Zoekresultaten 12111-12120 van de 44340 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-252

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Beklaagde heeft een verkeerde diagnose aangekruist in de geneeskundige verklaring en deze fout erkend en haar excuses ervoor aangeboden. Het College is van oordeel dat beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij het opmaken van de medische verklaring, ondanks het aankruisen van de verkeerde diagnose. Voor dat oordeel is van belang dat de beschrijvende tekst van de geneeskundige verklaring veel belangrijker is dan het aankruisen van één of meer voorlopige diagnoses. Het is niet gebleken dat in de beschrijvende teksten sprake is van fouten of onzorgvuldigheden. Ook is niet gebleken dat beklaagde haar onderzoek in het kader van de geneeskundige verklaring onzorgvuldig heeft verricht. Daarmee moet het aankruisen van de verkeerde diagnose worden gezien als een verschrijving, die voor klaagster heel vervelend is en natuurlijk beter niet had plaatsgevonden, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De overige klachten zijn ook ongegrond verklaard. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-058a

    Ongegronde klacht tegen een longarts. Op grond van de gang van zaken kan niet worden gezegd dat beklaagde te lang met het MRI-onderzoek heeft gewacht. Ook verder is gebleken dat beklaagde de lichamelijke klachten van klaagster serieus heeft genomen. Hij heeft haar verwezen naar een neuroloog, haar opgenomen ter observatie om meer duidelijkheid te verkrijgen over wat er met haar aan de hand was, het formulier voor de MRI-brein ingevuld en klaagster verwezen naar een KNO-arts. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-197a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Beklaagde heeft in de brief aan klager omschreven waarom hij het nodig vond dat klager medicatie kreeg en werd gesepareerd. Het College is van oordeel dat beklaagde in redelijkheid op basis van zijn bevindingen tot die beslissingen heeft kunnen komen. Daarbij is uitdrukkelijk bepaald dat de voorlopige duur maximaal 7 dagen is. Voor zover die beslissing is genomen voordat er een inbewaringstelling is afgegeven, betreft dit een erkende leemte in de wet. De beslissingen zijn ingegeven om gevaar voor klager zelf of anderen af te wenden. Dat die beslissingen worden genomen voordat een inbewaringstelling wordt afgegeven is een handelwijze die gebruikelijk is binnen de beroepsgroep. Van handelen in strijd met wat in de beroepsgroep als norm is aanvaard, is dan ook geen sprake. Inmiddels is deze leemte in de wet gedicht door de nieuwe Wet verplichte ggz en Wet zorg en dwang. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-255

    Gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een neuroloog. Beklaagde heeft de professionele normen van zijn beroepsgroep niet in acht genomen en grensoverschrijdend gehandeld door een affectieve relatie aan te knopen met zijn patiënte (tevens arts) en seksueel contact met haar te hebben. Vervolgens heeft hij de behandelrelatie nog zeven jaar laten voortbestaan. Uiteindelijk is de behandelrelatie alleen onder externe druk beëindigd. Verder heeft beklaagde zich onvoldoende toetsbaar opgesteld en zich te laat en niet adequaat verantwoord inzake het (seksueel) grensoverschrijdende gedrag jegens de patiënte. Het gaat hier om een eenmalig seksueel contact binnen een wederzijdse affectieve relatie. Dit contact en de relatie hebben inmiddels bijna negen jaar geleden gespeeld. Beklaagde heeft reeds aanzienlijke negatieve gevolgen ondervonden van zijn handelen en concrete stappen gezet om zelfonderzoek te doen, die daadwerkelijk tot beter inzicht in zijn motieven en handelen hebben geleid. Daarom, en mede gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, acht het College de kans op herhaling niet aanwezig. Bovendien is beklaagde niet eerder met een gegronde tuchtklacht geconfronteerd. Klacht gegrond verklaard. Geheel voorwaardelijke schorsing voor een periode van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-197b

