ECLI:NL:TACAKN:2020:48 Accountantskamer Zwolle 20/352 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:48
Datum uitspraak: 20-07-2020
Datum publicatie: 20-07-2020
Zaaknummer(s): 20/352 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Een medewerker van het accountantskantoor heeft in 2015 voor de moeder van klagers een huurovereenkomst opgesteld en huurtoeslag aangevraagd. Klagers verwijten de accountant dat de aanvraag is ingediend zonder dat de medewerker over een ondertekende huurovereenkomst beschikte en dat hij geen rekening heeft gehouden met het feit dat moeder het recht van vruchtgebruik van de woning had. De Accountantskamer is van oordeel dat de medewerker bij het aanvragen van de huurtoeslag voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Daarbij is in aanmerking genomen dat de medewerker is uitgegaan van de door de opdrachtgever (in dit geval de zoon van moeder) verstrekte gegevens. Het lag op de weg van de zoon om de medewerker te informeren over het recht van vruchtgebruik. Dat geldt in dit geval des te meer omdat het een zogenoemde execution only opdracht betrof. Ook de verwijten dat de accountant zijn zorgplicht zou hebben geschonden en dat hij zich een accountant onwaardig zou hebben gedragen, slagen niet. Klacht ongegrond.

ACCOUNTANTS KAMER

 

 

UITSPRAAK van 20 juli 2020 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 13 februari 2020 ontvangen klacht met nummer 20/352 W tra AK van

1. X1

en

2. X2

beiden wonende te [plaats1]

K L A G E R S

t e g e n

Y

registeraccountant en accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. I.K.M. Hoffmann te Enschede

1.             De procedure

1.1.         De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          het aanvullend klaagschrift met bijlagen

-          het verweerschrift met bijlagen

-          de brief van klagers van 9 april 2020

-          de e-mail van klagers van 14 april 2020

-          de repliek

-          de dupliek.

1.2.         Partijen hebben de Accountantskamer in verband met de uitbraak van het coronavirus toestemming verleend om behandeling van de zaak op een zitting achterwege te laten.

2.             De feiten

2.1.         Betrokkene staat sinds 1994 als registeraccountant ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Sinds 2006 staat betrokkene ook ingeschreven als accountant-administratieconsulent.

2.2.         Betrokkene is verbonden aan [accountantskantoor] te [plaats2] (verder: het accountantskantoor).

2.3.         De (schoon)moeder van klagers (verder: moeder) was eigenaar van een woning in [plaats1]. In 1997 is deze woning verkocht aan klager sub 2. Daarbij is het levenslang recht van vruchtgebruik van de woning aan moeder toegekend.

2.4.         Moeder en haar zoon [A] (verder: de zoon) zijn sinds de beginjaren 2000 klant bij het accountantskantoor van betrokkene. Klagers zijn klant bij een ander accountantskantoor.

2.5.         De zoon heeft in 2015 aan de heer [B], medewerker van het accountantskantoor (verder: de medewerker) gevraagd een huurovereenkomst op te stellen voor moeder, omdat moeder de woning huurt van klager sub 2. Ook heeft hij de medewerker gevraagd om bij de belastingdienst huurtoeslag voor moeder aan te vragen.

2.6.         De medewerker heeft een huurovereenkomst opgesteld. In deze huurovereenkomst staat dat de huur € 650,-- per maand bedraagt, exclusief gas, water en licht. Deze huurovereenkomst is aan de zoon toegezonden. Op basis van deze huurovereenkomst heeft de medewerker huurtoeslag voor moeder aangevraagd. De belastingdienst heeft moeder vanaf 2015 huurtoeslag toegekend.

2.7.         De zoon heeft de huurovereenkomst doorgestuurd aan klagers. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij de huursom heeft gewijzigd, omdat de huur € 650,-- inclusief servicekosten, gas, water, elektra en omzetbelasting is. De zoon heeft deze wijziging niet doorgegeven aan het accountantskantoor.

2.8.         Moeder is op [datum] overleden. 

2.9.         De belastingdienst heeft de erven van moeder op 6 juni 2018 bericht dat moeder geen recht had op huurtoeslag, omdat de woning (deels) haar eigendom was. De ontvangen huurtoeslag (over de jaren 2016, 2017 en 2018) is teruggevorderd.

