ECLI:NL:TADRARL:2024:146 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-104/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:146
Datum uitspraak: 27-05-2024
Datum publicatie: 29-05-2024
Zaaknummer(s): 24-104/AL/OV
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: De raad is van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klager. Klager heeft aan verweerder een opdracht verstrekt waarna verweerder een toevoeging heeft aangevraagd en werkzaamheden voor klager is gaan doen. Dat andere afspraken waren gemaakt over de wijze van aanpak van de zaak door verweerder, is de raad uit de stukken niet gebleken. Dat verweerder een verkeerde huisnummertoevoeging van klager aan de Raad voor de Rechtsbijstand heeft doorgegeven was slordig, maar had klager ook zelf kunnen ontdekken en heeft hem niet in zijn belangen geschaad. De raad oordeelt de klacht ongegrond.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 27 mei 2024
in de zaak 24-104/AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 28 juli 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 13 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2254094 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 april 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1    Op 16 december 2022 heeft tussen klager en verweerder een intakegesprek plaatsgevonden. Hieraan voorafgaand heeft klager bij de balie een intakeformulier ingevuld met daarop zijn persoonsgegevens. Tijdens de bespreking heeft klager een formulier voor akkoord ondertekend. Daardoor heeft klager ingestemd met de op de achterzijde afgedrukte algemene voorwaarden en ook met het aanvragen van een toevoeging dan wel met het uurtarief van verweerder van in totaal € 314,24. Klager en verweerder hebben ieder tijdens die bespreking ook nog een ander formulier ondertekend. Daarin staat vermeld dat de algemene voorwaarden van het kantoor van verweerder alsmede de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur van toepassing zijn. Klager heeft op dit formulier onder zijn handtekening met pen geschreven: “uitgesproken (raad: of afgesproken?) dat dit geen opdrachtbevestiging is”.
2.2    Op 9 januari 2023 heeft verweerder namens klager een toevoeging bij de Raad voor de Rechtsbijstand aangevraagd voor advisering in het huurgeschil van klager. Op deze aanvraag is bij het huisnummer de toevoeging ‘B’ vermeld. Klager woont op dat adres op huisnummer met toevoeging ‘A’ en zijn wederpartij - de verhuurder - op ‘B’
2.3    In zijn e-mail van 9 januari 2023 heeft verweerder klager verwezen naar op 16 december 2022 gemaakte afspraken en de juridische situatie toegelicht. Verder heeft verweerder daarin uitgelegd hoe de gang van zaken is bij het aanvragen van een toevoeging en dat klager in het geval van weigering van de toevoeging het op 16 december 2022 afgesproken uurtarief van in totaal € 314,24 voor maximaal acht uur zal moeten betalen. Verweerder heeft de toevoegingsaanvraag, de factuur voor de eigen bijdrage van klager van € 321,- en een conceptbrief voor de wederpartij als bijlagen meegestuurd. Ook heeft hij klager gevraagd of deze instemt met de conceptbrief en om nog specifieke stukken toe te sturen.
2.4    In een brief van 30 januari 2023, verstuurd aan zowel klager als aan verweerder, heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoegingsaanvraag van klager afgewezen. Deze brief is niet naar het juiste adres en huisnummer van klager gestuurd met vermelding van toevoeging B (in plaats van A). 
2.5    In zijn e-mail van 17 februari 2023 heeft verweerder aan klager geschreven er vanuit te gaan dat klager ook bericht heeft gekregen dat de toevoeging is afgewezen. Verder heeft hij uitgelegd dat klager daartegen bezwaar kan indienen of een verzoek tot peiljaarverlegging kan doen. Ook heeft verweerder aan klager geschreven:
Ik betreur het dat u niets meer van zich laat horen. Derhalve heb ik voor u bijgevoegd een tijdspecificatie ter zake de tot op heden voor u verrichtte werkzaamheden, voorzien van slotfactuur. Op de slotfactuur is het voorschot verrekend. Graag zie ik uw tijdige betaling tegemoet van het bedrag ad. € 317,95.
