Zoekresultaten 3941-3950 van de 42894 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1493

    Klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige was werkzaam in de instelling waar klager verbleef. Zij hield zich bezig met behandeling en ondersteuning van cliënten bij hun resocialisatieproces. De verpleegkundige heeft gedurende zes weken als persoonlijk begeleider nazorg aan klager verleend waarna klager zelfstandig ging wonen met ambulante begeleiding. Op enig moment heeft de verpleegkundige klager thuis bezocht en is een seksuele relatie ontstaan die circa 1,5 jaar heeft geduurd. Vijf maanden na het beëindigen van de relatie heeft klager de instelling over de relatie geïnformeerd. Na onderzoek is de verpleegkundige op staande voet ontslagen. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij hem seksueel heeft misbruikt, hem heeft voorgelogen en valse aangifte heeft gedaan, dat hij door haar gedetineerd heeft gezeten en nu geestelijk onstabiel is, waardoor hij weer bij psychologen in behandeling moet, dat door haar zijn huisdieren dood zijn en hij nu weer schulden heeft, en dat zij klager niet onder ogen wil komen om uitleg te geven, zodat klager het kan afsluiten. Het Regionaal Tuchtcollege acht het eerste klachtonderdeel gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van voorwaardelijke schorsing van twee maanden met een proeftijd van twee jaar op, en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:10 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1249

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar heeft aangemeld als een geestelijk gestoorde persoon bij instanties, zoals eerste hulp en politie, en dat hij haar ten onrechte als orgaandonor heeft opgegeven. Klaagster verwijt de huisarts verder dat hij in de verwijsbrief voor het Medisch Centrum Kinderwens ten onrechte heeft gesteld dat zij lijdt aan schizofrenie en psychoses. Volgens klaagster heeft de huisarts haar daardoor het recht op voortplanting ontnomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:15 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-895/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over verweersters lidmaatschap aan een klachtencommissie kennelijk niet-ontvankelijk bij gebrek aan belang, omdat verweerster zich direct na klaagsters bezwaar heeft teruggetrokken. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1532

    Klacht tegen verpleegkundig specialist GGZ. Verweerder was als persoonlijk begeleider van cliënte werkzaam in een instelling voor acute psychiatrie. Verweerder is cliënte daarna ambulant blijven begeleiden. Op enig moment is een affectieve relatie ontstaan. IGJ verwijt verweerder dat hij zijn professionele grenzen heeft overschreden door een persoonlijke relatie aan te gaan met de aan zijn zorg toevertrouwde cliënte en bij cliënte op onzorgvuldige wijze EMDR-therapie heeft uitgevoerd wat betreft de wijze van aanvang, de verslaglegging en de wijze van beëindiging van deze therapie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen gegrond verklaard en verweerder daarvoor een deels voorwaardelijke schorsing opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar met onder meer de bijzondere voorwaarde van het volgen van een supervisietraject. De inspectie is in beroep gekomen tegen de manier waarop de maatregel in het dictum van de beslissing was geformuleerd. Het beroep van de Inspectie slaagt en Centraal Tuchtcollege herformuleert de opgelegde maatregel en de daarbij opgelegde voorwaarden. Het Centraal Tuchtcollege brengt het tijdverloop van de beroepsprocedure in mindering op het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde maatregel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:11 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1341

