Zoekresultaten 10501-10510 van de 42363 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:71 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.093

    Klacht tegen psychiater. Klager en klaagster zijn de broer respectievelijk dochter van de overleden patiënte. Patiënte verbleef in verband met een suïcide poging vanaf maart 2017 tot en met 6 juni 2017 op de gesloten afdeling van een zorginstelling. Op laatstgenoemde datum is patiënte overgeplaatst naar de woongroep waar zij eerder verbleef. Vanaf dat moment was verweerster de regiebehandelaar van patiënte. In augustus 2017 is patiënte door suïcide overleden. Klagers verwijten verweerster kort gezegd dat haar een tuchtrechtelijk verwijt kan geworden gemaakt, doordat 1) zij heeft geoordeeld dat patiënte voldoende was gestabiliseerd om terug te keren naar de woongroep en 2) zij na die terugkeer een te afwachtende houding heeft gehad. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en aan de psychiater de maatregel van berisping opgelegd. De psychiater heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart de klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.231

    Klacht tegen chirurg. De beklaagde chirurg heeft bij klaagster een gastric bypass verricht. Klaagster verwijt de chirurg dat hij 1. klaagster onder druk heeft gezet om voor een gastric bypass te kiezen, terwijl haar voorkeur uitging naar een sleeve gastrectomie vanwege haar darmproblemen, 2. de chirurg zijn verantwoordelijkheid als hoofdbehandelaar niet is blijven nemen en 3. klaagster onheus heeft bejegend, klaagster niet serieus heeft genomen en geen compassie heeft getoond. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. In beroep zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die nopen tot een ander oordeel. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.248

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt verweerder (1) dat hij informatie over klaagster die hij van een derde heeft verkregen in haar dossier heeft opgenomen waarmee hij klaagster in een kwaad daglicht heeft gesteld. Klaagster stelt verder dat (2) verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden door aan deze derde kenbaar te maken dat klaagster bij verweerder in de praktijk stond ingeschreven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het eerste deel van de klacht zonder oplegging van een maatregel gegrond verklaard en het tweede deel afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:59 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.143

    Klacht tegen neuroloog. Klaagster is onder behandeling bij een polikliniek voor epilepsie. In 2004 is na neuropsychologisch onderzoek (NPO) afgezien van een hersenoperatie. In 2014 kwam dezelfde vraag opnieuw op. Na onderzoek is klaagster begin 2017 geopereerd door een neurochirurg. Klaagster verwijt verweerder dat hij ten onrechte mede heeft besloten dat klaagster geopereerd mocht worden en voorts dat hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de operatie en de mogelijke gevolgen daarvan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:72 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.123

    Klacht tegen gz-psycholoog. Klager en klaagster zijn de broer respectievelijk dochter van de overleden patiënte. Patiënte verbleef in verband met een suïcide poging vanaf maart 2017 tot en met 6 juni 2017 op de gesloten afdeling van een zorginstelling waar verweerster, gz-pyscholoog, werkzaam was. Op laatstgenoemde datum is patiënte overgeplaatst naar de woongroep waar zij eerder verbleef. Verweerster was gedurende de opname op de gesloten afdeling medebehandelaar van patiënte. Zij maakte onderdeel uit van een multidisciplinair team. In augustus 2017 is patiënte door suïcide overleden. Klagers verwijten verweerster in verband met het overlijden van patiënte dat zij in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij behoorde te betrachten. Verweerster zou geen oog hebben gehad voor de gezondheidstoestand van patiënte maar uitsluitend bestuurlijk beleid hebben uitgevoerd, met de dood van patiënte tot gevolg. Patiënte was aangewezen op behandeling in een veilige omgeving maar er is geen enkele poging gedaan om patiënte te laten opnemen in een veiliger instelling. Patiënte is door verweerster aan haar lot overgelaten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt, zij het op andere gronden, tot datzelfde oordeel en verwerpt het door klagers ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:66 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.270

