ECLI:NL:TGZRAMS:2023:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4574

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:109
Datum uitspraak: 28-04-2023
Datum publicatie: 28-04-2023
Zaaknummer(s): A2022/4574
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klaagster was vrijwillig opgenomen in een kliniek. De opname werd na enkele dagen omgezet via een inbewaringstelling naar een verplichte opname. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist onder andere dat hij geen behandelplan en/of behandeldoelen heeft opgesteld in de tijd dat zij in de kliniek verbleef en dat hij onjuiste en onveilige zorg heeft verleend. Het college stelt vast dat het verblijf van klaagster in de kliniek relatief kort was en het karakter van een gastplaatsing had, totdat er plaats zou zijn in een geschiktere kliniek. Het komt het college niet onlogisch voor dat in een dergelijk korte periode (nog) geen volledig behandelplan wordt opgesteld, maar slechts behandeldoelen worden benoemd en opgevolgd. Verder overweegt het college dat het invoelbaar is dat klaagster haar verblijf op de acute-opname-afdeling als onveilig heeft ervaren. De aard van en de situatie op de afdeling zijn omstandigheden waar de verpleegkundig specialist echter geen invloed op heeft, net zomin als op de bezetting in en de wachtlijst voor een andere afdeling of kliniek. Naar het oordeel van het college heeft de verpleegkundig specialist verder voldoende duidelijk gemaakt dat hij oog had voor de door klaagster ervaren onveiligheid. Er is niet gebleken wat de verpleegkundig specialist anders had moeten doen om klaagster een veiliger gevoel te geven op het moment dat er geen plaats was op een andere afdeling. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

A2022/4574

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 28 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B, klaagster,

tegen

C,
verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg, destijds werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundig specialist, gemachtigde: mr. A.K.M.T. Rongen, werkzaam te 
Utrecht.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 juli 2022;
-  het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 26 juli 2022;
-  het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 november 2022;
-  het verweerschrift;
-  het proces-verbaal van het op 5 december 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek. Het college 
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
Klaagster is in september 2019 negentien dagen opgenomen geweest in E, waar de verpleegkundig 
specialist werkzaam was. Hij werd als haar regiebehandelaar aangewezen. De opname van klaagster was 
in eerste instantie vrijwillig. Op de derde dag van haar opname uitte klaagster een ontslagwens, 
maar de behandelaars vonden een ontslag niet verantwoord vanwege het toestandsbeeld van klaagster. 
Haar opname werd via een inbewaringstelling (IBS) omgezet naar een verplichte opname. Klaagster is 
niet tevreden over de behandeling in de kliniek. De verpleegkundig specialist zou op een zevental 
gebieden tekortgeschoten zijn in het verlenen van goede zorg.

3. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist:
a. het stellen van een onjuiste diagnose, namelijk de diagnose alcoholverslaving, ter 
rechtvaardiging van de plaatsing van klaagster op een onjuiste behandellocatie;
b. het ontbreken van een behandelplan en/of behandeldoelen; 

c. onjuiste dossiervoering;
d. onjuist declareren;
e. het plegen van valsheid in geschrifte;
f.  het onvoldoende en foutief informeren van klaagster en haar naasten, waarbij schending van de 
privacy van klaagster plaatsvond;
g. het verlenen van onjuiste en onveilige zorg.

4. Wat is het verweer?
De verpleegkundig specialist heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna 
verder besproken.

5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1  Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundig specialist niet tuchtrechtelijk 
verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2   De vraag is of de verpleegkundig specialist heeft gehandeld zoals van hem verwacht mocht 
worden. De norm daarvoor is die van een redelijk handelende en redelijk bekwame beroepsgenoot. Het 
college houdt bij de beoordeling onder meer rekening met wat ten tijde van het handelen in de 
beroepsgroep als norm was aanvaard, zoals de Beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden, 
waarin gedragsregels voor verpleegkundigen zijn neergelegd. Dat een zorgverlener anders had kunnen 
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt, het gaat erom of het handelen ook 
anders had gemoeten, gelet op de normen van de beroepsgroep.

