Zoekresultaten 221-230 van de 1382 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:49 Accountantskamer Zwolle 19/305 Wtra AK

    Klacht i.v.m. controle jaarrekeningen vijf ondernemingen behorend tot één groep. Klacht gedeeltelijk gegrond, gedeeltelijk ongegrond. Strijd met fundamenteel beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Oplegging maatregel tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand. De Accountantskamer is van oordeel dat het door het bestuur van de holding opgestelde herstelplan essentieel was bij de controle van de jaarrekeningen van de gecontroleerde vennootschappen. Het herstelplan was immers cruciaal voor (de beoordeling van) de continuïteit van de vennootschappen. Tussen partijen is niet in geschil dat de vennootschappen ten tijde van de controle technisch failliet waren. Vanwege de bestaande problemen met de liquiditeit en de continuïteit had betrokkene het aangeleverde herstelplan professioneel kritisch moeten bezien. De Accountantskamer is van oordeel dat onvoldoende onderzocht is of de prognoses met betrekking tot de opbrengsten van de nieuwe fondsen en het terugvloeien van gelden naar de bestaande, verlieslatende fondsen reëel waren. Betrokkene had gezien de verbondenheid van twee buiten de groep vallende vennootschappen met respectievelijk de UBO en de zoon van de UBO een diepgaandere beoordeling van de betalingen aan deze vennootschappen moeten verrichten. De Accountantskamer is daarom van oordeel dat betrokkene onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de transacties van de holding met deze verbonden partijen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:50 Accountantskamer Zwolle 19/1924 Wtra AK

    Klacht tegen accountant in zijn hoedanigheid van (voormalig) aandeelhouder en directeur. Klager is een medewerker van wie de arbeidsovereenkomst is ontbonden. De klacht ziet op de gedragingen van betrokkene in de gerechtelijke procedure rondom de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst en de nasleep daarvan. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond, met uitzondering van het verwijt dat betrokkene in het mediationtraject de geheimhouding heeft geschonden. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:45 Accountantskamer Zwolle 19/1961, 19/1962, 19/1963 Wtra AK

    Verzoek om herziening van onherroepelijke beslissing van de Accountantskamer door oorspronkelijke klager. Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk. D e Wtra kent de mogelijkheid tot het doen van een verzoek om herziening van een onherroepelijke uitspraak niet. Een dergelijk verzoek om herziening is dan ook in beginsel niet mogelijk. De algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht brengen mee dat in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak. Alleen door degene over wie was geklaagd kan herziening worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak waarbij een maatregel is opgelegd. Het is voor een oorspronkelijke klager niet mogelijk om een verzoek om herziening in te dienen. Verzoeker heeft zich, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, op het standpunt gesteld dat uit deze bepalingen volgt dat ook voor hem, als oorspronkelijke klager, de mogelijkheid dient te bestaan om te verzoeken om herziening. Er is geen sprake van een criminal charge als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De strafrechtelijke poot van artikel 6 EVRM is daarom niet van toepassing. De voorzitter volgt voor wat betreft de civielrechtelijke poot van artikel 6 EVRM het oordeel van de Hoge Raad in zijn arrest van 18 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:52), gelezen in samenhang met de onderdelen 3.9 tot en met 3.11 van de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2018:47), waarnaar de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.4.2 van zijn arrest verwijst. Samengevat is de conclusie dat bij een verzoek tot heropening van een tuchtzaak geen sprake is van vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen. De accountantstuchtrechtelijke procedure ziet niet op de vaststelling van de burgerlijke rechten en verplichtingen van de oorspronkelijke klagende partij in de zin van artikel 6 van het EVRM. Artikel 6 EVRM is daarom niet van toepassing. Ten aanzien van het door verzoeker gedane beroep op artikel 47 van het Handvest overweegt de Accountantskamer dat de bepalingen van het Handvest, waaronder artikel 47 van het Handvest, alleen gelden wanneer het recht van de Europese Unie ten uitvoer wordt gebracht. Dat is hier niet het geval.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:46 Accountantskamer Zwolle 19/2048 Wtra AK

