Zoekresultaten 171-180 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:102 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2005

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De echtgenoot en vader van klagers (hierna: de patiënt), geboren in 1932 is opgenomen in een verpleeghuis. De specialist ouderengeneeskunde was de hoofdbehandelaar van patiënt. Klagers verwijten de specialist ouderengeneeskunde in tien klachtonderdelen onder meer een gebrek aan zorg en begeleiding, onzorgvuldig handelen, niet meewerken aan een second opinion en tegenwerking bij de wens van klagers om de patiënt naar huis te halen. De klachten hebben betrekking op de laatste maanden voor het overlijden van de patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:145 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-087/AL/MN

    Klagers hebben verweerder op 19 juli 2022 aansprakelijk gesteld wegens een vermeende beroepsfout. Verweerder heeft op meteen daarna en later opnieuw aansprakelijkheid voor een beroepsfout gemotiveerd van de hand gewezen. De raad constateert dat de gronden van de aansprakelijkstelling van klagers zijn gebaseerd op het inhoudelijke oordeel van de kantonrechter van 6 mei 2022 . Daargelaten of die gronden tot een ander inhoudelijk oordeel van de kantonrechter hadden kunnen leiden, hadden de vermeende omissies van verweerder mogelijk in hoger beroep rechtgezet kunnen worden. Dat verweerder klagers daarin ondeskundig heeft bijgestaan door onjuiste advisering kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet vaststellen. Klagers hebben tegen het dringende en herhaalde advies van verweerder in besloten om tegen dat vonnis geen hoger beroep in te stellen en dat is hun keuze. De raad is gebleken dat verweerder de aansprakelijkstelling de dag erna aan zijn verzekeraar heeft gemeld. Dat hij klagers niet op de hoogte heeft gebracht van die melding wordt verweerder tuchtrechtelijk niet aangerekend. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6342

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar onheus heeft bejegend omdat verweerster voorafgaand aan een spoedconsult klaagster er op heeft geattendeerd dat er een nog een rekening openstond van een eerdere behandeling en zij dit ook kort ter sprake heeft gebracht tijdens het consult. Daarbij heeft zij zich volgens klaagster – gelet op de sms-berichten voorafgaand aan de afspraak – passief-agressief opgesteld en was zij niet bereid om klaagsters uitleg aan te horen. Voorts wordt verweerster verweten dat zij een vervolgafspraak tekort van te voren, namelijk minder dan 24 uur voordat de afspraak zou plaatsvinden, heeft geannuleerd. De gz-psycholoog/psychotherapeut heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren. Het college overweegt dat het beter zou zijn geweest dat verweerster het zakelijke deel daadwerkelijk helemaal gescheiden had gehouden van de inhoudelijke behandeling. Het college kan echter niet vaststellen dat verweerster klaagster daarmee zo onheus heeft bejegend en/of een zodanig passief-agressieve houding jegens haar heeft aangenomen dat dit een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt. Nu alleen klaagster en verweerster bij het gesprek aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het gesprek precies is verlopen. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster evenveel geloof wordt gehecht als aan dat van verweerster, hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel is het college van oordeel dat het uiteraard vervelend voor klaagster is dat de afspraak de dag van te voren is geannuleerd, maar dat verweerster dit niet uiterlijk 24 uur, maar pas 22 uur van te voren heeft gedaan valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:74 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-050/DB/LI

    Raadsbeslissing. Ambtshalve voortzetting. In de klacht maakt klager verweerder verwijten ten aanzien van de kwaliteit van de verleende rechtsbijstand, het overdragen van het dossier aan de opvolgend advocaat en het innen van een factuur ter zake een eigen bijdrage. Dit gestelde normschendend gedrag raakt de in artikel 10a Advocatenwet vastgestelde kernwaarde deskundigheid. Gezien de tuchtrechtelijke antecedenten van verweerder, die deels zien op handelen in strijd met de kernwaarde deskundigheid, is de raad van oordeel dat de inhoud en strekking van deze kernwaarde in het bijzonder onder de aandacht van verweerder moet worden gebracht. De raad is dan ook van oordeel dat er redenen zijn van algemeen belang om de behandeling van de klacht voort te zetten.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2254

