Zoekresultaten 20641-20650 van de 43903 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2017:106 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.192
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 23-03-2017
- ECLI:NL:TGZCTG:2017:106
Klacht tegen een revalidatiearts. De klacht luidt in de kern dat de deskundigenrapportage van de revalidatiearts niet voldoet aan de richtlijnen waaraan deze rapportage behoort te voldoen. Het rapport staat vol met feitelijke onjuistheden en voldoet niet aan de eis van toetsbaarheid en consistentie, aldus de klacht. Klaagster verwijt de revalidatiearts verder dat hij weigert de door klaagster gewenste wijzigingen door te voeren in de rapportage. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep en acht het handelen van de revalidatie-arts op geen enkel punt tuchtrechtelijk verwijtbaar.
-
ECLI:NL:TADRARL:2013:95 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 54/13
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 09-09-2013
- ECLI:NL:TADRARL:2013:95
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen deken in die hoedanigheid. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2017:41 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 54/13
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 20-02-2017
- ECLI:NL:TADRARL:2017:41
Verzet tegen voorzittersbeslissing. Niet gebleken is dat de voorzitter heeft verzuimd relevante feiten te betrekken bij zijn oordeel. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2017:47 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160240
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 10-03-2017
- ECLI:NL:TAHVD:2017:47
Tav ko a: Alle omstandigheden van het geval en zelfs de – het hof neemt aan: dringende – belangen van verweerders cliënten leveren onvoldoende rechtvaardiging op voor het doen ontstaan van een situatie waarin klagers een kortgedingdagvaarding betekend kregen zonder dat zij van verweerder als behandelend advocaat een redelijke termijn hadden gekregen om in overleg buiten rechte tot een oplossing van de problemen te komen. Tav ko c: Het hof acht verweerders stelling voldoende aannemelijk dat hij feitelijk niet de mogelijkheid heeft gehad de gewraakte voorlezing uit de confraternele correspondentie te voorkomen, voordat deze door de comparitierechter werd beëindigd. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking dat volgens de desbetreffende, in appel onbestreden beslissing van de raad niet is gebleken van een zogenoemd “een-tweetje”, erin bestaande dat verweerder al voorafgaande aan de zitting met zijn cliënt zou hebben afgesproken dat laatstgenoemde ter zitting uit de confraternele correspondentie zou gaan citeren. Het hof acht daarom, anders dan de raad, klachtonderdeel c in zijn geheel ongegrond. Tav ko d: De geldende hoofdregel is dat de advocaat zich niet rechtstreeks met zijn wederpartij verstaat als die door een advocaat wordt bijgestaan. Verweerder had hetzelfde resultaat bereikt door te volstaan met verzending van de gewraakte brief aan de hem bekende advocaat van klagers. Er is geen grond om aan te nemen dat de in de brief gedane aanzegging jegens klagers geldigheid zou missen doordat die brief alleen naar de advocaat en niet aan klagers zelf zou zijn verzonden.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2017:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.283
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 23-03-2017
- ECLI:NL:TGZCTG:2017:107
Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg grove nalatigheid en onzorgvuldigheid bij het opstellen van een rapportage naar aanleiding van een deskundigenonderzoek naar het causaal verband tussen het klaagster overkomen ongeval en haar gezondheidsklachten. Het principaal beroep van klaagster richt zich uitsluitend tegen de rechtsoverwegingen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege die hebben geleid tot gegrondverklaring van haar klachten, zodat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het principaal beroep. De orthopedisch chirurg heeft incidenteel beroep ingesteld. Het feit dat klaagster niet-ontvankelijk is in het principaal beroep staat er niet aan in de weg de orthopedisch chirurg te ontvangen in het incidenteel beroep, nu hij na ontvangst van het beroepschrift van klaagster in de gelegenheid is gesteld een verweerschrift in te dienen en uit artikel 3, onder d, e, en f, van het Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg voortvloeit dat dan tevens incidenteel beroep kan worden ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het rapport van de orthopedisch chirurg onjuistheden en inconsistenties bevat, maar nuanceert enkele van de door het Regionaal Tuchtcollege genoemde voorbeelden hiervan. Voorts is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de grenzen van een marginale toetsing heeft overschreden door aan te geven welke conclusie de orthopedisch chirurg had moeten trekken. Het incidenteel beroep wordt verworpen en de maatregel van waarschuwing blijft gehandhaafd.
