ECLI:NL:TGZRSGR:2019:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-060

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:137
Datum uitspraak: 20-08-2019
Datum publicatie: 20-08-2019
Zaaknummer(s): 2019-060
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Het College ziet geen aanwijzing dat het advies van de tandarts om de pijnlijke kies van klaagster te vullen en niet te trekken niet past binnen de redelijk bekwame beroepsuitoefening. De omstandigheid dat twee beroepsbeoefenaren voor hetzelfde probleem verschillende behandelingswijzen kiezen maakt nog niet dat één van die behandelingen onjuist zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat klaagster op dat moment meer gaatjes had en dat de tandarts dit tegenover klaagster verzweeg. Het maken van een OPT-opname is ook verdedigbaar. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, tandarts,

werkzaam te B,

beklaagde,

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift, ontvangen op 28 februari 2019;

-      een nader toegestuurde bijlage bij het klaagschrift, ontvangen op 4 maart 2019;

-      nader toegestuurde bijlagen bij het klaagschrift, ontvangen op 7 maart 2019;

-      een nader toegestuurde bijlage bij het klaagschrift, ontvangen op 25 maart 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      een aanvullend klaagschrift, ontvangen op 26 maart 2019;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 20 juni 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 10 juli 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster heeft zich op 8 augustus 2017 ingeschreven bij de tandartsenpraktijk waar beklaagde werkzaam is. Vanwege pijnklachten heeft klaagster de praktijk op 8 augustus 2017 bezocht. Beklaagde heeft het gebit van klaagster gecontroleerd en twee bitewings (kleine röntgenfoto’s) en een OPT (orthopantomogram: een overzichtsfoto) gemaakt. Beklaagde heeft aan klaagster uitgelegd welke behandelingen er volgens haar verricht moesten worden. Klaagster kon zich hier niet in vinden en is daarop boos geworden. De collega van beklaagde is toen in de behandelkamer gekomen om klaagster te kalmeren. Er heeft op dat moment geen verdere behandeling plaatsgevonden.

2.2              Op 9 augustus 2017 heeft klaagster een tandarts bezocht die op dat moment spoeddienst had. Deze tandarts heeft de pijnlijke kies van klaagster geëxtraheerd.

3.                  De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven - als volgt:

-      beklaagde heeft klaagster opzettelijk een onjuiste behandeling aangeboden;

-      beklaagde heeft opzettelijk gaatjes voor klaagster verzwegen zodat ze later een duurdere zenuwbehandeling bij klaagster zou kunnen uitvoeren;

-      beklaagde heeft een onnodige scanfoto laten maken om de praktijk rijker te maken.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Klaagster beklaagt zich over het handelen van beklaagde toen zij haar consulteerde in verband met kiespijn. Het College stelt voorop dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het College zal het handelen van beklaagde beoordelen aan de hand van deze toetsnorm.

5.2         Het College begrijpt het (door klaagster later toegevoegde maar niet nader toegelichte) eerste klachtonderdeel aldus dat klaagster beklaagde verwijt te hebben geadviseerd haar pijnlijke kies (element 35) te vullen en niet te trekken. Beklaagde heeft gemotiveerd aangegeven waarom zij klaagster deze behandeling heeft geadviseerd. Het College ziet geen aanwijzing dat dit advies niet past binnen de hiervoor bedoelde redelijk bekwame beroepsuitoefening. Het feit dat een collega van buiten de praktijk waar beklaagde werkzaam is de kies de dag na het consult van klaagster bij beklaagde wel heeft geëxtraheerd maakt dit niet anders. De omstandigheid dat twee beroepsuitoefenaren voor hetzelfde probleem verschillende behandelingswijzen kiezen maakt nog niet dat één van die behandelingen onjuist zou zijn. Bepalend is of gegeven het voorgelegde probleem de voorgestelde behandeling op goede gronden geadviseerd kon worden. Met de gegevens die voorliggen oordeelt het College dat het advies van beklaagde de aan te leggen toets kan doorstaan. Dit klachtonderdeel faalt.

5.3       Ook het tweede klachtonderdeel treft geen doel. Uit de door klaagster overgelegde patiëntenkaart blijkt dat beklaagde op 8 augustus 2017 vijf gaatjes bij klaagster heeft geconstateerd en deze met haar heeft besproken. Noch de patiëntenkaart, noch de, door beklaagde overgelegde, destijds gemaakte röntgenfoto’s, noch de stellingen van klaagster bieden een concrete aanwijzing voor het vermoeden van klaagster dat er meer gaatjes door beklaagde bij haar zouden zijn geconstateerd, die zij tegenover klaagster zou hebben verzwegen.

5.4       Beklaagde heeft zich tegen het derde klachtonderdeel verweerd door te stellen dat zij het maken van een OPT-opname noodzakelijk achtte om eventuele beschadigingen aan de kiezen naast de als aangetast aangemerkte kiezen van klaagster uit te sluiten. Naar het oordeel van het College kan deze afweging de toets zoals die hierboven onder 5.1 is aangeduid, doorstaan. Het verwijt van klaagster dat sprake zou zijn van geldklopperij is daarom volledig zonder grond. Ook dit klachtonderdeel faalt.

5.5       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 20 augustus 2019 door E.J. Daalder, voorzitter, C.H. van Breevoort-de Bruin, lid-jurist, F.S. Kroon, M.M.L.F. Smulders, H.C. van Renswoude, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

            - het college u of uw klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard of

            - als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de ongegrond verklaarde klachtonderdelen.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.