ECLI:NL:TGZCTG:2023:10 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1249

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:10
Datum uitspraak: 18-01-2023
Datum publicatie: 18-01-2023
Zaaknummer(s): C2022/1249
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar heeft aangemeld als een geestelijk gestoorde persoon bij instanties, zoals eerste hulp en politie, en dat hij haar ten onrechte als orgaandonor heeft opgegeven. Klaagster verwijt de huisarts verder dat hij in de verwijsbrief voor het Medisch Centrum Kinderwens ten onrechte heeft gesteld dat zij lijdt aan schizofrenie en psychoses. Volgens klaagster heeft de huisarts haar daardoor het recht op voortplanting ontnomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1249 van 
A., wonende in B., 
appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster,
tegen
C., huisarts, werkzaam in B., verweerder in beide instanties, hierna: de huisarts, gemachtigde: 
mr. J.S.M. Brouwer, verbonden aan DAS Rechtsbijstand in Amsterdam. 
1.    Procesverloop 
Klaagster heeft op 23 juni 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag een klacht ingediend tegen de huisarts. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 26 januari 2022, onder nummer D2021/3224, kennelijk ongegrond verklaard. 
Klaagster heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is in beroep behandeld op de zitting van 19 december 2022. Klaagster en de huisarts zijn beiden verschenen. De huisarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.S.M. Brouwer, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 
    “2.    Waar gaat de zaak over?
2.1    Klaagster is op 30 december 2013 door de huisarts naar PsyQ verwezen in verband met psychische klachten. Daar is klaagster enige tijd in behandeling geweest bij de afdeling Psychotrauma. Later is zij opgenomen bij Parnassia en aangemeld bij het Centrum Eerste Psychose. Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar haar heeft aangemeld als een geestelijk gestoorde persoon bij instanties, zoals de eerste hulp en politie en dat de huisarts haar ten onrechte als een orgaandonor heeft opgegeven.