-
ECLI:NL:TADRARL:2013:96 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 66/13
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 10-07-2013
- ECLI:NL:TADRARL:2013:96
Voorzittersbeslissing. Klacht over optreden van eigen advocaat en betreft de kwaliteit van de dienstverlening en de wijze van belangenbehartiging. Klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2017:42 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 66/13
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 20-02-2017
- ECLI:NL:TADRARL:2017:42
Verzet tegen voorzittersbeslissing. Het verzet is te laat ingediend. Het verzet is niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2017:63 Raad van Discipline Amsterdam 160286
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 10-03-2017
- ECLI:NL:TADRAMS:2017:63
De raad heeft klager in een verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld. Tegen een beslissing op een verzoek tot wraking staat echter geen rechtsmiddel open (ex artikel 56 lid 6 Advocatenwet juncto artikel 518 lid 3 Wetboek van Strafvordering). Voorts heeft klager hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad op het door hem ingestelde verzet tegen de voorzittersbeslissing van 1 mei 2016. Op grond van artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen een beslissing van de raad van discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van die raad ongegrond of niet-ontvankelijk wordt verklaard, geen rechtsmiddel open. Het beroep van klager op doorbreking van de appelverboden slaagt niet, nu al hetgeen klager ter onderbouwing van het hoger beroep heeft aangevoerd geen schending van enig fundamenteel rechtsbeginsel oplevert. Volgt verwerping van het hoger beroep.
-
ECLI:NL:TAHVD:2017:48 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160333W
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 20-03-2017
- ECLI:NL:TAHVD:2017:48
Het verzoek tot wraking van het gehele hof door verzoeker acht het hof niet-ontvankelijk, omdat wraking van het gehele Hof van Discipline niet mogelijk is. Het hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1998 en de uitspraken van het hof van 7 maart 2016 (HvD, 150058 en 150061). Over het verzoek tot wraking van de kamer die op 6 maart 2017 zitting had, overweegt het hof dat van bezwaren tegen een of meerdere leden van de kamer die enige steun zou kunnen bieden voor een veronderstelde afwezigheid van onpartijdigheid niet is gebleken. Het hof is dan ook van oordeel dat de indiening van de beide wrakingsverzoeken geen ander doel dient dan verstoring van de procesgang en derhalve moet worden beschouwd als misbruik van het recht op wraking, zodat er ook geen grond is om een nieuwe wrakingskamer voor de beoordeling van zijn verzoek tot wraking van de kamer van 6 maart 2017 samen te stellen. Het hof acht verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de kamer die zitting had op 6 maart 2017 en bepaalt tevens dat een volgend verzoek tot wraking - op grond van art. 56 lid 6 Aw. juncto art. 515 lid 4 Sv. - niet in behandeling zal worden genomen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2017:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.311
- Datum publicatie: 23-03-2017
- Datum uitspraak: 23-03-2017
- ECLI:NL:TGZCTG:2017:108
Klacht tegen neurochirurg. Bij het opereren van een tienjarige patiënt, is tijdens een hersenoperatie een pattie in de operatieholte achtergebleven. Verweerder (neurochirurg) was de operateur. De klacht betreft de sluitingsfase van de operatie en de sign-out. Het ziekenhuis waar verweerder werkzaam is heeft het voorval gemeld aan de Inspectie, waarna de Inspectie een onderzoek heeft ingesteld en vervolgens een tuchtklacht heeft ingediend. Volgens de Inspectie heeft de neurochirurg onzorgvuldig gehandeld door in strijd met de toepasselijke protocollen en richtlijnen 1) toe te laten dat van vier patties de draad werd afgeknipt, en 2) de huidlaag te sluiten terwijl hem was aangegeven dat het aantal patties niet compleet was en door patiënt niet op de OK te houden voor het maken van een röntgenfoto totdat er duidelijkheid bestond over het aantal gevonden patties. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de neurochirurg niet geheel heeft gehandeld zoals van hem had mogen worden verwacht op grond van de professionele standaard, maar gelet op de zeer bijzondere omstandigheden van dit geval acht het Centraal Tuchtcollege het niet naleven van het ziekenhuisprotocol door de neurochirurg niet zodanig zwaarwegend dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 2064
- Pagina: 2065
- Pagina: 2066
- ...
- Pagina: 4391
- Volgende pagina zoekresultaten