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Beklaagde heeft in de brief aan klager omschreven waarom hij het nodig vond om klager in zijn bewegingsvrijheid te beperken. Het College is van oordeel dat beklaagde in redelijkheid op basis van zijn bevindingen tot die beslissing heeft kunnen komen. Het is evident dat klager en beklaagde van inzicht verschillen over de wijze waarop de beschreven gedragingen worden geïnterpreteerd. Dat beide partijen de situatie anders beoordelen en dat klager een verklaring heeft voor zijn gedrag leidt echter niet tot de conclusie dat er geen sprake was van ernstige nadelige gevolgen voor klagers gezondheid en verstoring van de openbare orde, zoals door beklaagde is beoordeeld. Uit de brief blijkt dat beklaagde van oordeel was dat beide gronden van artikel 40 lid 3 Wet Bopz voor beperking van de bewegingsvrijheid zich voordeden, omdat hij beide gronden heeft aangekruist. Dat de brief spreekt over de ‘openbare orde in het ziekenhuis’, in plaats van over de ‘orde in het ziekenhuis’ zoals het in de wet staat, doet aan de beoordeling van beklaagde dat toepassing van de beperking noodzakelijk was, niet af. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-241

    Deels gegronde klacht tegen een arts. Klager leed aan een zeldzame aandoening die niet eenvoudig is vast te stellen. Het uitgevoerde onderzoek had wel zorgvuldiger gekund en het beleid had beter voorzichtiger ingestoken had kunnen worden. Vanwege de concrete verwijten die het betreft, doet daaraan niet af dat beklaagde haar werkzaamheden onder supervisie verrichtte, hoewel er daardoor wel sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid voor de zorg voor klager, waaronder het vastgestelde beleid. Klager heeft zijn stelling dat beklaagde geen overleg over zijn casus met haar supervisor heeft gevoerd, niet onderbouwd. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:98 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200019

    Artikel 13 beklag. Klager verzocht de deken om aanwijzing van een advocaat omdat hij geen advocaat heeft gevonden die een procedure namens hem wil starten tegen [naam telecomaanbieder]. De deken heeft het verzoek afgewezen omdat een eerdere advocaat gemotiveerd uiteen heft gezet waarom hij onvoldoende gronden ziet voor een vordering van klager op [naam telecomaanbieder] en artikel 13 lid 1 niet is bedoeld om een advocaat aan te wijzen die aan de wensen van de rechtszoekende tegemoetkomt. De deken heeft op goede gronden het verzoek afgewezen. Beklag ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-197c

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Beklaagde was niet betrokken bij de behandeling van klager en is als geneesheer-directeur niet (eind)verantwoordelijk voor de zaken die klager heeft aangedragen. Beklaagde kan daarom ten aanzien van de klachten van klager die zijn gerelateerd aan zijn behandeling en bejegening binnen de kliniek geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Beklaagde is slechts bij klager betrokken geraakt in het kader van zijn verzoeken om ontslag en heeft gemotiveerd uiteengezet wat haar beweegredenen waren om dit verzoek af te wijzen. Klager heeft zijn andersluidende stellingen niet nader onderbouwd laat staan hard gemaakt. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-218

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een neuroloog. Klager is als echtgenoot van de patiënte ontvankelijk in zijn klacht. Uit wat klager naar voren heeft gebracht kan niet kan worden afgeleid dat de semi-arts – waarvoor beklaagde als supervisor verantwoordelijk was - handelingen heeft verricht waarvoor hij geen opdracht zou hebben gekregen of waarvoor hij niet bekwaam zou zijn, of dat hij het behandelbeleid zou hebben bepaald. Beklaagde heeft adequaat gehandeld nadat de familie de wens had geuit de tracheostoma te laten verwijderen. Voorts heeft beklaagde gevolg gegeven aan de wens van klager om de patiënte te laten opnemen in een revalidatiekliniek. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:38 Accountantskamer Zwolle 19/1096 Wtra AK

    Klachten curator. Betrokkene heeft bij het samenstellen van jaarrekeningen over een drietal jaren niet voldaan aan wat volgens Standaard 4410 wordt verlangd bij het constateren van (in de bewoordingen van de voor 2016 geldende Standaard) niet complete, niet nauwkeurige of anderszins onbevredigende informatie. Dat was het geval bij een rekening-courant vordering en bij de post debiteuren. Bij het verwerken van beide posten heeft betrokkene onvoldoende oog had voor de (on)inbaarheid van de vorderingen. In dat verband had betrokkene ook niet zonder meer mogen afgaan op prognoses van de directie van het te behalen resultaat omdat de feitelijk gerealiseerde winst over de jaren waarop de klachten zien, veel lager uitkwam dan de geprognosticeerde. Betrokkene had dan ook om een nadere onderbouwing van de prognoses moeten vragen. Berisping.