Zoekresultaten 12501-12510 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-062

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klager is als collega van de beklaagde ontvankelijk in zijn klacht. Anders dan klager meent is in de onderhavige zaak veeleer sprake van een zakelijk conflict dan van een ‘conflict’ dat de individuele gezondheidszorg raakt. Het tuchtrecht is niet bedoeld om zakelijke conflicten tussen twee BIG-geregistreerde maten voor de tuchtrechter uit te vechten. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/086

    Klager verwijt verweerder dat hij onvoldoende diagnostiek heeft verricht en dat er geen nader onderzoek met een neuroloog heeft plaatsgevonden. Ook verwijt hij verweerder dat de contacten verliepen via arts-assistenten in opleiding. De klacht is  kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/17

    Klacht tegen een chirurg vanwege slechte nazorg na de operatie van een complexe beenbreuk en ontoereikende medische verslaglegging. Klacht gegrond. Maatregel in samenhang met tuchtrechtelijk verleden: berisping.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-042

    Klagers niet-ontvankelijk in de klacht tegen een kaakchirurg. Niet in het geding is dat beklaagde declaraties ten onrechte en in strijd met de waarheid heeft opgesteld en ingediend. Dit heeft beklaagde ook erkend. De vraag of klagers (ook kaakchirurgen) een voldoende relevant belang hebben bij een uitspraak van de tuchtrechter beantwoord het College ontkennend. Geen sprake van eerste tuchtnorm of tweede tuchtnorm. Klagers hebben ook geen rechtstreeks belang. De klacht is veeleer ingegeven door het zakelijke, ernstig geëscaleerde, conflict tussen klagers en beklaagde. Klagers niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-060

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Het College ziet geen aanwijzing dat het advies van de tandarts om de pijnlijke kies van klaagster te vullen en niet te trekken niet past binnen de redelijk bekwame beroepsuitoefening. De omstandigheid dat twee beroepsbeoefenaren voor hetzelfde probleem verschillende behandelingswijzen kiezen maakt nog niet dat één van die behandelingen onjuist zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat klaagster op dat moment meer gaatjes had en dat de tandarts dit tegenover klaagster verzweeg. Het maken van een OPT-opname is ook verdedigbaar. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/137

    Tussen klager en zijn ex-echtgenote is sprake van een (v)echtscheiding, waarbij hulpverlening betrokken is. Klager verwijt verweerster, huisarts van de ex-echtgenote en kinderen van klager, onder meer dat zij de zorgen van klager over de moeder van de kinderen niet serieus heeft genomen en de kant van de moeder heeft gekozen, een passende behandeling aan de dochter heeft onthouden, ten onrechte de moeder als eerste aanspreekpunt ziet ten aanzien van de kinderen en niet meewerkt aan overschrijving van de kinderen naar een andere huisarts. De huisarts heeft verweer gevoerd. De klachten worden ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/21

    Klacht tegen gynaecoloog. Klaagster was in 2017 zwanger van een monochoriale diamniotische tweeling en werd begeleid door een collega van verweerster. Na 27 weken zwangerschap vond een spoedsectio plaats, uitgevoerd door verweerster. Er leek sprake te zijn van TTTS (twin-to-twin transfusiesyndroom). Eén kind is in de baarmoeder al overleden en het andere kind overleed kort na de geboorte. Klaagster verwijt verweerster dat zij ten onrechte stelt dat het acute TTTS betrof. Volgens klaagster was sprake van in ieder geval chronische TTTS eventueel in combinatie met acute TTTS. Ook verwijt klaagster verweerster dat zij het incident niet als calamiteit heeft gemeld bij de IGJ en dat zij onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten naar de exacte doodsoorzaak door de placenta niet naar het in TTTS gespecialiseerde Leids Universitair Medisch Centrum te sturen, maar naar het regionaal pathologisch laboratorium. Het college acht onvoldoende steun voor de verwijten aanwezig in het dossier. De klacht is ongegrond. Deze procedure hangt nauw samen met de procedure onder kenmerk G2019/20.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-045

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. Beklaagde heeft niet te lang gewacht met het verrichten van de coloscopie noch heeft zij geen gehoor gegeven aan de spoedaanvraag. Beklaagde heeft met haar handelwijze zorgvuldig gehandeld. Op beklaagde rust geen verplichting na te gaan of er inderdaad een afspraak bij de anesthesioloog gepland stond noch rust op haar de verplichting om met een derde te spreken over de behandeling van een wilsbekwame patiënte. Overige klachtonderdelen eveneens kennelijk ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-235a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een neuroloog. Met de kennis van nu zou het beter zijn geweest dat klaagster was doorverwezen naar een hematoloog, maar dat dit destijds niet door verweerder (of een van de betrokken collega’s) is gedaan, is met de informatie op dat moment, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het College is van oordeel dat de dossiervoering beter had gekund, maar dit klachtonderdeel is van onvoldoende gewicht en verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Overige klachtonderdelen eveneens kennelijk ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/20

    Klacht tegen gynaecoloog. Klaagster was in 2017 zwanger van een monochoriale diamniotische tweeling en werd begeleid door verweerster. Na 27 weken zwangerschap vond er een spoedsectio plaats door een collega van verweerster. Er bleek sprake te zijn van TTTS (twin-to-twin transfusiesyndroom). Eén kind was in de baarmoeder al overleden en het andere kind overleed kort na de geboorte. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar tijdens de zwangerschap niet goed heeft behandeld en begeleid, dat haar verslaglegging te summier was, dat zij onvoldoende nazorg heeft geboden door geen contact met klaagster te zoeken na het overlijden van de tweeling, dat zij het incident niet als calamiteit heeft gemeld bij de IGJ en dat zij in een bericht op sociale media heeft gedeeld dat er tegen haar een tuchtklacht was ingediend. De klachtonderdelen over de behandeling en begeleiding tijdens de zwangerschap en de verslaglegging worden gegrond verklaard, de overige drie klachtonderdelen ongegrond. Verweerster wordt berispt. Deze procedure hangt nauw samen met de procedure onder kenmerk G2019/21.