    Klacht tegen huisarts Medio. 2021 heeft de zoon van klaagster (hierna: patiënt) zich met benauwdheidsklachtentijdens het hardlopen gemeld bij de huisarts. De benauwdheidsklachten waren meermalen opgetreden en namen in rust af. Op basis van onder meer een lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek heeft de huisarts een risicoschatting gemaakt. Vervolgens heeft de huisarts met patiënt een expectatief beleid afgesproken, alsmede dat patiënt bij terugkerende klachten weer op het spreekuur zou terugkomen. Nadat patiënt in het voorjaar van 2022 weer was begonnen met hardlopen, is hij kort daarna plotseling komen te overlijden. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij patiënt geen medicatie heeft voorgeschreven, terwijl de cholesterolratio >8 was en het LDL-cholesterol 6,2 bedroeg (klachtonderdeel b), dat zij patiënt geen informatie heeft gegeven over leefstijladvies om de cholesterolwaarden omlaag te krijgen (klachtonderdeel c) en dat zij heeft nagelaten om nader cardiologisch onderzoek bij patiënt te laten doen (klachtonderdeel d). Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen a, b en e gegrond en de klachtonderdelen c en d ongegrond en legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op. Klaagster is in beroep gekomen van deze beslissing, voor zover daarin de klachtonderdelen c en d ongegrond zijn verklaard. Het Centraal Tuchtcollege bekrachtigt de beslissing ten aanzien van klachtonderdeel c, maar verklaart klachtonderdeel d alsnog gegrond omdat de huisarts patiënt bij de gepresenteerde klachten had moeten verwijzen naar een cardioloog voor verdere diagnostiek. Het Centraal Tuchtcollege legt aan de huisarts de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:146 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-104/AL/OV

    De raad is van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klager. Klager heeft aan verweerder een opdracht verstrekt waarna verweerder een toevoeging heeft aangevraagd en werkzaamheden voor klager is gaan doen. Dat andere afspraken waren gemaakt over de wijze van aanpak van de zaak door verweerder, is de raad uit de stukken niet gebleken. Dat verweerder een verkeerde huisnummertoevoeging van klager aan de Raad voor de Rechtsbijstand heeft doorgegeven was slordig, maar had klager ook zelf kunnen ontdekken en heeft hem niet in zijn belangen geschaad. De raad oordeelt de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6623

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar onheus heeft bejegend omdat verweerster voorafgaand aan een spoedconsult klaagster er op heeft geattendeerd dat er een nog een rekening openstond van een eerdere behandeling en zij dit ook kort ter sprake heeft gebracht tijdens het consult. Daarbij heeft zij zich volgens klaagster – gelet op de sms-berichten voorafgaand aan de afspraak – passief-agressief opgesteld en was zij niet bereid om klaagsters uitleg aan te horen. Voorts wordt verweerster verweten dat zij een vervolgafspraak tekort van te voren, namelijk minder dan 24 uur voordat de afspraak zou plaatsvinden, heeft geannuleerd. De gz-psycholoog/psychotherapeut heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren. Het college overweegt dat het beter zou zijn geweest dat verweerster het zakelijke deel daadwerkelijk helemaal gescheiden had gehouden van de inhoudelijke behandeling. Het college kan echter niet vaststellen dat verweerster klaagster daarmee zo onheus heeft bejegend en/of een zodanig passief-agressieve houding jegens haar heeft aangenomen dat dit een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt. Nu alleen klaagster en verweerster bij het gesprek aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het gesprek precies is verlopen. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster evenveel geloof wordt gehecht als aan dat van verweerster, hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel is het college van oordeel dat het uiteraard vervelend voor klaagster is dat de afspraak de dag van te voren is geannuleerd, maar dat verweerster dit niet uiterlijk 24 uur, maar pas 22 uur van te voren heeft gedaan valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5723