    Klacht tegen een neuroloog. Klager heeft tweemaal een aanval van dubbelzien gehad en heeft sindsdien last van geheugenverlies en aanvallen van vermoeidheid. In het kader van klagers arbeidsongeschiktheidsverzekering is er door onder andere verweerder, neuroloog, onderzoek gedaan naar de vraag of de klachten van klager fysiek of psychisch van aard zijn. Klager is alleen verzekerd voor arbeidsongeschiktheid in verband met fysieke klachten. Klager verwijt verweerder dat hij 1) het oordeel van Psyon dat de klachten fysiek van aard zijn naast zich neer heeft gelegd en een tegenovergestelde conclusie aan de verzekeraar van klager heeft doorgegeven, 2) de tegenovergestelde conclusie aan de verzekeraar van klager heeft doorgegeven, terwijl hij zelf heeft aangegeven onvoldoende kennis te hebben van het vakgebied waarop klager is onderzocht, en 3) heeft geprobeerd invloed uit te oefenen op de resultaten van het onderzoek door Psyon. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel 2 gegrond verklaard, ter zake daarvan aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd, en de klacht voor het overige afgewezen. Het beroep van de arts richt zich tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel 2 en de ter zake daarvan opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing en verklaart klachtonderdeel 2 alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.190

    Klacht tegen huisarts. Verweerder is de huisarts van de dochter van klager over wie klager, na een echtscheiding, niet het ouderlijk gezag heeft. Klager heeft verweerder om informatie over het medicijngebruik van zijn dochter verzocht. Klager verwijt verweerder in de kern dat hij die informatie niet verstrekt. Verweerder stelt dat de dochter daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:60 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.144

    Klacht tegen neuroloog. Klaagster is onder behandeling bij een polikliniek voor epilepsie. In 2004 is na neuropsychologisch onderzoek (NPO) afgezien van een hersenoperatie. In 2014 kwam dezelfde vraag opnieuw op. Na onderzoek is klaagster begin 2017 geopereerd door een neurochirurg. Klaagster verwijt verweerder in de kern dat hij haar na de intake nooit meer heeft opgeroepen en onvoldoende sturing heeft gegeven aan (leden van) de pre-chirurgische werkgroep en voorts dat hij klaagster niet heeft geïnformeerd over bijwerkingen die na de operatie zouden kunnen optreden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:73 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.142

    Klacht tegen arts. Klaagsters zijn de nichten van een inmiddels overleden patiënte. Verweerder was arts in het verpleeghuis waar patiënte was opgenomen. De klacht houdt in dat verweerder door toediening van morfine aan patiënte tegen haar wil heeft gehandeld en haar de vrijheid heeft ontnomen haar sterfproces vorm te geven op een wijze die zij op grond van haar geloofsovertuiging verantwoord heeft geacht. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. In beroep oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat is gebleken dan tussen klaagsters en verweerder, in afwijking van het gebruikelijk comfortbeleid, afspraken zijn gemaakt over de invulling van het stervensproces van patiënte en dat het toedienen van morfine zonder overleg/instemming van de mentoren in strijd met de gemaakte afspraak was. Verweerder heeft over deze afspraken onvoldoende vastgelegd in het medisch dossier. Het is verder niet aannemelijk dat bij patiënte sprake was van dusdanig ondraaglijk lijden dat in afwijking van de gemaakte afspraken zonder overleg morfine mocht worden toegediend. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op en wijst de klacht voor het overige af.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:67 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.272

    Klacht van tandarts tegen een collega-tandarts. Klager verwijt de collega-tandarts dat hij een second opinion heeft uitgevoerd bij een patiënt en dat hij deze patiënt vervolgens niet heeft teruggewezen naar klager, maar zelf in zijn praktijk heeft toegelaten. Dit is volgens klager in strijd met de NMT praktijkrichtlijn Second Opinion. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond, omdat geen sprake is van een second opinion-situatie. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.