2.10.       Klagers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Zij hebben zich daarbij laten bijstaan door hun eigen accountantskantoor.

2.11.       De belastingdienst heeft het bezwaar bij besluit van 13 oktober 2018 gedeeltelijk gegrond verklaard. Het standpunt dat moeder geen recht had op huurtoeslag omdat zij mede-eigenaar was van de woning is niet langer gehandhaafd, omdat uit de uittreksels van het Kadaster is gebleken dat zij geen mede-eigenaar was. Wel is de toegekende huurtoeslag met terugwerkende kracht verlaagd, omdat de huurtoeslag was toegekend op basis van een kale huur van € 650,--. Doordat de overeengekomen huursom € 650,-- inclusief servicekosten, gas, water, elektra en omzetbelasting bedroeg, is de Belastingdienst uitgegaan van een rekenhuur van € 357,50.

2.12.       Bij brief van 14 maart 2019 hebben klagers het accountantskantoor aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hebben geleden, doordat de medewerker bij het opstellen van de huurovereenkomst geen rekening heeft gehouden met het vruchtgebruik van moeder.

  2.13.      Betrokkene heeft klagers op 25 maart 2019 bericht dat het accountantskantoor geen aansprakelijkheid erkent in deze zaak, omdat klagers zelf wisten dat moeder het vruchtgebruik van de woning had.

2.14.       In het najaar van 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers, bijgestaan door hun advocaat, en betrokkene en de heer [C] AA RB, klachtbehandelaar bij het accountantskantoor (verder: de klachtbehandelaar). Dit gesprek heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid.

2.15.       Bij brief van 14 november 2019 heeft de advocaat van klagers (nogmaals) aanspraak gemaakt op vergoeding van de door klagers geleden schade. Bij brief van 20 november 2019 heeft de klachtbehandelaar bestreden dat sprake is van verwijtbaar handelen door de medewerker of betrokkene. Om de zaak tot een einde te brengen heeft de klachtbehandelaar een schikkingsvoorstel van € 2.500 gedaan. Klagers hebben dit voorstel (tegen finale kwijting) geaccepteerd. 

3.             De klacht

3.1.         Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klagers verwijten betrokkene:

a. dat de huurtoeslag op grond van onjuiste gegevens is aangevraagd,

b. dat hij zijn zorgplicht jegens klagers heeft geschonden,

c. dat hij zich een accountant onwaardig heeft gedragen.

4.             De beoordeling

4.1.         Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Klachtonderdeel a: huurtoeslag aangevraagd op basis van onjuiste gegevens

4.2.         Klagers hebben ten aanzien van dit klachtonderdeel aangevoerd dat de medewerker de huurtoeslag heeft aangevraagd zonder dat hij beschikte over een ondertekende huurovereenkomst. Omdat hij is uitgegaan van de door hem opgestelde huurovereenkomst, is hij uitgegaan van een verkeerde huursom. Ook heeft hij volgens klagers ten onrechte geen rekening gehouden met het recht van vruchtgebruik. Klagers houden betrokkene verantwoordelijk voor dit handelen van de medewerker. Daarbij hebben klagers erop gewezen dat betrokkene zelf wel wist van het recht van vruchtgebruik. 

4.3.         De Accountantskamer is van oordeel dat de medewerker bij het aanvragen van de huurtoeslag voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De reden hiervoor is dat hij de aspecten die voor de huurovereenkomst en de huurtoeslag van belang waren met de zoon heeft doorgesproken, waardoor hij over voldoende informatie beschikte om de aanvraag in te dienen. Daarbij bestonden er geen aanwijzingen dat de huurovereenkomst, die de medewerker op basis van de door de zoon verstrekte gegevens had opgesteld, nog zou worden aangepast. De zoon heeft de medewerker niet op de hoogte gebracht van de aangepaste huursom.