2.2    Op 12 december 2019 is klaagster door de huisarts doorverwezen naar het Medisch Centrum Kinderwens, in verband met de kinderwens die klaagster had zonder partner. Klaagster klaagt er in dit verband over dat de huisarts in de verwijsbrief onterecht heeft gesteld dat klaagster lijdt aan schizofrenie en psychoses. Volgens klaagster heeft de huisarts haar daardoor het recht op voortplanting ontnomen.
2.3    Daarna heeft klaagster verzocht om overschrijving naar een andere praktijk en haar dossier opgevraagd. 
2.4     De huisarts stelt zich op het standpunt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft klaagster mede op haar verzoek verwezen naar PsyQ, maar haar nooit aangemeld als geestelijk gestoord persoon. Daarna is bij klaagster door diverse specialisten de diagnose psychose gesteld, waarvan de huisarts via specialistenbrieven op de hoogte is gesteld. Deze diagnoses worden vermeld in het patiëntendossier en relevante episodes worden automatisch overgenomen in verdere verwijsbrieven. Verder weerspreekt de huisarts dat hij klaagster als orgaandonor heeft opgegeven, waarbij hij benadrukt dat hij dit niet eens zou kunnen doen.
3.    Wat is het oordeel van het college?
3.1    Het college is van oordeel dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor die beslissing acht het college het volgende van belang.
Aan welke criteria toetst het college?
3.2    Het college moet beoordelen of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Het college houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten op het moment van de zorgverlening en met de toen voor de huisarts geldende beroepsnormen. De huisarts is verder slechts tuchtrechtelijk aansprakelijk voor zijn eigen medische handelen en niet voor dat van andere zorgverleners.
Het aanmelden van klaagster als geestelijk gestoord persoon
3.3    Het college kan uit het medisch dossier van klaagster niet opmaken dat de huisarts klaagster heeft aangemeld als geestelijk gestoorde persoon bij de spoedeisende eerste hulp of de politie. Klaagster heeft verder ook niet onderbouwd dat de huisarts dit (bij andere instanties) heeft gedaan. De huisarts verwijst in zijn verweerschrift naar het consult van 30 december 2013, waarover in het medisch dossier staat genoteerd (alle citaten voor zover van belang en inclusief eventuele taal- en typefouten):
“S Heeft al jaren psychische problemen. Heeft wel
S hulpverlening gehad. Als de hulpverlening stopt,
S komen klachten weer terug. Zus heeft
S Bosnie-syndroom (PTSS). Herkent dezelfde klachten.
S Bij PSYQ heeft zus een speciale behandeling
S gehad. Gaat nu een heel stuk beter. Geloof heeft 
S haar veel steun gegeven tot inbraak in haar 
S woning. Voelt zich onveilig.
O Emotioneel. Woordenvloed.
E posttraumatische stress
P VB PSYQ.
P Naar : psychiatrie”. 
3.4    Uit deze notitie kan het college ook niet opmaken dat dit klachtonderdeel van klaagster slaagt. Het college kan dus niet vaststellen dat de huisarts in dit kader enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 
Het opgegeven van klaagster als orgaandonor
3.5     Het college kan uit het medisch dossier ook niet opmaken dat de huisarts klaagster heeft opgegeven als orgaandonor. Ook dit klachtonderdeel heeft klaagster verder niet onderbouwd. Zoals de huisarts in het verweerschrift heeft toegelicht kon na de inwerkingtreding van de nieuwe donorwet op 1 juli 2021 een mogelijk bezwaar tegen orgaandonatie worden doorgegeven aan het Donorregister via een brief van de Rijksoverheid. Wanneer er geen keuze werd doorgegeven, volgde automatisch een registratie dat er geen bezwaar bestaat tegen donatie van organen of weefsels. Mocht dat in het geval van klaagster zo zijn gelopen, kan dit de huisarts niet worden aangerekend. Niet is gebleken dat de huisarts klaagster heeft (kunnen) aanmelden als orgaandonor. Ook dit klachtonderdeel kan niet slagen.
De verwijsbrief naar het Medisch Centrum Kinderwens
3.6    Uit het medisch dossier volgt dat in de verwijsbrief van de huisarts op 12 december 2019 aan het Medisch Centrum Kinderwens is opgenomen dat, waar het gaat om contra-indicaties met betrekking tot medicatie: “schizofrenie / psychose”. Zoals de huisarts in zijn verweerschrift heeft toegelicht en volgt uit het medisch dossier, is de diagnose psychose door verschillende specialisten gesteld in het kader van de behandeling van klaagster bij PsyQ en Parnassia. De huisarts wordt daar vervolgens over geïnformeerd, waarna deze medische informatie wordt opgenomen in het dossier van klaagster bij de huisarts. Wanneer de huisarts daarna verwijsbrieven opstelt, wordt daarin relevante medische informatie uit het dossier automatisch gekoppeld en overgenomen. Omdat de – door andere specialisten vastgestelde – medicamenteuze behandeling van de diagnose psychose relevant is voor het medicijngebruik in het kader van de behandeling van klaagster door het Medisch Centrum Kinderwens, is deze diagnose in dit geval dus automatisch opgenomen in de verwijsbrief. Het college kan zich voorstellen dat de inhoud van de verwijsbrief klaagster heeft overvallen en dat zij daardoor overstuur is geraakt. Het was beter geweest als de huisarts klaagster hierover ten tijde van de verwijzing verdere uitleg had gegeven, maar dat hij dit niet heeft gedaan vindt het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het college kan gelet op het voorgaande niet vaststellen dat de huisarts met betrekking tot dit klachtonderdeel fouten zou hebben gemaakt.
Achteraf aanpassen medisch dossier
3.7    De huisarts is er in zijn verweerschrift vanuit gegaan dat klaagster er ook over klaagt dat hij achteraf haar medisch dossier heeft aangepast. De huisarts weerspreekt dat daar sprake van is geweest. Het college overweegt dat dit in het klaagschrift van klaagster niet expliciet als klachtonderdeel wordt vermeld. Voor zover klaagster heeft bedoeld daarover te klagen, ziet het college ook geen aanknopingspunten om haar in deze opvatting te volgen, zodat de huisarts daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 
Conclusie
3.8    Het voorgaande leidt tot de beslissing dat de huisarts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.

4.     Beoordeling van het beroep
4.1    Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege - impliciet - deze beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren. Klaagster heeft in haar beroepschrift en ter zitting onder meer naar voren gebracht dat uit door haar ingeziene politiegegevens blijkt dat de huisarts haar bij politie en Eerste Hulpverlening als geestelijk gestoord persoon heeft aangemeld. Verder betoogt zij dat bij haar nooit de diagnose schizofrenie/psychose is gesteld en dat de huisarts, door deze diagnose (opzettelijk) in haar medisch dossier en in de verwijsbrief voor het Medisch Centrum Kinderwens op te nemen, haar het recht op voortplanting heeft ontnomen. Ook heeft de huisarts haar ten onrechte als orgaandonor opgegeven, aldus klaagster.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                             

4.2    De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klaagster te verwerpen. 
4.5    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2022 is dat debat voortgezet.
4.6       De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het Centraal Tuchtcollege heeft net als het Regionaal Tuchtcollege niet kunnen vaststellen dat de huisarts een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de huisarts op verzoek van klaagster een scan van haar donorpas heeft gemaakt en deze heeft opgenomen in haar medisch dossier. Op deze donorpas staat duidelijk vermeld: ‘Keuze 2’, hetgeen wil zeggen dat klaagster geen toestemming geeft voor orgaandonatie. 
4.7       Het voorgaande betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
5.    De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; 
T.W.H.E. Schmitz en T. Dompeling, leden juristen, D. van Sleeuwen en J. van Krimpen, leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 18 januari 2023. 
Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.