Zoekresultaten 3691-3700 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:14 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1388

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Bij klaagster zijn door een orthopedisch chirurg (C2022/1341) van een ander ziekenhuis twee knieschijfprothesen geplaatst. Vanwege aanhoudende pijnklachten is klaagster gezien voor een second opinion door een orthopedisch chirurg (C2022/1386). Daarna is klaagster vanwege aanhoudende pijnklachten op consult gezien door een orthopedisch chirurg (C2022/1387) die (destijds) als fellow-orthopedie in hetzelfde ziekenhuis werkzaam was. Hij achtte een operatie niet nodig en adviseerde een conservatief beleid met een verwijzing naar een revalidatiearts eventueel met een evaluatie door een pijnpolikliniek en heeft dit na zijn consult met klaagster mede namens zijn supervisor teruggekoppeld. Verweerder is orthopedisch chirurg en was destijds supervisor van deze orthopedisch chirurg (C2022/1387). Later zijn in weer een ander ziekenhuis na een CT-scan van de knieën bij klaagster twee totale knieprothesen. Klaagster verwijt verweerder dat hij medeverantwoordelijk is voor het besluit om geen verdere beeldvorming te doen, voor de onjuiste diagnoses en voor het advies naar een revalidatiearts te gaan en dat verweerder de orthopedisch chirurg (C2022/1387) heeft geïnstrueerd niet naar klaagster te luisteren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:7 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1433

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klager verblijft op de long-stay afdeling van de instelling waar de verpleegkundige als zorgmanager bij de Medische Dienst werkt. Voor de tandheelkundige zorg is een overeenkomst gesloten met een bedrijf. Eens per maand komt een aan dat bedrijf verbonden tandarts met een mobiele praktijk naar de instelling. Eind augustus 2021 meldde klager zich bij de medische dienst met erge kiespijn. Klager kon een paar dagen later terecht bij de tandarts op locatie van de instelling in een andere stad. Dit was een andere tandarts dan waar de instelling een overeenkomst mee heeft. Klager liet daarna weten dat hij geen gebruik meer wilde maken van de gecontracteerde tandarts. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij niet wil tegemoetkomen aan de wens van klager niet meer behandeld te worden door de tandarts die eens per maand op locatie is, maar door de tandarts in de andere niet gecontracteerde kliniek. In de vrachtwagen waarmee de tandarts komt, kunt je niet spoelen. Daarom is zijn gebit kapot gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:14 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-266/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. In het grootste deel van de klachtonderdelen zijn klagers kennelijk niet ontvankelijk bij gebrek aan een rechtstreeks belang. Een enkel klachtonderdeel is kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk.Het verloop van de zaak is a-typisch. De oorspronkelijke klaagster heeft de klacht ingetrokken, nadat zij in een civiele zaak een schikking had getroffen waarvan intrekking van tuchtklachten onderdeel was. Vervolgens hebben enkele “overige klagers” de klacht overgenomen en voortgezet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1493

    Klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige was werkzaam in de instelling waar klager verbleef. Zij hield zich bezig met behandeling en ondersteuning van cliënten bij hun resocialisatieproces. De verpleegkundige heeft gedurende zes weken als persoonlijk begeleider nazorg aan klager verleend waarna klager zelfstandig ging wonen met ambulante begeleiding. Op enig moment heeft de verpleegkundige klager thuis bezocht en is een seksuele relatie ontstaan die circa 1,5 jaar heeft geduurd. Vijf maanden na het beëindigen van de relatie heeft klager de instelling over de relatie geïnformeerd. Na onderzoek is de verpleegkundige op staande voet ontslagen. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij hem seksueel heeft misbruikt, hem heeft voorgelogen en valse aangifte heeft gedaan, dat hij door haar gedetineerd heeft gezeten en nu geestelijk onstabiel is, waardoor hij weer bij psychologen in behandeling moet, dat door haar zijn huisdieren dood zijn en hij nu weer schulden heeft, en dat zij klager niet onder ogen wil komen om uitleg te geven, zodat klager het kan afsluiten. Het Regionaal Tuchtcollege acht het eerste klachtonderdeel gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van voorwaardelijke schorsing van twee maanden met een proeftijd van twee jaar op, en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:10 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1249