Klager heeft dit bedrag betaald en op 17 februari 2023 aan verweerder gemaild:
Het niet van me laten horen komt omdat ik de situatie waar in ik me bevind als heel negatief ervaar en ik probeer me zo weinig mogelijk van de situatie aan te trekken, uit zelfbescherming. Ik denk dat u snapt dat een buren conflict makkelijk iemand zijn bestaan kan overnemen. Desalniettemin wil ik verder met de zaken waarover we gesproken hebben en heb ik inmiddels een document voorbereid maar nog niet afgerond, ik voeg dit incomplete document toe.
Ik had overigens niet verwacht dat het bedrag exclusief btw zou zijn, dat is wat mij betreft niet gebruikelijk in overeenkomsten met burgers of consumenten. (…)
2.6    In zijn e-mail van 22 februari 2023 heeft klager aan verweerder gevraagd wanneer hij de via We-Transfer verstuurde documenten met verweerder kan bespreken en hun strategie kunnen bespreken. 
2.7    Verweerder heeft met zijn e-mail van 24 februari 2023 op de e-mails van klager van 17 en 22 februari 2023 gereageerd. Daarin heeft hij aan klager uitgelegd dat over het uurtarief geen misverstand kan bestaan omdat klager door ondertekening van de opdrachtbevestiging daarmee heeft ingestemd. Verweerder heeft zich alsnog bereid verklaard om de werkzaamheden voor klager na betaling van een voorschotfactuur van € 636,-. voort te zetten. Ook heeft hij klager uitgenodigd voor een bespreking op kantoor op 28 februari 2023. Klager heeft diezelfde dag aan verweerder gemaild dat hij teleurgesteld is over de opstelling van verweerder en de gang van zaken. Verder heeft hij zich beklaagd dat hij nog geen afschrift van het ondertekende contract heeft gekregen, dat verweerder eenzijdig het dossier heeft gesloten en ook ten onrechte kosten voor het gratis intakegesprek in rekening heeft gebracht. 
2.8    Op 28 februari 2023 heeft tussen klager en verweerder een bespreking plaatsgevonden. 
2.9    In zijn e-mail van 1 maart 2023 heeft verweerder onder meer aan klager geschreven dat hij het dossier sluit om de volgende redenen:
(…) De bespreking op 28 februari jl. verliep van uw zijde op een hele vervelende manier. Ik heb aangegeven dat ik gelet uw attitude niet in de mogelijkheid ben langer voor u op te treden en uit dien hoofde ben ik tot creditering van de voorschotfactuur overgegaan. Bijgaand treft u de creditnota aan. (…)
Tot slot kwam u met het verwijt dat in het kader van de toevoegingsaanvraag de huisnummertoevoeging niet juist was. Ik breng u in herinnering dat aansluitend op het intakegesprek u op 9 januari jl. een intake e-mailbericht heeft ontvangen, waarbij de toevoegingsaanvraag aan u is toegezonden. U heeft nimmer aangegeven dat de toevoeging aan het huisnummer geen B, maar een A moest zijn. Dat geeft u eerst aan tijdens het gesprek op 28 februari jl. Aanvullend merk ik op dat indien de Raad constateert dat men niet staat ingeschreven op het opgegeven adres de Raad dat aangeeft.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a)    een toevoegingsaanvraag bij de Raad voor de Rechtsbijstand in te dienen, terwijl was afgesproken dat klager eerst zijn inkomen voor het peiljaar zou aanleveren;
b)    al een conceptbrief voor de wederpartij op te maken, terwijl was afgesproken dat klager eerst (een samenvatting van de) relevante documentatie aan verweerder zou toesturen; 
c)    op de toevoegingsaanvraag een verkeerd adres van klager te vermelden, waardoor de brief van de Raad voor de Rechtsbijstand met daarin informatie over klager bij de wederpartij is terechtgekomen;
d)    zonder opdracht werkzaamheden te verrichten en daarvoor ruim € 700,- aan klager te factureren;
e)    aldus niet integer richting klager te hebben gehandeld. 

4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. 