Klachtonderdeel a: stellen onjuiste diagnose
5.3   Klaagster stelt dat de verpleegkundig specialist een onjuiste diagnose heeft gesteld, 
namelijk alcoholverslaving, om klaagster op de afdeling F van G te kunnen plaatsen. Deze afdeling 
is een gesloten acute-opname-afdeling voor cliënten met zowel psychiatrische als 
verslavingsproblematiek. Volgens klaagster hoorde zij daar niet thuis, maar verbleef zij daar toch 
totdat zij op 24 september 2019 werd overgeplaatst naar een andere afdeling van dezelfde kliniek. 
Zij heeft afdeling F, als een ongeschikte en onveilige afdeling ervaren. Zij voelde zich een 
‘verdienmodel’. De verpleegkundig specialist zegt dat de plaatsing van klaagster op deze afdeling 
tijdelijk was, omdat in een geschiktere kliniek geen plaats was. Hij is niet betrokken geweest bij 
het stellen van de diagnose van klaagster en evenmin bij de beslissing tot plaatsing van klaagster 
op zijn afdeling.

5.4   Aan het tuchtrecht voor de gezondheidszorg ligt het beginsel van persoonlijke verwijtbaarheid 
ten grondslag. Het college is van oordeel dat de verpleegkundig specialist voldoende duidelijk 
heeft gemaakt dat hij niet persoonlijk betrokken is geweest bij het stellen van de diagnose van 
klaagster. Dit klachtonderdeel kan hem daarom niet worden verweten en is dus kennelijk ongegrond. 
Overigens is het college niet gebleken dat, ondanks dat er verwarring was over het alcoholgebruik 
van klaagster, door E een alcoholverslaving gebruikt is als reden voor de plaatsing op de afdeling F van G zoals klaagster denkt.

Klachtonderdeel b: ontbreken behandelplan/behandeldoelen
5.5   Klaagster is van mening dat de verpleegkundig specialist geen behandelplan en/of 
behandeldoelen heeft opgesteld in de tijd dat zij in de kliniek verbleef. De verpleegkundig 
specialist zegt dat er inderdaad (nog) geen behandelplan voor klaagster was opgesteld tijdens de 
relatief korte gastplaatsing in de kliniek, maar dat hij wel degelijk in overleg met klaagster 
behandeldoelen heeft opgesteld. Hij heeft in de 19 dagen dat klaagster in de kliniek verbleef tien 
gesprekken met haar gevoerd. Het beleid ten aanzien van de behandeldoelen is steeds met klaagster 
overlegd, en ook zijn de behandeldoelen frequent geëvalueerd.

5.6   Het college stelt vast dat het verblijf van klaagster in de kliniek relatief kort was en het 
karakter van een gastplaatsing had, totdat er plaats zou zijn in een geschiktere kliniek. Het komt 
het college niet onlogisch voor dat in een dergelijk korte periode (nog) geen volledig behandelplan 
wordt opgesteld, maar slechts behandeldoelen worden benoemd en opgevolgd. Uit het gedeelte van haar 
medisch dossier dat klaagster als bijlage 5.4 bij haar klaagschrift heeft gevoegd blijkt dat onder 
‘B/’ het beleid voor de komende tijd werd genoteerd. Op 10, 12 en 17 september 2019 zijn in het 
dossier door de verpleegkundig specialist en anderen aantekeningen gemaakt over de evaluatie van de 
behandeling. Het college is van oordeel dat de verpleegkundig specialist hiermee voldaan heeft aan 
wat van hem verwacht kon worden. Dit betekent dat de klacht op dit onderdeel kennelijk ongegrond 
is.

