Zoekresultaten 2531-2540 van de 42215 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5003

    Gegronde klacht tegen een huisarts. Een minderjarige bezocht de HAP in verband met buikklachten. De huisarts heeft hem naar huis gestuurd. De volgende dag bezocht de minderjarige opnieuw de HAP, waarna hij meteen werd verwezen naar de SEH. Kort daarna is zijn rechterzaadbal operatief verwijderd. De minderjarige en zijn vader verwijten de huisarts dat hij 1) niet adequaat heeft gereageerd op de anamnestische gegevens van een vergroot en gevoelig scrotum – aangevuld met de informatie van de vader en de minderjarige - en een afwijkende uitslag van het urineonderzoek en 2) dat hij niet volgens de NHG Farmacotherapeutische Richtlijn ‘Acute epididymitis’ heeft gehandeld door geen acht te slaan op de pijn en roodheid van de rechterzijde van het scrotum. De huisarts heeft de klacht niet bestreden. De huisarts heeft veel spijt van het missen van de diagnose torsio testis. Het college is van oordeel dat de huisarts verder onderzoek had moeten doen. De minderjarige had weliswaar geen last van (zichtbare) afwijkingen aan zijn scrotum of van acute pijn, maar gezien zijn overige klachten (buikpijn en een gevoelige rechtertestikel) en zijn leeftijd had de huisarts moeten overleggen met en verwijzen naar een uroloog, zoals voorgeschreven in genoemde richtlijn, in geval van twijfel over de diagnose. Door dat na te laten heeft de huisarts niet de zorg betracht die van hem mocht worden verwacht. Het college verklaart de klacht gegrond. Gelet onder meer op het feit dat de huisarts lering heeft getrokken uit deze zaak, heeft gereflecteerd op zijn handelen en spijt heeft betuigd, is het college van oordeel dat met een waarschuwing kan worden volstaan. Het college heeft voorts het verzoek van klagers van kostenveroordeling toegewezen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:52 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-180/DB/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond: verweerder valt niets te verwijten en de omstandigheid dat verweerder lid is van de raad van discipline Den Haag staat het optreden van verweerder in een tuchtrechtprocedure bij een andere raad van discipline niet in de weg. De klachten betreffende de maatschap, gezagsverhouding en rechtspersoonlijkheid zijn niet alleen onbegrijpelijk maar missen ook relevantie ten aanzien van de gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij in de tuchtrechtprocedures en zijn dus kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:35 Accountantskamer Zwolle 22/1789 Wtra AK

    Klacht over niet integer handelen is ongegrond. Betrokkene heeft bemiddeld in een arbeidsgeschil tussen de universiteit en klager. Hij heeft daarin een civielrechtelijk standpunt ingenomen, waarvan hem geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3990

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De moeder van klaagster (hierna: patiënte) is na een val opgenomen in het ziekenhuis en daarna gedurende de opname in een pension overleden. Klaagster, een van de vier dochters van patiënte, vindt dat de verpleegkundige zorg in het pension ver onder de maat was omdat de lage saturatie telkens op zijn beloop werd gelaten en er geen actie werd ondernomen. Het college is van oordeel dat de verpleegkundige (tijdens haar dienst) adequaat heeft gehandeld. Er was geen reden om onmiddellijk tot actie over te gaan, zoals klaagster stelt. De verpleegkundige heeft, onder verwijzing naar het medisch dossier, gezegd dat zij en haar collega-verpleegkundige patiënte die dag veelvuldig hebben gemonitord, samen met een derde verpleegkundige. Er zijn diverse metingen van de saturatiewaarden gedaan en er is contact opgenomen met de (waarnemend) huisarts. Haar instructies (de volgende dag contact op te nemen met de eigen huisarts, en bij benauwdheid contact met de HAP) zijn opgevolgd. Dat sprake is geweest van een inadequate dossiervoering is niet gebleken. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3989