    Klacht over verrichte werkzaamheden in het kader van de loonadministratie van een klant en over het niet verschaffen van duidelijkheid over de facturen. Klacht deels niet-ontvankelijk, voor zover deze betrekking heeft op gedragingen die hebben plaatsgevonden voor 1 januari 2016. Klacht, voor deze betreft gedragingen van na 31 december 2015, deels gegrond, deels ongegrond. Strijd met fundamentele beginselen van integriteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Oplegging maatregel van waarschuwing. De Accountantskamer is van oordeel dat door het niet betalen van toeslaguren aan werknemers door de klant sprake was van een situatie waarbij betrokkene in verband kon worden gebracht met het niet-integere handelen van de klant. Op grond van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de VGBA lag het op de weg van betrokkene om een maatregel te nemen gericht op het beëindigen van dit niet-integere handelen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, door ondanks het achterwege blijven van verbeteringen gedurende langere tijd werkzaamheden te blijven verrichten voor de klant c.q. door onder zijn verantwoordelijkheid werkzame medewerkers deze werkzaamheden te laten blijven verrichten, heeft gedoogd dat voorschriften met betrekking tot de loonbetaling niet werden nageleefd. Betrokkene had onder deze omstandigheden eerder moeten besluiten om de opdracht voor het verrichten van diverse werkzaamheden terug te geven. Indien, zoals bij deze opdracht, gefactureerd wordt op uurbasis, dient ter beantwoording van de vraag hoe het honorarium van de accountant is bepaald op verzoek van de cliënt inzichtelijk te worden gemaakt wie wanneer werkzaamheden heeft verricht. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene door ondanks een daartoe strekkend verzoek van klager geen inzicht te verschaffen in hoe het honorarium voor de door hem en/of onder zijn verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden is bepaald, gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.    

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:47 Accountantskamer Zwolle 20/321 Wtra AK

    Klacht tegen accountant (RA) die als bestuurder van een coöperatie werkzaam is. Tussen klager en de coöperatie is een geschil ontstaan over de rechtsgeldigheid van een transactie. Klager verwijt de accountant dat hij niet integer is geweest en dat hij niet heeft meegewerkt aan waarheidsvinding. Daarbij wijst klager erop dat de accountant het geschil niet heeft willen voorleggen aan het scheidsgerecht, dat hij niet heeft meegewerkt aan het door klager gestarte onderzoek, dat hij geen minnelijke regeling heeft willen treffen en dat hij feiten zou hebben verdraaid. Deze verwijten treffen geen doel. De accountant heeft geen onjuist of misleidend standpunt ingenomen. Hij was niet verplicht om zijn medewerking te verlenen aan de verzoeken van klager. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:48 Accountantskamer Zwolle 20/352 Wtra AK

    Een medewerker van het accountantskantoor heeft in 2015 voor de moeder van klagers een huurovereenkomst opgesteld en huurtoeslag aangevraagd. Klagers verwijten de accountant dat de aanvraag is ingediend zonder dat de medewerker over een ondertekende huurovereenkomst beschikte en dat hij geen rekening heeft gehouden met het feit dat moeder het recht van vruchtgebruik van de woning had. De Accountantskamer is van oordeel dat de medewerker bij het aanvragen van de huurtoeslag voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Daarbij is in aanmerking genomen dat de medewerker is uitgegaan van de door de opdrachtgever (in dit geval de zoon van moeder) verstrekte gegevens. Het lag op de weg van de zoon om de medewerker te informeren over het recht van vruchtgebruik. Dat geldt in dit geval des te meer omdat het een zogenoemde execution only opdracht betrof. Ook de verwijten dat de accountant zijn zorgplicht zou hebben geschonden en dat hij zich een accountant onwaardig zou hebben gedragen, slagen niet. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:43 Accountantskamer Zwolle 20/210 Wtra AK

    Een accountant heeft samen met een compagnon (geen accountant) een accountantskantoor. De compagnon, die binnen het kantoor verantwoordelijk is voor kwaliteitsaangelegenheden, heeft voor de accountant verzwegen dat er een kantoortoetsing zou plaatsvinden. Omdat de compagnon de kantoortoetsing wilde ontlopen, heeft hij de afspraak voor de kantoortoetsing negen keer kort van tevoren afgezegd. De Accountantskamer heeft geoordeeld dat de accountant verantwoordelijk is voor het feit dat de kantoortoetsing niet heeft plaatsgevonden. Als enige accountant is hij de kwaliteitsbepaler en is hij verantwoordelijk voor het kwaliteitssysteem. Vanwege deze verantwoordelijkheid had de accountant erop moeten toezien dat de compagnon op juiste wijze uitvoering gaf aan de gedelegeerde taken op het gebied van de kwaliteit. Klacht gegrond. Tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:44 Accountantskamer Zwolle 20/110 Wtra AK

