van een melding heeft de IGJ onderzoek verricht. De IGJ verwijt de verpleegkundige, samengevat, dat zij bij het verlenen van zorg aan de patiënte onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld, geen althans onvoldoende dossier heeft bijgehouden, en dat zij heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het onderzoek van de IGJ. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen geschorst voor de duur van 6 maanden. Nadat zowel de verpleegkundige als de IGJ tegen deze beslissing beroep heeft ingesteld, verklaart het Centraal Tuchtcollege de klacht in al zijn onderdelen gegrond en wordt aan de verpleegkundige de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:119 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1682

    Klacht tegen verpleegkundige die werkt als manager wijkverpleging. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij door haar toedoen op 19 november 2021 eenzijdig uit de zorg is gezet. Volgens klager heeft de verpleegkundige hem valselijk beschuldigd van bedreiging van zorgmedewerkers. Hij verwijt de verpleegkundige dat zij niet heeft gezorgd voor continuering van de zorg en dat zij niet aan haar wettelijke zorgplicht heeft voldaan. Klager meent dat de verpleegkundige heeft nagelaten te handelen met inachtneming van de zorgvuldigheidsnormen en gedragsregels, zoals die voor haar beroepsgroep gelden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep en geeft een overweging ten overvloede over het eenzijdig beëindigen van de zorgverlening door de zorgaanbieder.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:120 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1681

    Klacht tegen coördinerend wijkverpleegkundige. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij door haar toedoen op 19 november 2021 eenzijdig uit de (thuis)zorg is gezet. Volgens klager heeft de verpleegkundige hem valselijk beschuldigd van bedreiging van zorgmedewerkers. Hij verwijt de verpleegkundige dat zij niet heeft gezorgd voor continuering van de zorg en dat zij niet aan haar wettelijke zorgplicht heeft voldaan. Klager meent dat de verpleegkundige heeft nagelaten te handelen met inachtneming van de zorgvuldigheidsnormen en gedragsregels, zoals die voor haar beroepsgroep gelden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep en geeft een overweging ten overvloede over het eenzijdig beëindigen van de zorgverlening door de zorgaanbieder.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:121 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1097

    Klacht tegen psychiater. Klager was onder behandeling bij een ontwikkelingsstoornisteam. De beklaagde psychiater heeft klager beoordeeld in het kader van een second opinion. Klager heeft de psychiater gevraagd om een verklaring af te geven inhoudende de vaststelling van zijn beperkingen (een ADHD-verklaring). Dit heeft de psychiater gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de door klager geformuleerde klachten al in een eerdere tuchtprocedure zijn beoordeeld en verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk (ne bis in idem). Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.