Zoekresultaten 10411-10420 van de 42257 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-373 19-374

    Het betreft in deze zaak een klacht van de Belastingdienst dat verweerders (1)een fiscaal onderzoek hebben belemmerd en (2)de Belastingdienst dan wel 2 betrokken ambtenaren ten onrechte hebben beschuldigd van schending van hun ambtsgeheim. De Belastingdienst deed onder meer onderzoek naar mogelijke erfbelasting die verschuldigd zou zijn door de erfgenamen van een overledene. Deze overledene had vlak vóór zijn overlijden bijna 1 miljoen euro in contanten had opgenomen van een Duitse bankrekening en bewaarde dat bedrag in koffers in zijn woning in Nederland. Na zijn overlijden heeft zijn huisgenote advies gevraagd aan verweerders t.a.v. het geldbedrag. Die adviseerden haar het geld te storten op de derdengeldrekening van hun kantoor. De Belastingdienst was van oordeel dat de erfgenamen mogelijkerwijs rechthebbende waren op het geldbedrag, wat door verweerders werd betwist, en zochten contact met hen. Daarop hebben verweerders de erfgenamen een intimiderende brief gestuurd waarin zij dreigden met allerlei maatregelen als de erfgenamen contact zochten met de Belastingdienst. Het doel was kennelijk de erfgenamen er van te weerhouden in gesprek te gaan met de Belastingdienst door hen angst aan te jagen en te verbieden met de Belastingdienst in contact te treden. Verweerders achtten de brief acceptabel omdat het standpunt van de Belastingdienst juridisch onhoudbaar was en stelden dat niet de erfgenamen rechthebbende waren maar hun cliënte. De raad is van oordeel dat het standpunt van de Belastingdienst niet bij voorbaat onhoudbaar was waardoor de inhoud van de brief van verweerders aan de erfgenamen als een poging moet worden aangemerkt om het onderzoek van de Belastingdienst te belemmeren. Daardoor hebben verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het 2e klachtonderdeel is ongegrond. Het stond verweerders vrij het standpunt in te nemen dat de Belastingdienst dan wel de betrokken ambtenaren hun ambtsgeheim hebben geschonden. Klacht deels niet-ontvankelijk en deels gegrond. Maatregel : waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.186

    Klacht tegen gz-psycholoog. Verweerster heeft samen met een eveneens aangeklaagde mede-rapporteur in het kader van een echtscheidingsprocedure een onderzoek verricht naar de personen en de opvoedingsvaardigheden van klaagster en haar ex-partner. Na inzage van het concept rapport heeft klaagster bezwaar gemaakt. Het deel van het rapport dat op haar betrekking heeft, is niet verzonden. Klaagster maakt de rapporteurs een aantal verwijten over de gang van zaken bij de totstandkoming van het rapport. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:62 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.214

    Klacht tegen een neuroloog. Klager is de echtgenoot van een patiënte die ruim tachtig jaar oud was. Zij werd in 2017 opgenomen op de spoedeisende hulp met hypothermie, hypotensie en dalend bewustzijn. Verweerder, neuroloog, was de hoofdbehandelaar. Patiënte is in overleg met de cardioloog opgenomen op de CCU van hetzelfde ziekenhuis. Zij is daar na enkele uren overleden. Klager verwijt verweerder dat 1) hij klager niet heeft geïnformeerd over de behandeling, 2) hij niet in staat was zelfstandig te handelen, terwijl hij als enige hoofdbehandelaar aanwezig was, en 3) patiënte niet de juiste zorg heeft ontvangen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:43 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-116