Klachtonderdelen a) en c)
4.2    Tijdens het intakegesprek bestond onduidelijkheid over de hoogte van het inkomen van klager die als freelancer wisselende inkomsten heeft. Dat zou hij daarom nog navragen bij zijn boekhouder. Het is niet ongebruikelijk om voor de zekerheid een toevoegingsaanvraag in te dienen en dat heeft hij klager ook gemeld tijdens het intakegesprek. Op de toevoegingsaanvraag heeft hij wel het juiste adres van klager maar een verkeerde toevoeging bij het huisnummer vermeld. Klager had die vergissing zelf ook kunnen opmerken omdat de verkeerde huisnummertoevoeging zowel bovenaan alle correspondentie met klager als ook op de bij zijn e-mail van 9 januari 2023 gevoegde toevoegingsaanvraag, verkeerd stond vermeld. Verweerder betwist bij gebrek aan wetenschap ook dat de afwijzigingsbrief van de Raad voor de Rechtsbijstand door de wederpartij is ontvangen.
Klachtonderdeel b)
4.3    Klager heeft zowel mondeling als schriftelijk door ondertekening van de opdrachtbevestiging tijdens het intakegesprek op 16 december 2022 aan verweerder de opdracht gegeven om zijn belangen te behartigen in het geschil met de verhuurder van klager. Verweerder verwijst naar de inhoud van zijn e-mail van 9 januari 2023 met bijlagen.
Klachtonderdeel d)
4.4    Verweerder stelt dat hij voor de door hem aan klager gefactureerde uren werkzaamheden voor klager heeft gedaan die hij op basis van het met klager overeengekomen uurtarief heeft gefactureerd. Daarbij merkt verweerder nog op dat hij ook uren niet in rekening heeft gebracht om klager tegemoet te komen. 
Klachtonderdeel e)
4.5    Verweerder heeft naar zijn overtuiging integer gehandeld en de belangen van klager op deskundige wijze behartigd zoals een behoorlijk advocaat betaamt. 

5    BEOORDELING
Maatstaf 
5.1    De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
De raad toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
5.2    In de relatie met de cliënt is onder meer gedragsregel 16 en vaste rechtspraak daarover van belang. Daaruit volgt dat het de taak van de advocaat is om belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen (vb. HvD 16 november 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:233). Als de advocaat dit nalaat en daarover ontstaat achteraf onduidelijkheid of een misverstand bij de cliënt, dan is dat voor risico van de advocaat. 
Klachtonderdelen a) en c)
5.3    Gelet op de samenhang van deze verwijten zal de raad deze gelijktijdig beoordelen. 
5.4    Naar het oordeel van de raad volgt uit de door klager op 16 december 2022 ondertekende formulieren, voor zover relevant opgenomen onder de feiten, dat hij daarmee opdracht aan verweerder voor het verrichten van werkzaamheden in zijn huurgeschil heeft gegeven en ook heeft ingestemd met het aanvragen van een toevoeging door verweerder. Verweerder heeft die aanvraag vervolgens op 9 januari 2023 bij de Raad voor de Rechtsbijstand ingediend en die aanvraag diezelfde dag als bijlage bij zijn e mail aan klager gevoegd. Als in afwijking daarvan nadien nog was afgesproken, zoals klager stelt, dat hij eerst zijn financiële gegevens zou aanleveren voordat verweerder tot aanvragen van een toevoeging zou overgaan, dan had naar het oordeel van de raad van klager verwacht mogen worden dat hij meteen na ontvangst van de e mail van 9 januari 2023 contact met verweerder had opgenomen. Verweerder had de toevoegingsaanvraag dan immers kunnen intrekken. Dat klager geen tijd had om die e-mail met bijlagen te bestuderen, zoals hij heeft gesteld, is voor zijn risico. Door het daarna uitblijven van een reactie van de kant van klager op genoemde e-mail en doordat klager zijn eigen bijdrage zonder protest heeft betaald, behoefde verweerder er naar het oordeel van de raad ook niet aan te twijfelen dat hij had afgesproken om een toevoeging voor klager aan te vragen. 
