ECLI:NL:TNORARL:2019:76 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339500 KL RK 18-87

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:76
Datum uitspraak: 12-02-2019
Datum publicatie: 04-03-2020
Zaaknummer(s): C/05/339500 KL RK 18-87
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Niet is komen vast te staan dat de notaris, in het licht van de Wna en de indicatoren uit het stappenplan, de wilsbekwaamheid van klaagster had behoren te betwijfelen dan wel uitgebreider en/of op andere wijze daarnaar onderzoek had moeten doen. Klacht ongegrond.    

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/339500 / KL RK 18-87

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ],

wonende te [ woonplaats klaagster ],

klaagster,

gemachtigde: mr. J.P. den Besten,

tegen

[ naam notaris ],

notaris te [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-     de klacht, met bijlagen, van 26 juni 2018;

-     het verweer van de notaris van 28 september 2018;

-     de pleitaantekeningen van de gemachtigde van klaagster en van klaagster zelf.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 9 januari 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster en haar gemachtigde enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 30 juni 2017 is mevrouw [ naam erflaatster ] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster had bij testament, laatstelijk gewijzigd 29 september 2009, over haar nalatenschap beschikt.

2.2 Op 2 augustus 2017 heeft de notaris de dochter van erflaatster, thans klaagster, schriftelijk geïnformeerd over het feit dat erflaatster klaagster bij het hierboven genoemde testament heeft onterfd.

2.3 Klaagster heeft een procedure tot nietigverklaring van het testament aanhangig gemaakt. Ter zitting heeft klaagster te kennen gegeven dat deze procedure inmiddels is ingetrokken omdat klaagster met de wederpartij een schikking heeft getroffen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij ondanks duidelijke contra-indicaties een akte tot wijziging van het testament van erflaatster heeft gepasseerd, zonder voorafgaand nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflaatster.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

 

 

4. De beoordeling

4.1 Beoordeeld dient te worden of de notaris in strijd met de normen van het tuchtrecht heeft gehandeld dan wel nagelaten.

4.2 Deze normen worden in deze zaak nader ingevuld door het zorgvuldigheidsgebod dat kan worden afgeleid uit de Wet op het notarisambt (Wna) en ook door het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid (hierna: het stappenplan).

4.3.1 Klaagster voert aan dat ten tijde van de wijziging van het testament feiten en omstandigheden speelden die door de notaris aangemerkt hadden moeten worden als indicatoren in de zin van het stappenplan. Op grond van deze indicatoren was de notaris gehouden de wilsbekwaamheid van klaagster nader te onderzoeken.

Klaagster wijst in dit verband op de verklaringen van de huisarts van erflaatster van 20 oktober 2017 en 17 mei 2018, alsmede op het medisch dossier van het UMCG. Daarbij wijst klaagster op het feit dat erflaatster niet meer in staat was haar eigen vermogen te beheren, op de hoge leeftijd (80 jaar) van erflaatster en op het feit dat erflaatster de notaris voor het eerst benaderde aangezien zij eerder altijd haar huisnotaris inschakelde. De wijziging van het testament waar het hier om gaat is bovendien complex en wijkt ingrijpend af van het eerdere testament van klaagster.

Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris zich onvoldoende van de wilsbekwaamheid van erflaatster heeft vergewist, terwijl hij alle reden had om daaraan te twijfelen. De notaris had daar nader onderzoek naar moeten doen, alvorens het gewijzigd testament te passeren.

4.3.2 De notaris beschrijft hoe het contact met erflaatster en de wijziging van het testament tot stand gekomen zijn. De notaris heeft erflaatster op 29 september 2009 ruim een uur onder vier ogen gesproken. In die bespreking heeft erflaatster de notaris een plausibele verklaring gegeven voor het feit dat zij zich niet langer tot haar huisnotaris wenste te wenden. Verder heeft erflaatster de notaris duidelijk uiteengezet wat haar wensen waren voor wat betreft een wijziging in haar testament. Overigens had erflaatster ook in 2008 - dat was nog bij haar huisnotaris - haar testament al gewijzigd; de wijziging van 2009 volgde slechts de lijn die in 2008 al werd ingezet.

Het gesprek met erflaatster in 2009, door de notaris indirect ook getoetst aan het stappenplan, gaf de notaris geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de geestelijke gesteldheid van erflaatster.

De notaris was bekend met de hoge leeftijd van erflaatster en met het feit dat zij haar eigen administratie niet meer deed maar dit vormde voor hem geen grond om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflaatster. Klaagster had zelf de afspraak voor het gesprek op kantoor met de notaris gemaakt en kwam ook zonder begeleiding op gesprek. De diagnose dementie was destijds nog niet gesteld of in ieder geval bij de notaris niet bekend.

De notaris wijst ook op het feit dat de huisarts in de door klaagster ingebrachte verklaringen niet heeft gesteld dat klaagster ten tijde van het opmaken van het testament niet wilsbekwaam was.

Ten slotte merkt de notaris op dat klaagster met zich zelf in tegenspraak is wanneer zij stelt dat klaagster in 2009 wilsonbekwaam zou zijn geweest, aangezien klaagster in 2014 zelf nog met erflaatster naar de notaris is gegaan om klaagster te laten machtigen voor financiële zaken. De desbetreffende notaris heeft dat destijds geweigerd vanwege zijn twijfels aan de wilsbekwaamheid van erflaatster, maar klaagster twijfelde daar op dat moment kennelijk niet aan.

4.3.3 De kamer stelt voorop dat de door klaagster overgelegde medische informatie geen althans onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen aannemen dat klaagster in 2009 wilsonbekwaam zou zijn geweest.

Ook verder is niet gebleken van redenen waarom de notaris de wilsbekwaamheid van klaagster behoorde te betwijfelen en/of nader had behoren te onderzoeken.

De notaris was weliswaar bekend met de feiten dat klaagster 80 jaar was en haar eigen administratie niet meer voerde, maar deze omstandigheden vormen op zich zelf beschouwd onvoldoende grond om te oordelen dat de notaris gehouden was de wilsbekwaamheid van erflaatster te betwijfelen dan wel nader te onderzoeken.

Daarbij is naar het oordeel van de kamer van belang dat erflaatster de afspraak voor het gesprek op kantoor met de notaris zelf gemaakt heeft en zonder begeleiding bij de notaris op gesprek is gekomen.

Ook is naar het oordeel van de kamer van belang het gegeven, dat door klaagster niet weersproken is, dat de wijziging van het testament in 2009 een uitwerking vormde van de wijziging die erflaatster reeds in 2008 bij haar huisnotaris had geregeld.

De kamer komt daarom al met al tot de conclusie dat in deze zaak niet is komen vast te staan dat de notaris, in het licht van de Wna en de indicatoren uit het stappenplan, de wilsbekwaamheid van klaagster had behoren te betwijfelen dan wel uitgebreider en/of op andere wijze daarnaar onderzoek had moeten doen. De klacht moet daarom ongegrond worden verklaard.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mr. M.J.C. van Leeuwen,

mr. K.H.H.J. Kuhlmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2019.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.