Klachtonderdeel c: onjuiste dossiervoering
5.7   Klaagster vindt dat de verpleegkundig specialist een zeer gebrekkig, foutief, onzorgvuldig en 
onvolledig medisch dossier heeft gevoerd en de inhoudelijke zorgregistraties in het Elektronisch 
Patiëntendossier (EPD) achteraf heeft gewijzigd. De verpleegkundig specialist stelt dat sprake is 
van adequate dossiervoering. Klaagster heeft delen van haar medisch dossier overgelegd als bijlagen 
bij haar klaagschrift. De verpleegkundig specialist heeft niet langer de beschikking over het 
medisch dossier van klaagster aangezien hij niet meer bij E werkzaam is.

5.8   Vanuit de gedeelten van het medisch dossier die het college ter beschikking stonden heeft het 
college een onjuiste, onvolledige of achteraf gewijzigde dossiervoering niet vast kunnen stellen. 
Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d: onjuist declareren
5.9   Klaagster meent dat sprake is van onjuist declareren doordat er te veel gesprekken zijn 
opgevoerd en er een onjuiste deelprestatie is gedeclareerd. De verpleegkundig specialist ontkent 
dat sprake is geweest van onjuist declareren. De zorg die aan klaagster is verleend is onder de 
juiste codes geregistreerd. Dat volgens klaagster sprake zou zijn van een verdienmodel in plaats 
van een noodgedwongen gastplaatsing wegens plaatsgebrek in een geschiktere kliniek, kan de verpleegkundig specialist niet volgen en is volgens hem door klaagster niet nader onderbouwd of toegelicht.

5.10  Het college is het met de verpleegkundig specialist eens dat klaagster niet heeft onderbouwd 
dat sprake zou zijn van een verdienmodel waarbij onjuist gedeclareerd is. Ook anderszins is niet 
gebleken van onjuiste declaraties. Het college is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel 
kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel e: het plegen van valsheid in geschrifte
5.11  Klaagster stelt dat de verpleegkundig specialist valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Hij 
zou een niet bestaand contactpersonenformulier hebben vervalst met de handtekening van klaagster 
van een ander formulier. Hierbij heeft hij volgens klaagster tevens de Algemene Verordening 
Gegevensbescherming (AVG) overtreden. Klaagster heeft delen uit haar EPD en de loggegevens van haar 
EPD in bijlage 5 bij het klaagschrift overgelegd. De verpleegkundig specialist ontkent dat sprake 
is geweest van valsheid in geschrifte door het achteraf wijzigen, dan wel vervalsen van de 
rapportages in het EPD. Hij stelt dat klaagster geen begin van een bewijs voor dit verwijt 
aandraagt.

5.12  Het college kan uit de aangeleverde gedeelten van het EPD en de loggegevens niet vaststellen 
dat de verpleegkundig specialist valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Om die reden is dit 
klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f: onvoldoende en foutief informeren van klaagster en haar naasten, met schending 
van de privacy

5.13  Volgens klaagster heeft de verpleegkundig specialist haar van onvoldoende informatie voorzien 
voorafgaand aan en volgend op haar behandeling. Verder heeft hij haar privacy geschonden door 
informatie te delen met derden, te weten een niet bij de behandeling betrokken zorgverlener en de 
advocaat van klaagster. De verpleegkundig specialist zegt dat uit de rapportages (verpleegkundige 
rapportage 35, 8 september 2019, door klaagster overgelegd als productie 5.2) blijkt dat klaagster 
op 8 september 2019 een zogeheten ‘opnameset’ heeft ontvangen. Dit is een set van informatie die 
cliënten bij binnenkomst krijgen en deze bevat onder meer de huisregels, afdelingsinformatie, een 
toestemmingsformulier voor gegevensuitwisseling en informatie over de patiëntenvertrouwenspersoon. 
Verder heeft de verpleegkundig specialist tien gesprekken met klaagster gevoerd tijdens haar 
opname, over onder meer haar klachten, de procedure inzake de IBS, het belang van medicatie en de 
behandeldoelen. Hiernaast is er door een verpleegkundige die als contactpersoon voor de familie van 
klaagster was aangewezen en die werkzaam was onder supervisie van de verpleegkundig specialist 
(verweerster in zaak A2022/4632), zeer frequent contact onderhouden met de oom van klaagster, die 
zij zelf als contactpersoon had opgegeven, om de naasten van klaagster te informeren over de stand 
van zaken en om informatie te verkrijgen over de medische voorgeschiedenis en achtergrond van 
klaagster. Dit alles staat opgetekend in het EPD, in de door klaagster overgelegde productie 5.4. 
De verpleegkundig specialist ontkent verder de behandeling van klaagster met een niet bij haar behandeling betrokken zorgverlener te hebben besproken of ongevraagd en zonder toestemming van klaagster informatie te hebben verstrekt aan haar advocaat. De schending van de privacy van klaagster en van het beroepsgeheim van de verpleegkundig specialist is volgens hem dan ook niet juist en niet aangetoond.

