ECLI:NL:TADRAMS:2023:87 Raad van Discipline Amsterdam 22-845/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:87
Datum uitspraak: 24-04-2023
Datum publicatie: 28-04-2023
Zaaknummer(s): 22-845/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet. De klacht is op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard wegens het overschrijden van de vervaltermijn. Herhalingen van het handelen van verweerder waarover klager te laat heeft geklaagd (uitlatingen van verweerder) kunnen leiden tot tijdigheid van de klacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 april 2023
in de zaak 22-845/A/A 
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 december 2022 op de klacht van:

klager

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 17 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 25 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1891474/JS/RAB/YH van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 5 december 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de driejaarstermijn neergelegd in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 3 januari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 maart 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.  
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van het door klager bij e-mail van 24 februari 2023 nagezonden stuk. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    Klager verwijt verweerder dat hij op de zitting van 28 maart 2022 een verzonnen voorval heeft gebruikt dat verweerder ‘verschuiving van focus’ heeft genoemd. Volgens de cliënte van verweerder heeft klager na het indienen van de octrooiaanvraag zijn focus gewijzigd naar enkel een vervormbare deur zonder het bruiseffect, terwijl dat volgens klager niet zo is. Verweerder heeft klager op deze openbare tuchtzitting van de voltallig Raad van Toezicht van de Orde van Octrooigemachtigden hierdoor als leugenaar weggezet. Hiermee is verweerder een grens overgegaan. Die grens was niet het voor de zoveelste maal zijn ooit opgestarte leugen te herhalen, maar door de setting waarin dat gebeurde en door de manier waarop op zeer fanatieke wijze de leugen op deze zitting ten gehore werd gebracht. Het betreft een volstrekt ontoelaatbare beschuldiging, die klagers eer schendt en zijn integriteit belast. 
2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad overweegt in dit verband het volgende. In verzet heeft klager opnieuw het handelen van verweerder op de zitting van 28 maart 2022 aan de orde gesteld. Naar het oordeel van de raad kan dit handelen en elke handeling van verweerder in de toekomst waarin hij het standpunt van zijn cliënte opnieuw zal herhalen, niet leiden tot tijdigheid van een klacht hierover. Het handelen van verweerder betreft immers, zoals de voorzitter in zijn voorzittersbeslissing ook heeft geoordeeld, geen nieuwe gedraging maar enkel een voortzetting van het handelen waarmee klager reeds in 2016 bekend was. De klacht is derhalve terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
4.4    Ten overvloede wenst de raad nog te overwegen dat verweerder de belangen van zijn cliënte bovendien mag behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Het is de raad niet gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder de informatie van zijn cliënte had moeten verifiëren. Was klagers klacht tijdig geweest, dan was de klacht derhalve (naar alle waarschijnlijkheid) ongegrond verklaard omdat niet gebleken is dat verweerder door het verwoorden van het standpunt van zijn cliënte, als advocaat van de wederpartij, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. P. van Lingen en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.


Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 24 april 2023