Zoekresultaten 681-690 van de 691 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:127 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1254

    Klacht tegen huisarts. Klager is de zoon van een patiënte van de huisarts. Hij klaagt over de behandeling van zijn moeder door de huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht niet-ontvankelijk, omdat de moeder niet heeft ingestemd met de indiening van de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/3926

    Deels gegronde klacht tegen een anesthesioloog. Onheuse bejegening voorafgaand aan de operatie op de OK komt niet vast te staan. Wel komt vast te staan dat de anesthesioloog tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het ongemotiveerd en het standaard niet gebruiken van pre-oxygenatie. De anesthesioloog laat de patiënt daarmee een te vermijden risico lopen. Daarnaast had het op de weg van de anesthesioloog gelegen om voor de operatie kennis te nemen van het medisch dossier en er zorg voor te dragen dat over de vragen van klaagster met betrekking tot de anesthesie voor de operatie contact met klaagster zou worden opgenomen dan wel dit punt zelf ter sprake te brengen voordat klaagster onder narcose zou gaan. Het resultaat was dat van gemaakte afspraken ten aanzien van de anesthesietechniek geen sprake was en van overeenstemming over het gebruik van een plexus block evenmin. Met klaagster is onvoldoende besproken welke anesthesietechniek zou worden toegepast. Het tekenen van een voorgedrukt en vooraf ingevuld toestemmingsformulier vlak vóór de operatie en zonder de mogelijkheid van bespreking en zo nodig toelichting, voldoet niet aan het vereiste van een adequaat informed consent. Van adequate informatie en samen beslissen, zoals voorgeschreven in de WGBO, is geen sprake geweest. De gevolgde procedure voldoet ook niet aan de richtlijnen uit het veld. Hoewel er sprake kan zijn van taakverschuiving, vervalt hiermee niet de verantwoordelijkheid van de anesthesioloog. De anesthesioloog heeft geen blijk gegeven inzicht in de nadelen van de weergegeven werkwijze. Hij heeft bovendien, ook achteraf, geen verantwoordelijkheid gevoeld en/of genomen voor het gebrek aan communicatie met klaagster. Klacht deels gegrond verklaard, voorwaardelijke schorsing van zes maanden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:194 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4791

    Ongegronde klacht tegen een chirurg. De patiënt is opgenomen op de SEH met rugklachten en gezien door een arts-assistent (verweerster de zaak A2022/4792), onder supervisie van de chirurg. Patiënt is dezelfde dag ontslagen, maar een aantal dagen later overleden. Het college oordeelt dat de chirurg niet onvoldoende supervisie heeft gevoerd, te weinig onderzoek heeft laten verrichten of aan tunnelvisie heeft geleden. De chirurg en de arts-assistent hebben breder gekeken dan de rugpijn. Uit het dossier blijkt dat patiënt uitgebreid lichamelijk is onderzocht en dat relevante aanvullende onderzoeken hebben plaatsgevonden om acute pathologie uit te sluiten. Het besluit om patiënt met instructies naar huis te sturen is zorgvuldig tot stand gekomen. Dat een onjuiste differentiaal diagnose is gesteld, heeft het college niet kunnen vaststellen. Daarbij moet worden aangetekend dat niet bekend is waaraan patiënt is overleden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4792

    Ongegronde klacht tegen een arts. De patiënt is opgenomen op de SEH met rugklachten en gezien door een arts-assistent, onder supervisie van een chirurg (verweerder in de zaak A2022/4791). Het college oordeelt dat de arts-assistent niet onvoldoende adequaat overleg heeft gehad met haar supervisor, te weinig onderzoek heeft laten verrichten of aan tunnelvisie heeft geleden. De chirurg en de arts-assistent hebben breder gekeken dan de rugpijn. Uit het dossier blijkt dat patiënt uitgebreid lichamelijk is onderzocht en dat relevante aanvullende onderzoeken hebben plaatsgevonden om acute pathologie uit te sluiten. Het besluit om patiënt met instructies naar huis te sturen is zorgvuldig tot stand gekomen. Dat een onjuiste differentiaal diagnose is gesteld, heeft het college niet kunnen vaststellen. Daarbij moet worden aangetekend dat niet bekend is waaraan patiënt is overleden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:196 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5399

