Zoekresultaten 12091-12100 van de 40506 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:256 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-161

    De klacht heeft betrekking op de overleggen van confraternele correspondentie zonder toestemming van de wederpartij en na negatief advies van de deken. Verweerster heeft gesteld dat overlegging was toegestaan omdat op deelgebieden overeenstemming was bereikt met betrekking tot de afwikkeling van de echtscheiding. De raad is van oordeel dat overlegging niet was toegestaan omdat er geen algehele overeenstemming was bereikt over de afwikkeling van de echtscheiding. Zo moest het concept convenant nog nader worden uitgewerkt. In die omstandigheden was het niet toegestaan het concept convenant en de correspondentie in de procedure over te leggen. Klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2018:10 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2017/12

    Hond. Pathalogie-uitslag. Het is te betreuren dat de eerste voorlopige uitslag van het pathologisch onderzoek en de hierna voor nader onderzoek benodigde tijd niet eerder door of vanwege de dierenarts is gecommuniceerd aan klager. Tot enig tuchtrechtelijk verwijt kan het echter niet leiden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.408

      Klacht tegen bedrijfsarts. Klager heeft een klacht ingediend tegen een stafarts bij de KMAR die in het kader van de ontslagprocedure van klager door de juridische afdeling was gevraagd om zijn visie over de vraag of het noodzakelijk was om vanuit de KMAR een externe deskundige in te schakelen teneinde de toerekeningsvatbaarheid van klager ten tijde van het incident te beoordelen. De klacht houdt in dat verweerder een medisch oordeel heeft gegeven over de geestesgesteldheid en de gezondheid van klager zonder hem te hebben gesproken, geconsulteerd of zijn medisch dossier te hebben geraadpleegd. Mocht dat dossier wel zijn geraadpleegd dan is dan zonder toestemming van klager gebeurd. Volgens klager is hij door het handelen van verweerder in zijn belangen geschaad, omdat het standpunt van verweerder mede bepalend was voor het ontslag van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:25 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.511

      Klacht tegen een operationeel leidinggevende verpleegkundige. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de verpleegkundige verweten gedragingen vallen onder de tweede tuchtnorm en verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht omdat het aan de verpleegkundige verweten handelen onvoldoende weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg. Het incidenteel beroep slaagt en aan een inhoudelijke beoordeling wordt niet toegekomen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:38 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.196

      Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij o p 3 maart 2016 en 13 januari 2017 ongeldige, eenzijdige en niet onafhankelijke rapportages over klager heeft opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt deels tot een ander oordeel. Uit de stukken blijkt dat de verzekeringsarts zich bij zijn rapportage van 3 maart 2016 enkel heeft gebaseerd op de medische rapportage van de primaire arts van 20 november 2015. Deze rapportage bevat echter geen eindconclusie en/of besluit maar enkel de (tussen)conclusie dat nog niet duidelijk was of klager arbeidsongeschikt was voor het maatgevende werk en dat er meer informatie opgevraagd moest worden. Op 26 februari 2016 bezocht klager nogmaals de primaire arts en in de op die datum door de primaire arts uitgebrachte medische vervolgrapportage werd de opgevraagde en inmiddels ontvangen informatie van 17 december 2015 van de revalidatiearts besproken. De verzekeringsarts heeft bij zijn rapportage van 3 maart 2016 echter geen acht geslagen op deze (eind)rapportage. Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat in de rapportage van de verzekeringsarts van 3 maart 2016 niet op inzichtelijke en consistente wijze wordt uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen, nu hij klaarblijkelijk niet de beschikking had over alle relevante feiten en de rapportage van de primaire arts van 20 november 2015 geen steun biedt voor de door de verzekeringsarts getrokken conclusies. Hiervan kan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Omdat de verzekeringsarts in beroep geen verweer heeft gevoerd en niet ter terechtzitting is verschenen, heeft de verzekeringsarts op dit punt geen nadere toelichting gegeven. Het Centraal Tuchtcollege acht de klacht in zoverre gegrond. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover daarbij de klacht ten aanzien van de rapportage van 3 maart 2016 als ongegrond is afgewezen, en opnieuw rechtdoende, verklaart dit deel van de klacht alsnog gegrond, legt dienaangaande de verzekeringsarts de maatregel van waarschuwing op en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:19 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.505

      Klacht tegen een vaatchirurg. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de overleden echtgenoot van klaagster (patiënt). In totaal heeft klaagster klachten tegen twaalf artsen en verpleegkundigen ingediend. Patiënt heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis in verband met een (uiteindelijk gediagnostiseerde) iliaco-ureterale fistel. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2018:11 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2017/13

    Paard. Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht overwogen dat het binnen de beleidsvrijheid van de dierenarts valt om op basis van zijn ervaring en deskundigheid bepaalde vastzittende of ingekapselde fragmenten niet te verwijderen. Geen kreupelheidsonderzoek. Niet kan worden vastgesteld dat de bij het paard medio 2016 ontstane problemen aan de spronggewrichten zijn veroorzaakt door verwijtbaar onoordeelkundig handelen van de dierenarts bij de operatieve ingreep in oktober 2011.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.048

      Klacht tegen gz-psycholoog. Dochter van klaagster is op enig moment aangemeld bij een centrum voor Jeugd-GGZ. De gz-psycholoog is werkzaam bij dit centrum. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij zonder haar toestemming informatie over haar dochter heeft gedeeld met de internbegeleiderster van de school van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster gegrond verklaard. Het beroep van de gz-psycholoog wordt gegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart de klacht ongegrond en verstaat dat de opgelegde maatregel van waarschuwing komt te vervallen. Het Centraal Tuchtcollege acht de doorbreking van het beroepsgeheim niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu de school reeds op de hoogte was van het intakegesprek en de verstrekte informatie louter procedureel en algemeen van aard was.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:26 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.512

      Klacht tegen een cardioloog. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de overleden echtgenoot van klaagster (patiënt). In totaal heeft klaagster klachten tegen twaalf artsen en verpleegkundigen ingediend. Patiënt heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis in verband met een (uiteindelijk gediagnostiseerde) iliaco-ureterale fistel. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2018:12 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2017/14

    Hond. Beroep gegrond voor zover gericht tegen het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege dat er geen sprake is geweest van een veterinair tekortschieten dat het opleggen van een tuchtmaatregel zou rechtvaardigen.   Dierenarts heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in beroep te kennen gegeven dat een intraveneuze narcose achteraf bezien beter zou zijn geweest en heeft er aldus blijk van gegeven lering te hebben getrokken uit het voorgevallene. Verder is haar niet eerder een tuchtmaatregel opgelegd. Gelet daarop en alles afwegende is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat volstaan kan worden met de oplegging van een waarschuwing.