Zoekresultaten 731-740 van de 1383 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:70 Accountantskamer Zwolle 15/299 en 15/355 Wtra AK

      Klacht over declaraties en het opschorten van werkzaamheden. Anders dan betrokkenen menen, is een klacht daarover bij de tuchtrechter niet niet-ontvankelijk. Voor klachten over declaraties geldt wel een terughoudende toets; slechts onder bijzondere omstandigheden slaagt een klacht over declaraties. In dit geval is niet zo’n bijzondere omstandigheid aan de orde en faalt de declaratieklacht. Nu klaagster al langere tijd betaling nalaat en zij al meermalen was gewaarschuwd, mochten betrokkenen hun werkzaamheden opschorten, nog daargelaten dat klaagster naliet de gevraagde gegevens en stukken aan te leveren als gevolg waarvan betrokkenen niet in staat waren de werkzaamheden af te ronden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:69 Accountantskamer Zwolle 15/334 Wtra AK

      Kantoortoetsing. Ten tijde van de mondelinge behandeling zegt de betrokkene toe de twee enige beoordelingsopdrachten te zullen beëindigen en in de toekomst geen nieuwe assurance-opdrachten meer te zullen aanvaarden en voorts de hulp van een professionele organisatie  in te schakelen om zijn kantoororganisatie voor wat betreft non-assuranceopdrachten geheel aan de huidige kwaliteitsnormen te laten voldoen. Alvorens definitief te beslissen stelt de Accountantskamer betrokkene in de gelegenheid binnen 3 maanden bewijsstukken van de beëindiging van de beoordelingsopdrachten en het aangaan van een overeenkomst met een professionele organisatie over te leggen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:67 Accountantskamer Zwolle 15/290 Wtra AK

      Niet betalen van een eerder door de Accountantskamer opgelegde geldboete. Recidive. Alsnog doorhaling in het accountantsregister met termijn van minimale niet-herinschrijving van 6 maanden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:68 Accountantskamer Zwolle 14/3134 Wtra AK

      Klacht tegen accountant die bij de samenstelling van de jaarrekening twee leningovereenkomsten onjuist heeft verwerkt, heeft nagelaten een ‘compte jointe’-overeenkomst, inhoudende een garantiestelling ten behoeve van een derde onjuist heeft verwerkt en daarover de minderheidsaandeelhouders van de vennootschap onjuist heeft voorgelicht. Klacht is ongegrond omdat niet is komen vast te staan dat betrokkene kennis had dan wel had moeten hebben van die overeenkomsten dan wel de in dit geval van de leiding van de vennootschap verkregen inlichtingen niet voor aannemelijk mocht houden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:66 Accountantskamer Zwolle 14/404 en 14/406 Wtra AK

      Ten onrechte is een mobiele database, nu het betreft een intern gegenereerd klantenbestand waarvoor geen kosten bij aanschaf door de onderneming zijn gemaakt, als immaterieel vast actief in de balans van de jaarrekening opgenomen. Aldus is in strijd gehandeld met alinea 104 van de ten deze toepasselijke RJk en de voor deze (kleine) onderneming geldende voorschriften van het BW (o.m. artikelen 2:362 juncto 365 BW). Het betreft een materiele post. De samenstellend accountant, die terecht aan het activeren van deze post professionele aandacht heeft geschonken, is daardoor bij het aldus samenstellen van de jaarrekening in strijd gekomen met paragraaf 15 van NVCOS 4410. De andere tot het team behorende accountant is ook zodanig bij het activeren van deze balanspost betrokken geweest, dat van haar verwacht had mogen worden, ook al was zij ondergeschikt aan de accountant die de samenstellingsverklaring heeft afgegeven, dat zij haar collega voor het ten onrechte activeren had gewaarschuwd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:64 Accountantskamer Zwolle 12/2145 en 12/2146 en 12/2147 Wtra AK