    Een accountant heeft vertrouwelijke gegevens van klagers verstrekt aan zijn advocaat ten behoeve van een incassotraject. De advocaat heeft deze vertrouwelijke gegevens gebruikt om conservatoir derdenbeslag te leggen onder klanten van klagers, waardoor de vertrouwelijke gegevens ook terecht zijn gekomen bij die klanten. De accountant heeft hiermee het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid geschonden. Ook is sprake van schending van het fundamentele beginsel van integriteit. De accountant heeft zich niet gehouden aan de overeenkomst van opdracht en de algemene voorwaarden, waarin is afgesproken dat hij de vertrouwelijke gegevens niet zonder toestemming van klagers met derden zou delen en dat hij deze  gegevens niet voor een ander doel zou gebruiken dan waarvoor ze aan hem waren verstrekt. Klacht gegrond. Berisping.    

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:42 Accountantskamer Zwolle 18/718 en 18/719 Wtra AK

    Klachten AFM over controle jaarrekening groep en tot de groep behorende dochtervennootschap. Contante commissiebetalingen door de dochtervennootschap. Klacht tegen de accountant van de dochtervennootschap deels gegrond; strijd met fundamenteel beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid; oplegging maatregel van berisping. Klacht tegen de groepsaccountant ongegrond.  De Accountantskamer is van oordeel dat de accountant van de dochtervennootschap bij de start van ieder van de te controleren jaren niet het juiste uitgangspunt heeft gehad door al bij het begin van de controle te stellen dat het issue van de contante betalingen aan derden was opgelost. Uitgangspunt voor ieder controlejaar dient te zijn dat een accountant zich behoort af te vragen of er een risico op fraude is. Een dergelijk risico kan zich immers – ook na een beëindiging van een eerdere controle – ieder jaar opnieuw voor doen. Juist in deze controlejaren was bij de te controleren rechtspersonen sprake van voldoende concrete aanwijzingen om hieraan bijzondere aandacht te besteden. De Accountantskamer is van oordeel dat sprake was van een groot aantal signalen waaruit naar voren kwam dat ook in de controlejaren waar deze klacht betrekking op heeft sprake was van een doorgaande praktijk van contante betalingen bij wijze van ‘sales incentives’ in welke betalingen de accountant van de dochtervennootschap geen inzicht had. De Accountantskamer concludeert dat de accountant van de dochtervennootschap niet zo zeer zijn ogen heeft gesloten voor de aanwezige contante betalingen, maar dat hij ze niet heeft open gedaan.  In het licht van de controlematerialiteit van de groep was het bedrag dat gemoeid was met de contante betalingen bij de dochtervennootschap zeer gering. Fraude en corruptie zijn onderdeel geweest van de uitgevoerde controles, het Board Report en de besprekingen met het management van de groep, zij het dat dit niet specifiek gericht was op de situatie bij de dochtervennootschap. Onderzoek had geen aanwijzingen opgeleverd dat de ‘scoping’ van de controle van de groepsjaarrekening tekortschoot. De groepsaccountant mocht zich hierdoor gesterkt voelen in de opvatting dat het plaatsvinden van dergelijke contante betalingen van een op groepsniveau zo geringe omvang niet direct meebracht dat sprake was van een frauderisicofactor op het niveau van de groep. De groepsaccountant mocht onder de gegeven, bijzondere omstandigheden afgaan op de informatie die hij van de accountant van de dochtervennootschap had ontvangen.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:41 Accountantskamer Zwolle 17/920 en 17/925 Wtra AK

    Deze klachtzaak is verbonden met de klachtzaken 18/718 en 18/719 Wtra AK. Fishing expedition van klaagster versus geheimhoudings-/vertrouwelijkheidsverplichting van betrokken accountants. Klaagster klaagt erover dat de accountants jarenlang kennis hebben gehad van omkopingsfraude bij een dochteronderneming van een door hen gecontroleerde onderneming. De accountants zouden hebben nagelaten fraudes aan de bevoegde autoriteiten te melden. Klaagster heeft daarbij alleen gewezen op drie in het NRC gepubliceerde krantenartikelen. Op klaagster ligt de stelplicht en de bewijslast; met het enkel verwijzen naar die krantenartikelen heeft zij daar niet aan voldaan.