    Deels gegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft zonder toestemming van klager besloten af te wijken van de oorspronkelijk afgesproken operatie. Hiermee was er geen sprake van informed consent en er waren geen redenen op grond van de WGBO of anderszins om van deze regel af te wijken. Het college heeft evenwel geen reden om vast te stellen dat de chirurg de niet afgesproken operatie niet lege artis heeft uitgevoerd. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:124 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1295

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft op verzoek van de gezinsvoogd en met instemming van de ouders samen met een GZ-psycholoog bij de dochter van klaagster een onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was om te beoordelen of en zo ja, welke behandeling en/of begeleiding van de dochter geïndiceerd was. De psychiater en voornoemde GZ-psycholoog hebben de resultaten van dit onderzoek met hun advies voor behandeling/begeleiding neergelegd in een rapport. Strikt genomen – zo oordeelt het Regionaal Tuchtcollege – was geen sprake van een rapportage aan een derde, wat met zich meebrengt dat het op grond van artikel 7:446, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), en daarmee ook het in artikel 7:464, lid 2, onder b, BW neergelegde inzagerecht hier niet rechtstreeks van toepassing is. Het feit dat de gezinsvoogd het rapport zou gaan gebruiken in een gerechtelijke procedure en dat de psychiater hier ook van op de hoogte was, betekent in dit geval echter dat de psychiater klaagster toch de gelegenheid tot inzage in het rapport had moeten bieden voordat zij het rapport aan de gezinsvoogd verzond. Het Regionaal Tuchtcollege is verder van oordeel dat de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het rapport berust niet toereikend zijn om de conclusies te dragen en het rapport derhalve niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen 3 t/m 11 gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen 1, 2 en 12. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602

    Klachten tegen een gynaecoloog. Klaagster is de dochter van de op hoge leeftijd overleden patiënte. De gynaecoloog heeft patiënte in het ziekenhuis behandeld in verband met een vulvacarcinoom. Drie jaar later kwam patiënte terug en werd na een biopsie VIN III vastgesteld, beginnende infiltratie werd niet uitgesloten en een lokale excisie werd geadviseerd en uitgevoerd. Er volgde een MDO en gedurende twee jaar vervolgcontroles. Daarna heeft een collega de zorg overgenomen. Klaagster verwijt de gynaecoloog - kort gezegd - dat hij de kwalificatie ‘VIN III’ niet had mogen accepteren en dat hij beter had behoren te handelen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster gelet op het ‘ne bis in idem’-beginsel kennelijk niet-ontvankelijk in de klachten en bepaalt publicatie in geanonimiseerde vorm. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat sprake is van de ‘ne bis in idem’-situatie en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1791

    Klacht tegen psychiater. De psychiater heeft in het kader van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure tussen klager en één van klagers voormalige patiënten eind december 2012 een psychiatrische expertise uitgebracht. Klager was destijds psychoanalyticus van zijn voormalige patiënte. De psychiatrische expertise is opgesteld naar aanleiding van een verzoek daartoe van de advocaat van de voormalige patiënte van klager. Klager verwijt de psychiater dat het door hem uitgebrachte rapport niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast. Verder stelt klager dat het rapport blijk geeft van het ontbreken van kennis van de essentie van de psychoanalyse bij de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:191 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5090