    In verband met een pro Justitia-onderzoek en -rapportage wordt GZ-psycholoog verweten dat een arts in opleiding tot psychiater (aios) twee gesprekken van haar mederapporteur/psychiater met klager heeft bijgewoond, die werkzaam was geweest in de ggz-instelling waar klager voorafgaand en tijdens het plegen van de delicten in behandeling was (1a). De GZ-psycholoog had het big-registratienummer van de aios in het rapport moeten vermelden en de procespartijen en het gerechtshof over de rol en werkrelatie van deze aios moeten informeren (1b). Daarnaast wordt de GZ-psycholoog verweten dat de rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, omdat zij geen gebruik heeft gemaakt van alle relevante beschikbare bronnen en selectief gebruik heeft gemaakt van beschikbare bronnen (2a), niet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welk gronden de conclusies van het rapport steunen (2b) en niet binnen de grenzen van haar deskundigheid is gebleven en vooringenomen is geweest (2c). Ook wordt de GZ-psycholoog verweten dat zij zich ervan had moeten vergewissen dat zij beschikte over alle informatie, door contact op te nemen met de verschillende instanties (3). Geen verwijt aan GZ-psycholoog voor aanwezigheid aios bij twee gesprekken van de mederapporteur. Het niet vermelden van BIG-registratienummer aios is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet nodig om gerechtshof en procespartijen te informeren over werkverleden aios.Gebruik maken van geanonimiseerde stukken en het al dan niet opvragen van niet-geanonimiseerde stukken. Het rapport is op een aantal punten niet dan wel onvoldoende inzichtelijk en consistent. Gebruik van format NIFP. Het opvragen van andere stukken dan die van de opdrachtgever zijn ontvangen. Vrije beoordeling rapporteur of nadere informatie noodzakelijk is. Gedeeltelijk gegrond. Berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:75 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-031/DB/LI

    Raadsbeslissing. Tussenbeslissing. De raad stelt vast dat klachtonderdeel 5 door de ter zitting van de raad door klaagster gegeven nadere toelichting,  een andere onderbouwing en lading heeft gekregen. De raad is van oordeel dat het debat over die nadere onderbouwing nog onvoldoende is gevoerd. De raad ziet in het hiervoor overwogene aanleiding om klaagster in de gelegenheid te stellen klachtonderdeel 5 nader toe te lichten. Verweerder wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. De raad houdt in afwachting van de nadere toelichting van klaagster en de reactie daarop van verweerder de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-5744

    In verband met een pro Justitia-onderzoek en -rapportage wordt psychiater verweten dat hij een arts in opleiding tot psychiater (aios) twee gesprekken met klager heeft laten bijwonen, die werkzaam was geweest in de ggz-instelling waar klager voorafgaand en tijdens het plegen van de delicten in behandeling was (1a). Ook had de psychiater het big-registratienummer van de aios in het rapport moeten vermelden en de procespartijen en het gerechtshof over de rol en werkrelatie van deze aios moeten informeren (1b). Daarnaast wordt de psychiater verweten dat de rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van alle relevante beschikbare bronnen en selectief gebruik heeft gemaakt van beschikbare bronnen (2a), niet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welk gronden de conclusies van het rapport steunen (2b) en niet binnen de grenzen van zijn deskundigheid is gebleven en vooringenomen is geweest (2c). Ook wordt de psychiater verweten dat hij zich ervan had moeten vergewissen dat hij beschikte over alle informatie, door contact op te nemen met de verschillende instanties (3). Opleidingssetting. Toestemming van onderzochte. Geen bemoeienis van aios bij de behandeling klager, bij het pro Justita-onderzoek, bij (de totstandkoming van) het rapport. Het niet vermelden van BIG-registratienummer aios is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet nodig om gerechtshof en procespartijen te informeren over werkverleden aios. Gebruik maken van geanonimiseerde stukken en het al dan niet opvragen van niet-geanonimiseerde stukken. Het rapport is op een aantal punten niet dan wel onvoldoende inzichtelijk en consistent. Gebruik van format NIFP. Niet getreden buiten deskundigheidsgebied. Onvoldoende objectiviteit. Het opvragen van andere stukken dan die van de opdrachtgever zijn ontvangen. Vrije beoordeling rapporteur of nadere informatie noodzakelijk is. Gedeeltelijk gegrond. Berisping en publicatie.