ECLI:NL:TGZCTG:2019:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.048

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:32
Datum uitspraak: 24-01-2019
Datum publicatie: 24-01-2019
Zaaknummer(s): c2018.048
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen gz-psycholoog. Dochter van klaagster is op enig moment aangemeld bij een centrum voor Jeugd-GGZ. De gz-psycholoog is werkzaam bij dit centrum. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij zonder haar toestemming informatie over haar dochter heeft gedeeld met de internbegeleiderster van de school van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster gegrond verklaard. Het beroep van de gz-psycholoog wordt gegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart de klacht ongegrond en verstaat dat de opgelegde maatregel van waarschuwing komt te vervallen. Het Centraal Tuchtcollege acht de doorbreking van het beroepsgeheim niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu de school reeds op de hoogte was van het intakegesprek en de verstrekte informatie louter procedureel en algemeen van aard was.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.048 van:

A., gz-psycholoog, werkzaam te B.,

appellante, verweerster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te ’s-Gravenhage.

tegen

C., wonende te B., verweerster, klaagster in eerste aanleg,

1.         Verloop van de procedure

C. - hierna klaagster - heeft op 13 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage tegen A. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 19 december 2017, onder nummer 2017-172, heeft dat College klaagsters klacht gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd.

De gz-psycholoog is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 november 2018, waar is verschenen de gz-psycholoog , bijgestaan door mr. Salomons. Klaagster is, hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen.

Mr. Salomons heeft de standpunten van de gz-psycholoog toegelicht aan de hand van pleitnotities die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

”(…)

2.         De feiten

2.1       De dochter van klaagster, D., geboren op 14 april 2005, is op enig moment aangemeld bij E., centrum voor F.. Verweerster is als gz-psycholoog werkzaam bij E..

2.2       Op 13 januari 2017 heeft de interne begeleidster van de (toenmalige) school van D. telefonisch contact opgenomen met E.. Verweerster heeft haar meegedeeld dat D. een intake heeft gehad bij E., dat er een intakeverslag is gemaakt en dat D. binnen twee weken in het team wordt besproken.

2.3       De ouders van D. hebben geen toestemmingsverklaring getekend om informatie over D. met anderen te delen.

3.         De klacht

Klaagster verwijt verweerster – zakelijk weergegeven – dat zij zonder toestemming van de ouders informatie over D. heeft gedeeld met de school.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen niet bestreden.

5.         De beoordeling

5.1       Het College overweegt dat, zoals volgt uit de feiten, vaststaat dat verweerster als gz-psycholoog in strijd met de op haar rustende geheimhoudingsplicht heeft gehandeld. De geheimhoudingsverplichting is neergelegd in artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Verweerster heeft de schending van haar beroepsgeheim ook erkend. Verweerster heeft dus gehandeld in strijd met de zorg die zij jegens D. en haar ouders behoorde te betrachten, zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 sub a Wet BIG, zodat de klacht gegrond is.

5.2       Met betrekking tot de vraag welke maatregel passend is, overweegt het College het volgende.

In het nadeel van verweerster geldt dat het zich houden aan het beroepsgeheim voor zorgverleners een belangrijke verplichting is, die bij iedere zorgverlener bekend mag en moet worden verondersteld, en dat schending daarvan een tamelijk ernstig tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt.

In het voordeel van verweerster laat het College meewegen dat zij inzicht heeft getoond in de onjuistheid van haar handelen. Verweerster heeft aangevoerd dat zij op de bewuste dag werkzaam was in de bureaudienst; dit houdt in dat hulpverleners telefoongesprekken zo nodig van de telefonist overnemen, bijvoorbeeld als de behandelaar niet bereikbaar is. In dat verband heeft verweerster het telefoontje van de interne begeleidster van de school beantwoord. Zij kan zich niet herinneren waarom zij toen niet heeft nagegaan of de ouders een toestemmingsverklaring hadden getekend; meestal controleerde zij dat wel. Zij heeft zich toen verder onvoldoende gerealiseerd dat de verstrekte informatie over de intake en het vervolg daarop ook als medisch-inhoudelijke informatie moet worden beschouwd en is daar nu van doordrongen. Verweerster vermoedt dat zij de interne begeleidster van de school heeft willen helpen. Zij heeft duidelijk gemaakt dat zij nu, alvorens informatie aan derden te verstrekken, altijd controleert of daarvoor een toestemmingsverklaring van (de ouders van) de cliënt in het dossier aanwezig is. Ook in de organisatie is lering getrokken uit deze klacht. Er zijn maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Het belang van de geheimhoudingsplicht is nog eens bij alle medewerkers onder de aandacht gebracht. Ook verschijnt er nu in elektronische dossiers waarin geen toestemming voor het delen van informatie is gegeven een rood vakje op het scherm.