Verder kan hem ook niet worden aangerekend dat hij geen rekening heeft gehouden met het recht van vruchtgebuik. De medewerker was daar niet mee bekend, omdat in het dossier van moeder geen documenten zaten waaruit bleek dat zij het recht van vruchtgebruik op de woning had. Omdat de zoon wel op de hoogte was van het recht van vruchtgebruik, lag het op zijn weg om de medewerker daarover te informeren, wat hij niet heeft gedaan. Dit klemt temeer omdat het een zogenoemde execution only opdracht betrof. De medewerker had alleen de opdracht om de huurovereenkomst op te stellen en om de huurtoeslag aan te vragen. De medewerker is niet om advies gevraagd. Dat uit een voorstel van betrokkene uit 2005 blijkt dat betrokkene wel op de hoogte was van het recht van vruchtgebruik van moeder, leidt niet tot een ander oordeel. Betrokkene had immers geen bemoeienis met het opstellen van de huurovereenkomst. Bovendien is dit voorstel vanwege het tijdsverloop terechtgekomen in de gearchiveerde adviesdossiers.

4.4.         Omdat de conclusie is dat de medewerker voldoende zorgvuldig heeft gehandeld, hoeft de vraag of betrokkene tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van de medewerker niet meer te worden beantwoord. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b: schending van de zorgplicht

4.5.         Met betrekking tot dit klachtonderdeel hebben klagers naar voren gebracht dat zij betrokkene om hulp hebben gevraagd, nadat de belastingdienst had besloten om de huurtoeslag terug te vorderen. Betrokkene heeft echter geen hulp geboden en heeft niets gedaan om de door het accountantskantoor gemaakte fouten recht te zetten. Hij heeft klagers aan hun lot overgelaten, aldus klagers.

4.6.         Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Omdat tussen klagers en het accountantskantoor geen klantrelatie bestond, was betrokkene niet gehouden om klagers (kosteloos) bij te staan tijdens de bezwaarprocedure bij de belastingdienst. Klagers hebben betrokkene daarvoor ook geen opdracht gegeven. Bovendien was er geen sprake van een door de medewerker of betrokkene gemaakte fout. Zoals hiervoor is overwogen, is de huurtoeslag met voldoende zorgvuldigheid aangevraagd. Omdat klagers  klant waren bij een ander accountantskantoor, is evenmin sprake geweest van een situatie waarin klagers aan hun lot zijn overgelaten.

Klachtonderdeel c: een accountant onwaardig gedrag

4.7.         Klagers hebben aangevoerd dat betrokkene feiten heeft verdraaid, anderen de schuld heeft gegeven en niet relevante informatie heeft aangehaald om te voorkomen dat het accountantskantoor de schade van klagers zou moeten vergoeden.

4.8.         De Accountantskamer overweegt dat tussen klagers en het accountantskantoor een geschil heeft bestaan over de aansprakelijkheid voor de door klagers gestelde fouten met betrekking tot de aanvraag van de huurtoeslag voor moeder. Betrokkene heeft deze aansprakelijkheid op 25 maart 2019 afgewezen. Dit standpunt heeft betrokkene nogmaals toegelicht tijdens het gesprek in het najaar van 2019, waarbij ook de klachtbehandelaar aanwezig was.

4.9.         Volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer is het een accountant toegestaan in een zakelijk conflict een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt aan zijn wederpartij, en eveneens aan derden, kenbaar te maken, behoudens bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat een accountant zich met het oog op de fundamentele beginselen anders had moeten opstellen kan onder meer sprake zijn, indien de accountant bewust een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen of indien de accountant in sterke mate verweten kan worden dat hij een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen.

4.10.       Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. Dat betrokkene het niet eens is met klagers en een andere lezing van de feiten heeft, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat hij bewust een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen (of dat hem dat in sterke mate kan worden verweten). Bovendien heeft de Accountantskamer hiervoor geconcludeerd dat de huurtoeslag met voldoende zorgvuldigheid is aangevraagd. Daarom is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

4.11.       De klacht zal in al haar onderdelen ongegrond worden verklaard.

5.             De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht ongegrond

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. J.W. Frieling en mr. drs. M. Stempher (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en E.M. van der Velden AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op

20 juli 2020.

_________                                                                                                                     __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.