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Verweerster is orthopedisch chirurg en heeft bij klaagster in beide knieën knieschijfprotheses geplaatst. Bij de nacontroles geeft klaagster aan dat zij aanhoudende pijnklachten heeft. Acht maanden na de operatie heeft klaagster de behandelrelatie verbroken. Later zijn in een ander ziekenhuis bij klaagster twee totale knieprothesen geplaatst. Klaagster heeft eerst een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Die klacht is ongegrond verklaard. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg onzorgvuldig medisch handelen (prothese ‘tilted’ geplaatst, zij had totale knieprotheses moeten adviseren, prothese niet goed gefixeerd), onzorgvuldige verslaglegging van de operatie, het niet serieus nemen van klaagsters klachten, het niet verwijderen van de oproep voor een eerste jaarcontrole nadat de behandelovereenkomst was beëindigd en het laten vervallen van klaagsters deelname aan het wetenschappelijk onderzoek, het onzorgvuldig voorschrijven van diclofenac zonder maagbeschermers bij bekendheid met klaagsters diverticulitis en het rekken van de procedure bij de klachtencommissie in het ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:16 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-896/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak kennelijk ongegrond. Verweerster heeft haar cliënte bijgestaan bij gesprekken met Veilig Thuis. Van misleiding of onnodig grieven is de voorzitter niet gebleken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:5 Hof van Discipline 's Gravenhage 220082D

    Dekenbezwaar. De raad heeft het dekenbezwaar grotendeels gegrond verklaard. De raad heeft verweerder een voorwaardelijke schorsing van 6 weken en een onvoorwaardelijke geldboete van € 5.000 euro opgelegd. Het hof verklaart bovendien bezwaaronderdeel k) (dossiers niet snel vindbaar en relevante gegevens niet overzichtelijk en toegankelijk weergegeven) gegrond. De door het hof gegrond verklaarde klachtonderdelen van het dekenbezwaar hebben betrekking op schending van bijna alle kernwaarden en dat maakt het handelen van verweerder zodanig laakbaar dat ieder vertrouwen ontbreekt dat verweerder als betamelijk advocaat kan functioneren. Het hof concludeert dat verweerder onverbeterlijk gedrag laat zien en dat daarom voor hem in de advocatuur geen plaats is. Het hof legt verweerder de maatregel van schrapping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:12 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1386

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Bij klaagster zijn door een orthopedisch chirurg van een ander ziekenhuis (C2022/1341) twee knieschijfprothesen geplaatst. Vanwege aanhoudende pijnklachten is klaagster door verweerder gezien voor een second opinion. Verweerder is orthopedisch chirurg en concludeerde dat sprake was van een vorderende artrose van beide knieën en achtte volledige knieprothesen onzeker qua uitkomst. Verweerder heeft zijn bevindingen teruggekoppeld aan de verwijzend huisarts en de voorgaande orthopedisch chirurg (C2022/1341). Later zijn in weer een ander ziekenhuis na een CT-scan van de knieën bij klaagster twee totale knieprothesen geplaatst. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg dat hij niet de juiste diagnoses heeft gesteld en dat hij zijn second opinion zonder haar toestemming ook in kopie heeft gestuurd aan de orthopedisch chirurg (C2022/1341), terwijl klaagster duidelijk had aangegeven dat zij niet naar die orthopedisch chirurg terug wilde gaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:17 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-897/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk omdat klaagster het griffierecht te laat heeft voldaan aan de deken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:13 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1387

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Bij klaagster zijn door een orthopedisch chirurg (C2022/1341) van een ander ziekenhuis twee knieschijfprothesen geplaatst. Vanwege aanhoudende pijnklachten is klaagster gezien voor een second opinion door een orthopedisch chirurg (C2022/1386). Na deze second opinion is klaagster voor aanhoudende pijnklachten op consult gezien door verweerder, die (destijds) in hetzelfde ziekenhuis als orthopedisch chirurg/fellow-orthopedie werkzaam was. Verweerder achtte een operatie niet nodig en adviseerde een conservatief beleid met een verwijzing naar een revalidatiearts eventueel met een evaluatie door een pijnpolikliniek en heeft dit na zijn consult met klaagster mede namens zijn supervisor (C2022/1388) teruggekoppeld. Later zijn in weer een ander ziekenhuis na een CT-scan van de knieën bij klaagster twee totale knieprothesen geplaatst. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet de juiste diagnose heeft gesteld, dat hij niet de mogelijkheid van een CT-scan met klaagster heeft besproken en niet naar de klachten van klaagster heeft geluisterd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.