      Klacht over aan de civiele rechter uitgebracht deskundigenbericht (waardering van aandelen). Betrokkene heeft zich beroepen op het ‘ne bis in idem’ beginsel. Voormelde aan het (internationaal) strafprocesrecht ontleende beginsel is weliswaar niet rechtstreeks toepasselijk op het tuchtprocesrecht, maar heeft wel haar invloed op eisen die een behoorlijke tuchtprocedure aan het indienen van een klacht stellen. In dat kader heeft de Accountantskamer al eerder, voor zover thans van belang, onder meer beslist dat het niet verenigbaar is met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een klager, nadat de Accountantskamer een eerder door hem ingediende klacht ter zitting heeft behandeld of (daarna) uitspraak heeft gedaan, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van die eerdere mondelinge behandeling bij klager bekend was of bekend had kunnen zijn en niet gebleken is van nieuwe, relevante feiten welke een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling zouden rechtvaardigen. Deze regel, doch niet ontleend aan voormeld ‘ne bis in idem beginsel’, heeft de Accountantskamer al eerder ook toepasselijk geacht op een tweede klacht die geen betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex, omdat in het kader van een goede tuchtprocesorde van een klager gevergd mag worden, bijzondere omstandigheden daargelaten, dat hij zoveel als mogelijk zijn klachten tegen een betrokken accountant tegelijk in één procedure aanhangig maakt, althans dat klager voorafgaand aan de mondelinge behandeling van een eerder ingediende klacht zijn overige klachten over hem bekende gedragingen van de betrokken accountant heeft ingediend, zodat de betrokken accountant niet achtereenvolgens meerdere malen op klachten van dezelfde klager zich voor de tuchtrechter behoeft te verantwoorden over gedragingen, waarmee de klager al bekend was en waarvan hij heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat deze gedragingen in strijd waren met -zakelijk weergegeven- de voor de accountant geldende regelgeving. Het is overigens dan aan de Accountantskamer om een tijdig aangevuld klachtonderdeel in het kader van een goede proceseconomie ter behandeling af te splitsen van de eerder ingediende klacht of een tijdig ingediende nieuwe, afzonderlijke klacht al dan niet te voegen met de reeds eerder ingediende klacht. Verhouding tussen een eerder in het kader van hoor en wederhoor aan klagers toegezonden conceptrapport en het latere definitieve deskundigenrapport v.w.b. het indienen van klachten tegen de inhoud van beide rapporten. Op de (vervulling van de) opdracht van een gerechtelijk deskundige is geen specifiek nader voorschrift of specifieke overige standaard als bedoeld in artikel A-130.7 van de VGC van toepassing is. Het is aan de Accountantskamer om te bezien of betrokkenen die taak hebben vervuld met inachtneming van de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels, waaronder de in artikel A-100.4 onder a. tot en met e. van de VGC vermelde fundamentele beginselen, alsook in overeenstemming met het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel A-100.5 van de VGC. Daarbij tekent de Accountantskamer wel aan dat in de civiele procedure ten behoeve waarvan een accountant als gerechtelijk deskundige een deskundigenbericht uitbrengt, gelet op het wettelijk kader (zie de artikelen 194 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) en de daarbinnen door de civiele rechter betreffende een deskundigenbericht in acht te nemen fundamentele procesrechtelijke regels, zoals hoor en wederhoor van de betrokken partijen, specifieke (rechts)regels gelden, ten aanzien waarvan de civiele rechter, mede na debat van de partijen in die civiele procedure, instructies geeft en toezicht houdt, zowel jegens de deskundige als de partijen in die procedure. Gelet daarop moet in beginsel de civiele rechter worden geacht leidend te zijn bij de processuele aspecten omtrent (de totstandkoming van) een deskundigenbericht, zoals bijvoorbeeld de in acht te nemen termijn als bedoeld in artikel 197 Rv, de vaststelling van de aan de deskundige toekomende vergoeding aan deskundigenkosten als bedoeld in artikel 199 Rv, het nemen van een nadere conclusie na het uitbrengen van het definitieve deskundigenbericht als bedoeld in artikel 132, derde lid Rv en het doen toelichten of aanvullen van het deskundigenbericht als bedoeld in artikel 194, vijfde lid Rv. Voorts geldt dat in artikel 152, tweede lid 2 Rv is bepaald dat de waardering van het deskundigenbericht aan de civiele rechter overgelaten dient te worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vraag of al dan niet voldaan is aan (de strekking van) de opdracht, althans op de gestelde vragen een voor de civiele procedure dienstig antwoord is gegeven. Een en ander betekent dat, behoudens bijzondere omstandigheden, aan de tuchtrechter op deze punten geen rol toekomt. Een dergelijke beperking in rol voor de tuchtrechter geldt niet voor de inhoud van het deskundigenbericht, de deugdelijke grondslag daarvan uitdrukkelijk daaronder begrepen, onverkort geldt. Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige (waardering van aandelen) om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. Niet aannemelijk is geworden dat het deskundigenbericht niet aan deze eisen voldeed.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:65 Accountantskamer Zwolle 12/185 en 12/186 en 12/187 Wtra AK