    Ongegronde klacht tegen huisarts. Klager is van mening dat de huisarts zijn medische problemen heeft onderschat, dan wel zich onvoldoende heeft ingespannen voor een deugdelijke behandeling. Het gaat in het bijzonder om een niet goed behandelen van obstipatie en problemen met een stoma, en het negeren van een allergische reactie op een specifieke vorm van een voorgeschreven medicijn. Klager verwijt de huisarts specifiek dat zijn klachten, ondanks meerdere telefonische contacten in de week van 11 tot 14 oktober 2002, niet serieus zijn genomen, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een spoedopname in het ziekenhuis. Voorts stelt klager dat de huisarts gemelde allergieën voor een bepaalde medicatie als onbestaand heeft afgewezen en de hierdoor ontstane problemen heeft afgewenteld op de apotheker. De huisarts heeft verweer gevoerd. Het college stelt met betrekking tot het eerst klachtonderdeel vast dat het verloop van de problemen van klager tussen 11 en 14 oktober 2022 sterk wisselend was. Het college is van oordeel dat gezien het wisselende verloop van de klachten van klager de huisarts er in redelijkheid voor kon kiezen om het weekend af te wachten. De plotselinge verslechtering van de situatie van klager op vrijdagavond was niet te voorzien, en had overigens ook niet voorkomen kunnen worden. Alsdan valt de huisarts met haar aanpak geen (tuchtrechtelijk) verwijt te maken. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college de huisarts in haar gemotiveerde toelichting dat zij het probleem van de bijwerking serieus heeft genomen en zich heeft ingespannen om klager te voorzien van een mesilaat-vrije variant. Het is spijtig dat klager enkele dagen de mesilaat bevattende variant heeft moeten gebruiken, maar dat kan de huisarts niet verweten worden omdat zij zich in voldoende mate voor hem heeft ingespannen – helaas zonder direct het door klager gewenste resultaat. Het college komt tot oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:192 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5310

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts, waarschuwing. Klager is een periode van ongeveer twee jaar (2012-2014) blootgesteld geweest aan rioolgassen in zijn woning en wil daarvoor schadevergoeding. In opdracht van klagers rechtsbijstandsverzekeraar heeft de huisarts een advies uitgebracht over de relatie tussen deze blootstelling en de gestelde gezondheidsschade. De huisarts concludeert dat die relatie er niet is. In 2016 heeft de huisarts ook al een advies uitgebracht inzake de echtgenote van klaagster. Tegen het handelen van de huisarts heeft de echtgenote van klager eerder een tuchtklacht ingediend (A2021/3666). Deze klacht is ongegrond verklaard  door het RTG Amsterdam. Hiertegen heeft de echtgenote van klager hoger beroep ingesteld bij het CTG. Ten tijde van de zitting van onderhavige zaak was nog geen uitspraak gedaan. Klager verwijt de huisarts dat hij op onjuiste gronden tot het advies is gekomen en ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van giftige rioolgassen in de woning. De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Voor zover bepaalde aspecten van zijn handelen beter hadden gekund, acht de huisarts dit niet dusdanig zwaarwegend dat een maatregel dient te worden opgelegd. Het college toetst ten volle of het onderzoek door de huisarts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de huisarts in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Het college stelt voorop dat het advies geen systematische beantwoording van de vraagstelling kent. Naar het oordeel van het college wreekt zich met name het summiere karakter  van de overwegingen in het advies alsmede de stelligheid waarmee deze overwegingen worden gepresenteerd. In het advies wordt ook geen enkele aandacht besteed aan een, mede gelet op de constateringen van de longarts in 2014, mogelijk tijdelijke verergering van de longklachten van klager als gevolg van de rioolgassen. Ook op andere vragen had de huisarts met meer voorzichtigheid kunnen reflecteren. Het eerste klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college klager niet in zijn verwijt dat de huisarts ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van de rioolgassen in de woning. Klager leed aan een scala van aandoeningen, die weliswaar mogelijk tijdelijk zijn verergerd door de blootstelling aan de rioolgassen, maar oorzakelijk daaraan niet kunnen worden toegeschreven. Daarbij wijst het college erop dat zij de conclusie van het advies slechts marginaal kan toetsen. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Het college komt tot oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de huisarts de maatregel van waarschuwing (zie beslissing onder 5.10) op.