Gelet op deze uitleg van verweerster is het College van oordeel dat met een waarschuwing kan worden volstaan. (…)”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder het kopje “2. De feiten”, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft de gz-psycholoog geconcludeerd dat de klacht alsnog ongegrond dient te worden verklaard en dat het opleggen van een maatregel achterwege dient te worden gelaten.

4.2       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat de gz-psycholoog als hulpverlener is gehouden aan het beroepsgeheim. Dit beroepsgeheim ziet op vertrouwelijke of geheime informatie, die de gz-psycholoog bij het uitoefenen van haar beroep op het

gebied van de individuele gezondheidszorg is toevertrouwd (artikel 88 Wet BIG).

4.4       Vaststaat dat de gz-psycholoog in een telefonisch gesprek aan de interne begeleidster van de school van de dochter van klaagster (hierna: de dochter) heeft gemeld dat de dochter een intakegesprek heeft gehad bij E., dat er een verslag van dit gesprek is gemaakt en dat de dochter binnen twee weken in het team zou worden besproken. Door de gz psycholoog zijn geen mededelingen aan school gedaan over de inhoud van het intakegesprek en het verslag hiervan.

Nu vaststaat dat de ouders geen verklaring hebben getekend waarin zij de gz-psycholoog toestemming gaven om informatie over hun dochter met anderen te delen, heeft de gz-psycholoog met het verstrekken van de hiervoor vermelde informatie over de dochter aan de school de op haar rustende geheimhoudingsplicht geschonden. Dit is ook tijdens de mondelinge behandeling in beroep niet door de gz-psycholoog weersproken.

4.5           Met het het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de gz-psycholoog in het onderhavige geval tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld.

4.6           Het Centraal Tuchtcollege is evenwel van oordeel dat, gelet op de hierna te melden omstandigheden, geen maatregel dient te worden opgelegd.

Uit de in het geding gebrachte stukken en uit hetgeen tijdens de behandeling in beroep naar voren is gekomen, is aannemelijk geworden dat de school al vóór het telefoongesprek met de gz-psycholoog op de hoogte was van de aanmelding van de dochter van klaagster bij E.. Desgevraagd heeft de gz-psycholoog ter zitting verklaard dat zij uit de uitlatingen van de intern begeleidster van de school kon afleiden dat deze ervan op de hoogte was dat een intakegesprek met de dochter had plaatsgevonden. Deze verklaring acht het Centraal Tuchtcollege geloofwaardig. Verder acht het Centraal Tuchtcollege in dit kader van belang dat de door de gz-psycholoog tijdens het (zeer korte) telefoongesprek aan de school verstrekte informatie louter procedureel en algemeen van aard was en geen specifieke vertrouwelijke informatie over de (medische) behandeling van de dochter inhield. Tot slot valt zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat klaagster of haar dochter door het verstrekken van deze louter procedurele informatie op enigerlei wijze in haar belangen is geschaad.

4.6       Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep van de gz-psycholoog slaagt en de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Weliswaar  is  de klacht terecht gegrond verklaard maar is de gz-psycholoog ten onrechte een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege zal de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de klacht gegrond verklaren en geen maatregel opleggen. Het bovenstaande brengt mee dat de aan de gezondheidszorgpsycholoog opgelegde maatregel van waarschuwing komt te vervallen.

4.7       Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal het Centraal Tuchtcollege bepalen dat onderhavige beslissing op na te noemen wijze wordt bekend gemaakt.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:

verklaart de klacht gegrond zonder oplegging van maatregel;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact  met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door A.D.R.M. Boumans, voorzitter, E.F. Lagerwerf-Vergunst

en R. Veldhuisen, leden-juristen en B. van Giessen en R.M.H. Schmitz, leden-beroepsgenoten en J.S. Heidstra, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2019.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.