      Klacht over een concept gerechtelijk deskundigenrapport (waardering aandelen). Maatstaf beoordeling van dergelijke rapportage (zie uitspraak van gelijke datum onder nummer 12/2145-2147 Wtra AK). Daarbij moet worden opgemerkt dat juist een waardebepaling als de onderhavige geen absolute waarheid kent. Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. Hierbij zij aangetekend dat zulks te meer geldt voor een aan partijen in concept toegezonden rapportage, waarop zij nog kunnen reageren, voordat een deskundigenrapport definitief aan de rechter wordt uitgebracht. Professioneel kritisch opmerkingen van deskundige in het kader van het bij een bijeenkomst horen van partijen getuigen niet gauw  van een tuchtrechtelijk relevante vooringenomenheid. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:63 Accountantskamer Zwolle 14/3188 en 14/3189

      Klacht van administrateur van vennootschappen, waarvoor betrokkenen jaarrekeningen hebben samengesteld. Vergeefs beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht wegens termijnoverschrijding. Gegronde klacht over het verwerken van een in september 2011 plaatsgevonden cessie in de jaarrekeningen 2010, in plaats van het aanmerken als een gebeurtenis na balansdatum, en over het bijgevolg het in de jaarrekeningen 2010 opnemen van een post ‘agioreserve’. Een en ander levert schending op van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Overige klachten over de samengestelde jaarrekeningen alsmede over samenspanning en (ander) niet integer handelen zijn ongegrond. Het gegronde deel van de klacht leidt tot de maatregel van waarschuwing.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:60 Accountantskamer Zwolle 14/2876 Wtra AK

      Klachten over persoonsgericht onderzoek naar subsidie- en opdrachtverstrekkingen in de deelgemeente Feijenoord. Betrokkene is gezien de opgesomde omstandigheden tuchtrechtelijk verantwoordelijk te achten voor de uitvoering van het onderzoek en voor de inhoud van het uitgebrachte rapport.   De kwalificatie in het rapport van een uitlating in een gesprek als het uitoefenen van oneigenlijke druk door klager (destijds voorzitter van het dagelijks bestuur van de deelgemeente) is onvoldoende gemotiveerd en ontbeert daarom een toereikende grondslag. Betrokkene had die kwalificatie dan ook niet mogen presenteren aan pers en publiek en evenmin in dat verband de term machtsbederf mogen hanteren. Strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Berisping.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:61 Accountantskamer Zwolle 14/3059 Wtra AK

    Klacht van het OM tegen een accountant die in reactie op de vordering tot uitlevering van het kasboek van een cliënt de primaire kasregistratie zodanig aanpast dat de negatieve stand van de kas verdwijnt en deze aangepaste registratie uitlevert zonder mede te delen dat die registratie niet origineel is en is aangepast. Dergelijke handelwijze is in strijd in de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het daarnaast voor de cliënt indienen van aangiften omzetbelasting terwijl betrokkene wist dat de door de cliënt aangeleverde omzetgegevens onvolledig en daardoor onjuist waren, en de aangiften omzetbelasting steeds in het voordeel van de cliënt waren, is eveneens in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Tot slot is gegrond de klacht over het niet tijdig melden van het bestaan van een negatieve kas als een ongebruikelijke transactie. Een en ander leidt tot de conclusie dat betrokkene met zijn handelwijze het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht en zodoende het fundamentele beginsel van professionaliteit heeft geschonden. In het kader van de bepaling van de strafmaat is er mede acht op geslagen dat betrokkene er nauwelijks blijk van heeft gegeven de onjuistheid en de onzorgvuldigheid van zijn handelwijze in te zien. Een en ander leidt tot de maatregel van tijdelijke doorhaling in het accountantsregister voor de duur van vier maanden.