    Klacht over schending geheimhoudingsplicht door eigen advocaat in strafzaak gegrond verklaard. Klager was uit de voorlopige hechtenis geschorst onder de voorwaarde van een contactverbod met aangeefster. Klager en aangeefster hebben elkaar op de rechtbank getroffen voorafgaande aan een getuigenverhoor. De advocaat heeft op een vraag van de rechter-commissaris geantwoord dat het verschijnen van haar client die morgen niet conform haar advies was. De advocaat had kunnen weten dat daaruit voor klager schade zou (kunnen) voortvloeien. In ieder geval omdat zijn verschijning de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis tot gevolg zou kunnen hebben wegens overtreding van de gestelde schorsingsvoorwaarden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:326 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1022

    Voorzittersbeslissing. Het gaat in deze zaak niet om het handelen van verweerder jegens een cliënt of een klacht tegen de wederpartij van klager dan wel tegen de advocaat van de wederpartij van klager. In dat geval dient de voorzitter te beoordelen of verweerder heeft gehandeld of nagelaten zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.  Dat verweerder onnodig en onrechtmatig contact heeft opgenomen met de deken omdat klager ten onrechte gebruik zou maken van de titels “lawyer”, “jurist” en “advocaat” is niet komen vast te staan; bewijs daarvan ontbreekt. Bovendien is het opnemen van contact met de deken, als vermoed wordt dat er sprake is van strijd met de wet of de voor advocaten geldende regelgeving, op zichzelf niet klachtwaardig. Klacht ook overigens kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:76 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339500 KL RK 18-87

    Niet is komen vast te staan dat de notaris, in het licht van de Wna en de indicatoren uit het stappenplan, de wilsbekwaamheid van klaagster had behoren te betwijfelen dan wel uitgebreider en/of op andere wijze daarnaar onderzoek had moeten doen. Klacht ongegrond.    

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:57 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.116

      Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij (1) onvoldoende onderzoek heeft verricht; (2) onverantwoord heeft gehandeld in de communicatie met klager en de werkgever; (3) zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden; (4) zijn terugkoppeling aan de werkgever en aan klager zelf niet gelijktijdig en schriftelijk heeft gedaan; (5) samenzweert met de werkgever en (6) het re-integratietraject van klager heeft benadeeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond verklaard, de klachtonderdelen 4, 5 en 6 ongegrond verklaard en aan de bedrijfsarts een waarschuwing opgelegd. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. De bedrijfsarts heeft incidenteel beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt de gegrondverklaring van de klachtonderdelen 1, 2 en 3, en de ongegrondverklaring van klachtonderdeel 5. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 4 en 6 alsnog gegrond en legt aan de bedrijfsarts een berisping op.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:17 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-681/DB/LI

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:36 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190112

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster zou onder meer onvoldoende met klaagster hebben  gecommuniceerd; slecht bereikbaar zijn geweest; niet naar de suggesties van klaagster hebben geluisterd; nooit met klaagster hebben gesproken over de goede en kwade kansen van klaagsters zaken en de kosten; klaagster onvoldoende hebben bijgestaan tijdens een zitting bij de rechtbank; het kantoor van verweerster zou moeilijk toegankelijk en  behoorlijk vies zijn; en verweerster zou niet het volledige dossier van klaagster aan haar hebben geretourneerd. Het hof overweegt dat klaagster zowel in haar beroepschrift als tijdens de zitting heeft volstaan met een herhaling van haar klachten, zonder hierbij inzichtelijk te maken waarom zij het niet eens is met de bestreden beslissing van de raad. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad. De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:44 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-197

    Klacht over te weinig contacten met eigen advocaat in familiezaak gegrond verklaard. Dat de advocaat haar client ondanks haar verzoeken daartoe gedurende een periode van vijf maanden slechts eenmaal persoonlijk te woord te staan en niet inhoudelijk op haar e-mails heeft gereageerd is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De advocaat heeft aangevoerd dat persoonlijke contacten en inhoudelijke reacties op dat moment nog niet nodig waren doch dit is niet volledig ter beoordeling van de behandelend advocaat. Een cliënt heeft recht op persoonlijke aandacht waaraan de advocaat te weinig invulling heeft gegeven.