5.5    De toevoegingsaanvraag is daarna op 30 januari 2023 door de Raad voor de Rechtsbijstand afgewezen. Klager stelt dat hij de aan hem gerichte brief niet heeft ontvangen omdat verweerder bij de aanvraag een verkeerd adres heeft doorgegeven. Vast staat dat verweerder in de toevoegingsaanvraag in plaats van toevoeging A bij het huisnummer van klager toevoeging B heeft vermeld. Klager had deze vergissing in het door hem op 9 januari 2023 van verweerder ontvangen toevoegingsverzoek kunnen constateren. Dat verweerder een onjuiste letter heeft gehanteerd in de adressering is als een kleine slordigheid of onzorgvuldigveid aan te merken maar dat klager door genoemde vergissing van de kant van verweerder in zijn belangen is geschaad, is de raad ook verder niet gebleken. Verweerder heeft de brief van de Raad voor de Rechtsbijstand wel ontvangen zodat hij klager snel daarna en tijdig heeft kunnen informeren over zijn mogelijkheden om bezwaar in te dienen of een verzoek tot peiljaarverlegging te doen. Dat de voor klager bedoelde brief van de Raad voor Rechtsbijstand bij de op huisnummer met toevoeging B wonende wederpartij is terechtgekomen en de wederpartij daarvan kennis heeft genomen, kan de raad niet vaststellen. Klager heeft tijdens de zitting ook verklaard dat hij dat aanneemt maar niet kan bewijzen. 
5.6    Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klager en aldus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad zal dan ook klachtonderdelen a) en c) ongegrond verklaren. 
Klachtonderdeel b)
5.7    De raad is uit de stukken gebleken dat verweerder in zijn e-mail van 9 januari 2023 aan klager heeft gevraagd om te reageren op de meegestuurde conceptbrief en tevens om nog bepaalde stukken toe te sturen. Tijdens de zitting van de raad heeft klager toegelicht dat hij daarop toen niet heeft gereageerd omdat hij eigen problemen had. Ook wilde hij zelf de werkwijze en het tempo bepalen van de behandeling van zijn zaak en dat niet aan de “hijgerige” advocaat overlaten, aldus klager. 
5.8    Niet valt in te zien waarom verweerder met toezending van de conceptbrief bij zijn e-mail van 9 januari 2023 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Als daarover afwijkende afspraken zijn gemaakt zoals klager stelt, dan had het op zijn weg gelegen om verweerder na ontvangst van die conceptbrief daarop aan te spreken en nieuwe afspraken te maken. Uit de correspondentie is de raad gebleken dat klager tot de e-mail van verweerder van 17 februari 2023 niets van zich heeft laten horen. Klager miskent in deze ook dat een advocaat als zogenaamde ‘dominus litis’ de regie over een zaak voert en in overleg met de cliënt de juridische route bepaalt. Als daarover op enig moment een onoverbrugbaar verschil van inzicht tussen de advocaat en de cliënt ontstaat of zodra sprake is van een vertrouwensbreuk, dan is de advocaat gehouden om zich te onttrekken. Dat is in dit geval ook gebeurd, verweerder heeft zich op 1 maart 2023 als advocaat van klager daarom moeten terugtrekken.
5.9    Op grond van het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de raad de belangen van klager op zorgvuldige wijze behartigd. De raad zal klachtonderdeel b) dan ook ongegrond verklaren. 
Klachtonderdeel d)
5.10    De raad is, zoals hiervoor ook overwogen, van oordeel dat verweerder op grond van een door klager aan hem verstrekte opdracht werkzaamheden mocht verrichten. Het is de verantwoordelijkheid van de advocaat om ervoor te zorgen dat duidelijkheid bestaat over de financiële afspraken. Zowel de door klager ondertekende formulieren op 16 december 2022 als de e-mail van verweerder van 9 januari 2023 hebben aan klager die duidelijkheid gegeven, waarmee door verweerder is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van gedragsregel 16. 
5.11    Gelet op de door verweerder verrichte inspanningen, de onbetwist door hem aan de zaak bestede tijd, de uitvoering van de opdracht en de matiging van het honorarium is de raad van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat verweerder excessief heeft gedeclareerd in die zin dat een gelet op alle omstandigheden onredelijk honorarium aan klager in rekening is gebracht. Ook klachtonderdeel d) zal de raad ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel e)
5.12    Gelet op hetgeen de raad hiervoor over het optreden van verweerder heeft overwogen, is de raad van oordeel dat hij zijn werkzaamheden voor klager op voldoende integere wijze heeft gedaan. Tuchtrechtelijk wordt verweerder geen verwijt gemaakt, zodat ook klachtonderdeel e) ongegrond zal worden verklaard. 

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en N.C. Milani, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2024.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op : 27 mei 2024