Zoekresultaten 21-30 van de 692 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:128 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-513/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over een advocaat in zijn hoedanigheid van executeur kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster mist als erfgename een eigen, rechtstreeks betrokken belang. Verweerder behartigt als executeur de belangen van de nalatenschap. Hij behartigt niet de belangen van klaagster. Verweerder dient eerst rekening en verantwoording af te leggen over de afwikkeling van de nalatenschap. Pas daarna komt de afwikkeling van de nalatenschap, inclusief de declaraties van verweerder, vast te staan. Pas op dat moment ondervindt klaagster daarvan de feitelijke gevolgen en wordt zij ook rechtstreeks in haar belangen getroffen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2259

    Klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Klager is vader van twee kinderen. De orthopedagoog-generalist heeft in het kader van een echtscheidingsprocedure en uithuisplaatsing een civiel forensisch diagnostisch onderzoek verricht naar de ouderschapsvaardigheden van klager en zijn ex-echtgenote en psychologisch onderzoek naar hun twee kinderen. Klager is van mening dat het onderzoek en de rapporten ondeugdelijk zijn. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:154 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2260

    Klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Klager is vader van twee kinderen. De orthopedagoog-generalist heeft in het kader van een echtscheidingsprocedure en uithuisplaatsing een civiel forensisch diagnostisch onderzoek verricht naar de ouderschapsvaardigheden van klager en zijn ex-echtgenote en psychologisch onderzoek naar hun twee kinderen. Klager is van mening dat het onderzoek en de rapporten ondeugdelijk zijn. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:155 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2271

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft civiel forensisch psychologisch onderzoek bij klager verricht en daarvan een rapportage opgesteld. Klager vindt dat de gz‑psycholoog haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Hij verwijt haar onder meer dat zij geen professionele houding richting hem heeft gehad, dat zij ondeugdelijk onderzoek heeft gedaan en een ondeugdelijk rapport heeft opgemaakt, dat zij hem onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn rechten en dat zij het concept-rapport onbeveiligd digitaal aan hem heeft gestuurd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart het laatste klachtonderdeel gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond en legt de gz-psycholoog de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen een deel van deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:156 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2405

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is patiënte de huisartsenpraktijk waar de huisarts als praktijkhouder werkzaam is. Klaagster verwijt de huisarts dat zij klaagster onnodig een hartfilmpje heeft laten maken, dat zij haar beroepsgeheim en andere patiënten rechten van klaagster heeft geschonden en dat zij heeft gehandeld uit andere belangen dan het belang van de gezondheidszorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:249 Hof van Discipline 's Gravenhage 240010

    Klacht over belangenverstrengeling. Hoger beroep ingesteld door klager. Klager is al jaren gedetineerd in de Verenigde Staten. Hij probeert met bijstand van mr. I, zijn advocaat in Nederland, eveneens al jaren om te worden overgedragen naar Nederland. Mr. I en verweerder hebben in 2014 contact gehad over de zaak van klager. In 2018 heeft verweerder aan het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) een advies uitgebracht over de zaak van klager. Volgens klager heeft verweerder zich met zijn werkzaamheden in 2014 en later in 2018 schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling. Het hof is van oordeel dat, hoewel omtrent de werkzaamheden van verweerder in 2014 er geen formele opdrachtrelatie tussen verweerder en klager heeft bestaan, en verweerder niet als advocaat voor klager heeft opgetreden, in de gegeven omstandigheden wel kan worden vastgesteld dat sprake was van een hieraan gelijk te stellen situatie. In 2018 bestond naar het oordeel van het hof tussen verweerder en BuZa een advocaat-cliënt relatie. Het hof stelt vast dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verweerder vertrouwelijke documenten heeft gebruikt bij de advisering aan BuZa. De klacht van klager spitst zich toe op de vraag of verweerder tegen een cliënt of een voormalig cliënt heeft opgetreden. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Klager en BuZa hadden van aanvang af hetzelfde, gemeenschappelijke belang. Niet is in geschil immers dat er zowel in 2014 als in 2018 gekoerst werd op het terug naar Nederland halen van klager. Het hof is van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder ‘tegen’ een voormalig cliënt heeft opgetreden. Bekrachtiging beslissing raad (klacht ongegrond).

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:192 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6949

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klager een phalloplastiek (penisopbouw) met plasbuisverlenging uitgevoerd. Klager verwijt de plastisch chirurg dat hij ernstige, verminkende littekens heeft overgehouden aan de operatie. Het college oordeelt dat klager adequaat is geïnformeerd over het optreden van littekenvorming. De plastisch chirurg heeft geprobeerd de zichtbaarheid van de littekens te beperken, maar hij heeft geen invloed op het uiteindelijke resultaat. Dat er bij klager uitgebreide littekenvorming is opgetreden valt dan ook niet toe te rekenen aan verwijtbaar handelen van de plastisch chirurg.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:250 Hof van Discipline 's Gravenhage 240012

    Klacht tegen eigen advocaat. Beroep ingesteld door verweerder. Klacht over de gang van zaken rondom het instellen van hoger beroep in een strafzaak. Verweerder heeft buiten de appeltermijn hoger beroep voor klager ingesteld. In de klacht ligt naar het oordeel van zowel de raad als het hof ook een verwijt over gebrekkige schriftelijke vastlegging besloten. Het hof komt tot de slotsom dat verweerder in de appeltermijn te passief en daarmee onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Bekrachtiging beslissing raad (inhoudende waarschuwing), proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:193 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6648

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft klager gezien voor uitleg na excisie van een zwelling bij de schouder. De chirurg heeft klager onderzocht en een controle over zes maanden geadviseerd. Vier jaar later heeft klager een collega-chirurg bezocht vanwege toenemende klachten. Klager is toen verwezen voor verdere behandeling van een tumor. Klager verwijt de chirurg dat hij hem niet tijdig heeft geïnformeerd over de aard van de tumor, er geen vervolgafspraak en MRI is gemaakt en dat hij klager niet heeft doorverwezen. Afgaande op de verslaglegging heeft het college geen aanleiding te twijfelen aan de door verweerder gevolgde handelswijze en beoordeling. De verantwoordelijkheid voor het maken van een vervolgafspraak lag bij klager. Het niet maken van een MRI is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar aangezien de MRI niet bedoeld was voor diagnostiek, maar uitsluitend als nulmeting voor volgende onderzoeken. Er was destijds geen medische noodzaak tot doorverwijzing. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2414

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster bezocht de huisarts met een ernstige zwelling in de linkerborst. Daarna heeft een screening plaatsgevonden bij een ziekenhuis bij klaagster in de buurt. Klaagster wilde niet naar dat ziekenhuis, maar heeft daar op aandringen van de huisarts in verband met de vereiste spoedige diagnostiek wel mee ingestemd. Uit dit onderzoek kwam een vermoeden op een maligne lymfoom naar voren. Klaagster wilde niet verder in het nabijgelegen ziekenhuis behandeld worden, maar wilde worden verwezen naar een ander, academisch ziekenhuis. Klaagster verwijt de arts dat hij haar heeft tegengewerkt in haar wens om te worden verwezen naar het andere ziekenhuis, door summiere informatie aan dat ziekenhuis te verstrekken. Volgens klaagster heeft deze nalatigheid tot een ernstige vertraging in haar behandeling geleid en daarmee haar genezing belemmerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.