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar heeft aangemeld als een geestelijk gestoorde persoon bij instanties, zoals eerste hulp en politie, en dat hij haar ten onrechte als orgaandonor heeft opgegeven. Klaagster verwijt de huisarts verder dat hij in de verwijsbrief voor het Medisch Centrum Kinderwens ten onrechte heeft gesteld dat zij lijdt aan schizofrenie en psychoses. Volgens klaagster heeft de huisarts haar daardoor het recht op voortplanting ontnomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:15 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-895/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over verweersters lidmaatschap aan een klachtencommissie kennelijk niet-ontvankelijk bij gebrek aan belang, omdat verweerster zich direct na klaagsters bezwaar heeft teruggetrokken. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1532

    Klacht tegen verpleegkundig specialist GGZ. Verweerder was als persoonlijk begeleider van cliënte werkzaam in een instelling voor acute psychiatrie. Verweerder is cliënte daarna ambulant blijven begeleiden. Op enig moment is een affectieve relatie ontstaan. IGJ verwijt verweerder dat hij zijn professionele grenzen heeft overschreden door een persoonlijke relatie aan te gaan met de aan zijn zorg toevertrouwde cliënte en bij cliënte op onzorgvuldige wijze EMDR-therapie heeft uitgevoerd wat betreft de wijze van aanvang, de verslaglegging en de wijze van beëindiging van deze therapie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen gegrond verklaard en verweerder daarvoor een deels voorwaardelijke schorsing opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar met onder meer de bijzondere voorwaarde van het volgen van een supervisietraject. De inspectie is in beroep gekomen tegen de manier waarop de maatregel in het dictum van de beslissing was geformuleerd. Het beroep van de Inspectie slaagt en Centraal Tuchtcollege herformuleert de opgelegde maatregel en de daarbij opgelegde voorwaarden. Het Centraal Tuchtcollege brengt het tijdverloop van de beroepsprocedure in mindering op het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde maatregel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:11 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1341

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Verweerster is orthopedisch chirurg en heeft bij klaagster in beide knieën knieschijfprotheses geplaatst. Bij de nacontroles geeft klaagster aan dat zij aanhoudende pijnklachten heeft. Acht maanden na de operatie heeft klaagster de behandelrelatie verbroken. Later zijn in een ander ziekenhuis bij klaagster twee totale knieprothesen geplaatst. Klaagster heeft eerst een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Die klacht is ongegrond verklaard. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg onzorgvuldig medisch handelen (prothese ‘tilted’ geplaatst, zij had totale knieprotheses moeten adviseren, prothese niet goed gefixeerd), onzorgvuldige verslaglegging van de operatie, het niet serieus nemen van klaagsters klachten, het niet verwijderen van de oproep voor een eerste jaarcontrole nadat de behandelovereenkomst was beëindigd en het laten vervallen van klaagsters deelname aan het wetenschappelijk onderzoek, het onzorgvuldig voorschrijven van diclofenac zonder maagbeschermers bij bekendheid met klaagsters diverticulitis en het rekken van de procedure bij de klachtencommissie in het ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:16 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-896/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak kennelijk ongegrond. Verweerster heeft haar cliënte bijgestaan bij gesprekken met Veilig Thuis. Van misleiding of onnodig grieven is de voorzitter niet gebleken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:5 Hof van Discipline 's Gravenhage 220082D

    Dekenbezwaar. De raad heeft het dekenbezwaar grotendeels gegrond verklaard. De raad heeft verweerder een voorwaardelijke schorsing van 6 weken en een onvoorwaardelijke geldboete van € 5.000 euro opgelegd. Het hof verklaart bovendien bezwaaronderdeel k) (dossiers niet snel vindbaar en relevante gegevens niet overzichtelijk en toegankelijk weergegeven) gegrond. De door het hof gegrond verklaarde klachtonderdelen van het dekenbezwaar hebben betrekking op schending van bijna alle kernwaarden en dat maakt het handelen van verweerder zodanig laakbaar dat ieder vertrouwen ontbreekt dat verweerder als betamelijk advocaat kan functioneren. Het hof concludeert dat verweerder onverbeterlijk gedrag laat zien en dat daarom voor hem in de advocatuur geen plaats is. Het hof legt verweerder de maatregel van schrapping op.