Zoekresultaten 2081-2090 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:189 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-519/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de (voormalige) eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Niet op te maken dat de beantwoording van vragen door verweerster onjuist is of dat klaagster opzettelijk in diskrediet is gebracht. Verweerster hoefde aan haar persoonlijk gerichte e-mail niet aan voormalige cliënt door te sturen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:65 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731087 / DW RK 23/92 LvB/WdJ

    Beslissing op verzet. Eerder over hetzelfde feitencomplex geklaagd en daarnaast over een periode van meer dan drie jaar geleden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:190 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-500/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Geheimhoudingsplicht is gericht op advocaat-cliënt-relatie. Klager was geen cliënt van verweerster, zodat de geheimhoudingsplicht niet is geschonden. Verweerster kon in het belang van haar cliënt de medische klachten van klager en de persoon die hij bijstond betwisten. Verweerster hoefde een brief niet ook aan klager te sturen, omdat hij op dat moment de geadresseerde niet meer bijstond. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715507 / DW RK 22/121 LvB/WdJ

    Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder zonder recht of titel handelt. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715508 / DW RK 22/122 LvB/WdJ

    Klager beklaagt zich over het gelegde bewijsbeslag en is van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet onpartijdig en onafhankelijk is. Klager stelt verder dat de gerechtsdeurwaarder haar geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:224 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-628/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klaagster maakt verweerder verschillende verwijten. Klaagster stelt onder meer dat verweerder zijn vordering niet (voldoende) heeft onderbouwd en ook heeft geweigerd om deze desgevraagd te onderbouwen. De raad constateert dat de vordering wel is onderbouwd. Het staat verweerder – als advocaat van de wederpartij van klaagster – in beginsel vrij om die vordering te onderbouwen op de wijze die hem goeddunkt. Klaagster heeft daar in de onderliggende procedure verweer tegen kunnen voeren. Het is niet aan de tuchtrechter om over die vordering een oordeel te geven. Verder is verweerder niet gehouden om op nadere vragen van klaagster over de vordering een reactie te geven. De raad concludeert daarom dat van enig tuchtrechtelijk handelen door verweerder niet is gebleken. De overige verwijten zijn niet vast komen te staan en daarom ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:225 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-657/AL/MN

    Uit de stukken is de raad gebleken dat klager schriftelijk heeft ingestemd met het uurtarief van verweerder. Dat in afwijking daarvan mondeling een prijsafspraak voor een maximum aantal uren tegen een vast bedrag is gemaakt, is niet komen vast te staan. Nu sprake is geweest van reguliere werkzaamheden tegen een vastgesteld uurtarief met instemming van klager kan van gebrekkige communicatie daarover of van het beschamen van het vertrouwen van klager of misleiding geen sprake zijn geweest. Verweerder is meer dan coulant geweest om met klager tot een oplossing te komen en eerst zelf en later via een deurwaarder alsnog met klager een betalingsregeling af te spreken. Evenmin is de raad gebleken van gebrekkige communicatie of van onredelijke onbereikbaarheid van de kant van verweerder. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:211 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5322

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een uroloog. Bij klager is een frenulumplastiek uitgevoerd door de uroloog. Klager verwijt de uroloog onder andere dat     hij klager tijdens de operatie heeft gedwongen om te kijken, terwijl klager uitdrukkelijk kenbaar maakte dat hij dat niet wilde en dat hij niet naar de klachten van klager heeft geluisterd nadat de wond niet goed was geheeld. Het college onderschrijft dat het laten meekijken van een patiënt aan het einde van de ingreep – voordat de wond verbonden wordt -  binnen de beroepsgroep gebruikelijk is, en ook nodig om ervoor te zorgen dat de patiënt goed voorbereid is op wat hij eenmaal thuis kan verwachten. Het college kan niet vaststellen dat de uroloog daarbij dwang heeft gebruikt. Verder is het college van oordeel dat de uroloog het genezingsproces adequaat heeft beoordeeld, voldoende aandacht heeft gehad voor de klachten van klager en hem daarbij correct heeft geadviseerd. Tijdens de controleafspraken stond de wondgenezing centraal en midden in het genezingsproces kan niet vooruit worden gelopen op het eindresultaat van de frenulumplastiek en de uiteindelijke conditie van de voorhuid. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:226 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-982/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. De wijze waarop verweerder zich in zijn processtukken zonder enige nuancering over klager heeft uitgelaten, is onnodig grievend. Het ging om een vermoeden van zijn cliënten waarvoor geen bewijs aanwezig was en bovendien betrof het een ernstige beschuldiging. Daarbij bestond er ook geen noodzaak om dit vermoeden als een vaststaand feit te poneren. Verweerder had onder die omstandigheden meer distantie moeten houden door er consequent bij te vermelden dat het een vermoeden van zijn cliënten betrof. Klacht gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:227 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-917/AL/GLD

    De raad heeft geoordeeld dat verweerster haar cliënte volstrekt onvoldoende heeft geïnformeerd over de zaak en heeft werkzaamheden verricht die in onvoldoende verband stonden met de opdracht en zonder haar cliënte daarvan op de hoogte te stellen. De raad rekent dat verweerster zwaar aan. Gelet op de ernst van dit handelen, acht de raad de oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden. De raad ziet gelet op de mate waarin verweerster jegens klaagster is tekortgeschoten, het feit dat verweerster haar hierboven genoemde werkzaamheden (grotendeels) wel heeft gedeclareerd en de kenbare wens van klaagster om dit aan verweerster betaalde geld terug te ontvangen, aanleiding om te bepalen dat verweerster (ongeveer) de helft van het gedeclareerde bedrag aan klaagster terug dient te betalen. Daarom zal de raad aan de voorwaardelijke schorsing een bijzondere voorwaarde verbinden, namelijk dat verweerster aan klaagster een vergoeding van € 6.000 zal betalen.