ECLI:NL:TGZRSGR:2020:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-197c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:75
Datum uitspraak: 21-04-2020
Datum publicatie: 21-04-2020
Zaaknummer(s): 2019-197c
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Beklaagde was niet betrokken bij de behandeling van klager en is als geneesheer-directeur niet (eind)verantwoordelijk voor de zaken die klager heeft aangedragen. Beklaagde kan daarom ten aanzien van de klachten van klager die zijn gerelateerd aan zijn behandeling en bejegening binnen de kliniek geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Beklaagde is slechts bij klager betrokken geraakt in het kader van zijn verzoeken om ontslag en heeft gemotiveerd uiteengezet wat haar beweegredenen waren om dit verzoek af te wijzen. Klager heeft zijn andersluidende stellingen niet nader onderbouwd laat staan hard gemaakt. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.      

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

per adres te B,

klager,

tegen:

C, psychiater,

werkzaam te D,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 22 augustus 2019;

-      het verweerschrift;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 19 december 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 11 maart 2020 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager is op 15 juni 2019 door de politie gebracht naar E, afdeling ouderenpsychiatrie (F) in D. E is onderdeel van G. Klager werd bij binnenkomst direct in de separeer van de gesloten afdeling geplaatst. Na beoordeling door de crisisdienst van H is een inbewaringstelling afgegeven.  Tot 1 juli 2019 heeft klager op de gesloten afdeling verbleven, daarna op de open afdeling.

2.2              Beklaagde is geneesheer-directeur van H en G en was niet betrokken bij de behandeling van klager.

2.3              Bij brief van 19 juni 2019 heeft beklaagde het verzoek tot ontslag van klager afgewezen. In de brief staat onder andere:

‘(…) Na mij te hebben geïnformeerd over uw gezondheidstoestand bij uw behandelend psychiater, en tevens kennis te hebben genomen van de feiten en gebeurtenissen die tot uw gedwongen opname geleid hebben, kan ik uw verzoek helaas niet bewilligen. (…)’

2.4              Bij brief van 2 juli 2019 heeft beklaagde het verzoek tot ontslag van klager wederom afgewezen. In de brief staat onder andere:

‘(…) Na overleg met uw behandelaar en inzage in het dossier concludeer ik dat u op dit moment nog niet met ontslag kunt gaan. (…)’

2.5              Op 5 juli 2019 is klager ontslagen uit de kliniek.

3.                  De klacht

Klager heeft een veelheid aan klachten ingediend. In een dergelijke situatie dient het College te komen tot een voor de beoordeling van de klacht bruikbare samenvatting van de geuite bezwaren. Het verwijt dat klager beklaagde maakt luidt – kort en zakelijk weergegeven – dat:

-      ten onrechte medicatie (Lorazepam) is verstrekt;

-      er onvoldoende voedsel is verstrekt;

-      er een onjuist personeels- en financieel beleid wordt gevoerd;

-      er een recept voor medicijnen is uitgereikt waarvan de inhoud onduidelijk was;

-      er ten onrechte afwijzend op zijn ontslagverzoeken is beslist.

Over deze klachtonderdelen zal het college een oordeel geven.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              De klachten die klager tegen beklaagde naar voren brengt over de verstrekte medicatie, het voedsel, het personeels- en financieel beleid en het uitgereikte recept zijn gerelateerd aan zijn behandeling en bejegening binnen de kliniek. Beklaagde was niet betrokken bij de behandeling van klager. Beklaagde is als geneesheer-directeur niet (eind)verantwoordelijk voor die zaken die klager heeft aangedragen. Beklaagde kan daarom ten aanzien van die klachtonderdelen geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.2              Beklaagde is slechts bij klager betrokken geraakt in het kader van zijn verzoeken om ontslag. Zoals beklaagde in het verweerschrift heeft toegelicht is het eerste verzoek om ontslag afgewezen, omdat zij ontslag, enkele dagen na het afgeven van de inbewaringstelling, onverantwoord vond. Zij heeft zich hierbij gebaseerd op de informatie over de omstandigheden en afwegingen bij zijn opname die in haar aanwezigheid waren besproken  tijdens de overdrachtsbespreking van de crisisdienst op 17 juni 2019 en een check van de huidige toestand. De combinatie van gevaarlijk gedrag veroorzaakt door het toestandsbeeld, wat nog niet veranderd was, en wat zelfs verblijf in de separeer nog noodzakelijk maakte, gecombineerd met een gebrek aan ziektebesef, lag daaraan ten grondslag. Het tweede verzoek om ontslag heeft beklaagde afgewezen, omdat er werd gewerkt naar een zo spoedig mogelijk ontslag, maar er nog in het kader van goed hulpverlenerschap zaken geregeld  moesten worden en dat aan dat belang voorrang is gegeven. Enkele dagen erna is klager ontslagen uit de kliniek. Het College is van oordeel dat verweerder hiermee gemotiveerd uiteengezet heeft wat haar beweegredenen waren om in het verzoek van klager om ontslag af te wijzen. Klager heeft zijn andersluidende stellingen niet nader onderbouwd laat staan hard gemaakt.

5.3              Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het College:

-           verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 april 2020 door W.N.L. Donker, voorzitter, M.M. van ‘t Nedereind, lid-jurist, M. Bezemer, A.M. van Hemert en J.F. van Hamming, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.