5.14  Het college is van oordeel dat uit de door klaagster aangeleverde producties voldoende 
duidelijk wordt dat de verpleegkundig specialist aan de eisen die aan hem worden gesteld ten 
aanzien van de informatieverplichting aan klaagster en haar naasten, ruimschoots heeft voldaan of 
heeft laten voldoen. Ook heeft klaagster naar het oordeel van het college niet onderbouwd of 
aangetoond dat de verpleegkundig specialist zijn beroepsgeheim zou hebben doorbroken door 
informatie over klaagster met derden te delen. Dit klachtonderdeel is dus kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel g: het verlenen van onjuiste en onveilige zorg
5.15  Klaagster stelt dat de verpleegkundig specialist onjuiste en onveilige zorg heeft verleend, 
doordat klaagster door een onjuiste diagnose op een verkeerde afdeling belandde, die een onveilige 
behandellocatie bleek. Op deze gesloten acute-opname-afdeling waren voornamelijk mannelijke 
verslaafden opgenomen. Volgens de verpleegkundig specialist is er op de acute-opname-afdeling de 
zorg verleend die daar verwacht mocht worden. Dat klaagster zich onveilig heeft gevoeld betreurt 
hij. Er is geprobeerd aan de gevoelens van onveiligheid van klaagster tegemoet te komen door haar 
onder meer op haar eigen kamer te laten eten, zodat zij niet op de afdeling met de mannelijke 
verslaafden hoefde te verblijven. Ook is zij (op 24 september 2019) overgeplaatst naar een andere 
afdeling zodra daar plaats was. Vervolgens is klaagster op 26 september 2019 met ontslag uit de 
kliniek gegaan, omdat zij voldoende hersteld was. Volgens de verpleegkundig specialist blijkt 
hieruit dat geen sprake is geweest van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die een 
verpleegkundig specialist behoort te betrachten.

5.16  Voor het college is het invoelbaar dat klaagster haar verblijf op de acute-opname- afdeling 
als onveilig heeft ervaren. Naar de aard van de afdeling worden hier (verwarde) cliënten in 
crisistoestand opgenomen, waardoor er op een dergelijke afdeling doorgaans veel rumoer is. De aard 
van en de situatie op de afdeling zijn omstandigheden waar de verpleegkundig specialist echter geen 
invloed op heeft, net zomin als op de bezetting in en de wachtlijst voor een andere afdeling of 
kliniek. Naar het oordeel van het college heeft de verpleegkundig specialist verder voldoende 
duidelijk gemaakt dat hij oog had voor de door klaagster ervaren onveiligheid, doordat er onder 
meer afspraken met haar zijn gemaakt over het nuttigen van de maaltijd op haar kamer, toen zij zich 
angstig en onrustig op de afdeling voelde. Er is niet gebleken wat de verpleegkundig specialist 
anders had moeten doen om klaagster een veiliger gevoel te geven op het moment dat er geen plaats 
was op een andere afdeling. Het college is het dan ook met de verpleegkundig specialist eens dat 
geen sprake was van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die een verpleegkundig 
specialist behoort te betrachten. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Conclusie
5.17  De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, M.P. Sombroek-van Doorm, lid- jurist, 
W.M.E. Bil, M. IJzerman en A. Petiet, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E.
Veeren, secretaris.