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De moeder van klaagster (hierna: patiënte) is na een val opgenomen in het ziekenhuis en daarna gedurende de opname in een pension overleden. Klaagster, een van de vier dochters van patiënte, vindt dat de verpleegkundige zorg in het pension ver onder de maat was omdat de lage saturatie telkens op zijn beloop werd gelaten en er geen actie werd ondernomen. Het college is van oordeel dat de verpleegkundige (tijdens haar dienst) adequate zorg heeft verleend en is gebleven binnen de grenzen van wat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verpleegkundige mag worden verwacht. De verpleegkundige heeft, onder verwijzing naar het medisch dossier, gezegd dat zij en haar collega-verpleegkundige patiënte die dag veelvuldig hebben gemonitord, samen met een derde verpleegkundige. Er zijn diverse metingen van de saturatiewaarden gedaan en er is contact opgenomen met de (waarnemend) huisarts. Haar instructies (de volgende dag contact op te nemen met de eigen huisarts, en bij benauwdheid contact met de HAP) zijn opgevolgd. Dat sprake is geweest van een inadequate dossiervoering is niet gebleken. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:87 Raad van Discipline Amsterdam 22-845/A/A

    Ongegrond verzet. De klacht is op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard wegens het overschrijden van de vervaltermijn. Herhalingen van het handelen van verweerder waarover klager te laat heeft geklaagd (uitlatingen van verweerder) kunnen leiden tot tijdigheid van de klacht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:92 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-016/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht van een advocaat over een andere advocaat kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:81 Raad van Discipline Amsterdam 22-886/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder in klachtonderdeel a) dat verweerder de zaak niet op toevoeging heeft behandeld, zoals wel was afgesproken. In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat door hem geen declaratie is ingediend. De raad is van oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn. Het getuigt niet van zorgvuldigheid om eerst een toezegging te doen dat om een toevoeging wordt gevraagd, en hiertoe vervolgens niet over te gaan, maar hiermee is de grens van klachtwaardig handelen nog niet overschreden, ook al omdat verweerder de gevolgen zelf snel heeft hersteld. Verweerder heeft overtuigend uitgelegd dat sprake is geweest van een fout. Het in rekening gebrachte bedrag is aan verweerder gecrediteerd en klaagster heeft dan ook geen nadeel ondervonden van het door verweerder niet aanvragen van de toevoeging. Ook blijkt uit het voorgaande dat verweerder de declaratie aan klaagster heeft gestuurd en dat klaagster deze declaratie ook heeft ontvangen. In klachtonderdeel c) verwijt klaagster verweerder dat hij het dossier toen er onvrede was over de behandeling, zelf heeft gesloten en er verder niet meer met klaagster over heeft gesproken. De raad is van oordeel dat klachtonderdeel c) ook ongegrond is. Verweerder heeft voldoende duidelijk gemaakt wat het plan van aanpak behelsde. Verweerder heeft daarbij meteen aangegeven dat het inwinnen van advies van een medisch adviseur essentieel was voor de procedure. Op dit punt ontstond echter verschil van inzicht tussen klaagster en verweerder. Verweerder heeft hierop per brief aan klaagster aangegeven dat hij zich terugtrok en hij heeft in deze brief ook een uitleg aan klaagster gegeven over de door klaagster te volgen stappen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4574

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klaagster was vrijwillig opgenomen in een kliniek. De opname werd na enkele dagen omgezet via een inbewaringstelling naar een verplichte opname. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist onder andere dat hij geen behandelplan en/of behandeldoelen heeft opgesteld in de tijd dat zij in de kliniek verbleef en dat hij onjuiste en onveilige zorg heeft verleend. Het college stelt vast dat het verblijf van klaagster in de kliniek relatief kort was en het karakter van een gastplaatsing had, totdat er plaats zou zijn in een geschiktere kliniek. Het komt het college niet onlogisch voor dat in een dergelijk korte periode (nog) geen volledig behandelplan wordt opgesteld, maar slechts behandeldoelen worden benoemd en opgevolgd. Verder overweegt het college dat het invoelbaar is dat klaagster haar verblijf op de acute-opname-afdeling als onveilig heeft ervaren. De aard van en de situatie op de afdeling zijn omstandigheden waar de verpleegkundig specialist echter geen invloed op heeft, net zomin als op de bezetting in en de wachtlijst voor een andere afdeling of kliniek. Naar het oordeel van het college heeft de verpleegkundig specialist verder voldoende duidelijk gemaakt dat hij oog had voor de door klaagster ervaren onveiligheid. Er is niet gebleken wat de verpleegkundig specialist anders had moeten doen om klaagster een veiliger gevoel te geven op het moment dat er geen plaats was op een andere afdeling. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:88 Raad van Discipline Amsterdam 22-462/A/NH

    Ongegrond verzet