ECLI:NL:TGDKG:2023:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715508 / DW RK 22/122 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:67
Datum uitspraak: 13-09-2023
Datum publicatie: 13-09-2023
Zaaknummer(s): C/13/715508 / DW RK 22/122 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich over het gelegde bewijsbeslag en is van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet onpartijdig en onafhankelijk is. Klager stelt verder dat de gerechtsdeurwaarder haar geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 september 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/715508 / DW RK 22/122 LvB/WdJ ingesteld door:

1. [  ],

wonende te [  ],

2. [  ],

gevestigd te [  ],

3. [  ],

gevestigd te [  ],

en

4. [  ],

gevestigd te [  ],

klagers,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 23 maart 2022, hebben klagers een klacht ingediend tegen de beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 juni 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 juli 2023 alwaar klager sub 1 en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 13 september 2023.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met de uitvoering van de beschikking van 9 februari 2021 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond. In deze beschikking is aan

[  ] (hierna: [  ]) verlof verleend om conservatoir bewijsbeslag te leggen ten laste van klagers sub 1 tot en met 3.

  • Op 18 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder uitvoering gegeven aan het conservatoir bewijsbeslag, welk beslag op 29 maart 2021 is afgerond.
  • Op 31 maart 2021 is het proces-verbaal aan klagers betekend en zijn de beslagen data in gerechtelijke bewaring gegeven.
  • Op 9 april 2021 is door de echtgenote van klager sub 1 een opheffingskortgeding ex artikel 705 Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering (hierna: Rv) opgestart. Tegelijkertijd is CS een inzageprocedure gestart

ex 843a Rv. Door klagers sub 1 tot en met 3 is in dezelfde procedure namens klaagster sub 4 in reconventie geëist de opheffing van het beslag ten laste van klaagster sub 4.

  • Bij kort geding vonnis van 6 mei 2021 heeft de rechtbank Limburg onder meer beslist dat het ten laste van klaagster sub 4 gelegde beslag met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven en onder meer bepaald dat alle gegevensdragers alsmede alle gemaakte kopieën daarvan, waarop beslag is gelegd, althans die toebehoren aan (voor zover hier van belang) klaagster sub 4 dienen te worden geretourneerd. Daarbij is bepaald dat [  ] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij nalaat voornoemde zaken te (laten) retourneren een dwangsom verbeurt van € 1.000,-, met een maximum van

€ 50.000,-.

  • Het kort geding vonnis is op 10 mei 2021 aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder betekend.
  • Bij beschikking van 12 mei 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant aan [  ] verlof verleend om conservatoir bewijsbeslag te leggen ten laste van klaagster sub 4 op die bescheiden die eventueel door de gerechtsdeurwaarder zijn geselecteerd als gevolg van het beslagverlof van 9 februari 2021.
  • Bij exploot van 17 mei 2021 is de beschikking van 12 mei 2021 betekend aan klaagster sub 4.
  • Tussen 18 en 20 mei 2021 is tussen de gerechtsdeurwaarder en klagers gecorrespondeerd over het vonnis van 6 mei 2021.

3. De klacht

Klagers beklagen zich er over dat de gerechtsdeurwaarder zich (i) niet heeft gedragen zoals een gerechtsdeurwaarder betaamt, (ii) zich niet onafhankelijk en onpartijdig heeft opgesteld en (iii) haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Daarvan zou sprake zijn omdat – naar de kamer begrijpt – de gerechtsdeurwaarder:

  • doelbewust voorbij gaat aan het kortgeding vonnis van 6 mei 2021 waarin is bepaald dat het beslag ten laste van klaagster sub 4 is opgeheven. De gerechtsdeurwaarder hield zonder recht of titel gegevensdragers en/of kopieën van klaagster sub 4 onder zich. De gerechtsdeurwaarder diende dit op het eerste verzoek daartoe – bij betekening van het vonnis op 10 mei 2021 – af te geven.
  • niet onpartijdig en onafhankelijk is nu zij heeft doen voorkomen dat zij slechts instructies van [  ] zou opvolgen, terwijl zij actief betrokken zou zijn bij het bepalen van de strategie. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder had daar belang bij omdat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, na de opdracht tot het leggen van bewijsbeslag (d.d. 9 februari 2021), onder meer de opdracht heeft verworven om (ook) ten laste van klaagster sub 4 bewijsbeslag te leggen.
  • haar geheimhoudingsplicht, als opgenomen in de beschikking van 9 februari 2021, heeft geschonden met de mededeling dat op de gegevensdragers van klaagster sub 4 data zijn aangetroffen die aan de selectiecriteria voldoen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van [  ] conservatoir bewijsbeslag gelegd uit krachte van de beschikking van 9 februari 2021. Bij vonnis van 6 mei 2021 is onder meer bepaald dat het ten laste van klaagster sub 4 gelegde beslag wordt opgeheven en dat alle gegevensdragers, althans die toebehoren aan (onder meer) klaagster sub 4, dienen te worden geretourneerd. De kamer overweegt dat de (expliciete) opdracht tot opheffing van een beslag dient te komen van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het is immers de opdrachtgever die beslag heeft laten leggen en niet de gerechtsdeurwaarder. Nu een dergelijke opdracht ontbreekt, kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen dat het beslag is gehandhaafd. De omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen van het vonnis van 6 mei 2021 – al dan niet middels de betekening van het vonnis aan haar kantoor – maakt dat niet anders. Uit het vonnis volgt niet dat de gerechtsdeurwaarder is toegestaan over te gaan tot het (zelfstandig) opheffen van het beslag. Nu de gerechtsdeurwaarder geen partij is geweest bij de procedure die geleid heeft tot het vonnis van 6 mei 2021, kan zij ook niet via die weg gehouden worden om uitvoering te geven aan het vonnis. Bovendien heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant bij beschikking van 12 mei 2021 verlof verleend om conservatoir beslag te leggen ten laste van klaagster sub 4 op de bescheiden die eventueel door de gerechtsdeurwaarder zijn geselecteerd als gevolg van het eerdere beslagverlof. De opdrachtgever had dan ook gegronde redenen om het eerder gelegde conservatoir beslag niet op te heffen, ondanks dat de opdrachtgever het verbeuren en opeisen van dwangsommen riskeerde.

5.3 Naast de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder het verwijt zich niet onafhankelijk en onpartijdig te hebben opgesteld gemotiveerd heeft betwist, hebben klagers daartoe onvoldoende gesteld. De omstandigheid dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder een nieuwe opdracht verwerft nadat de gerechtsdeurwaarder eerst was aangewezen conservatoir beslag te leggen, vormt daartoe geen grondslag. Deze gang van zaken is niet ongebruikelijk in de deurwaarderspraktijk en komt de kamer voor als een logisch gevolg nu partijen middels de initiële opdracht reeds aan elkaar verbonden waren.

5.4 Ten aanzien van de stelling van klagers dat de gerechtsdeurwaarder haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder met de zinsnede in haar e-mail van 18 mei 2021“Als tot opheffing van dit beslag (…), is er geen data ter inzage voor u beschikbaar op basis van het bewijsbeslag van de beschikking van d.d. 9 februari 2021” een risico, dan wel een feitelijke situatie omschrijft, zonder iets over de inhoud prijs te geven. Op welke (andere) wijze de gerechtsdeurwaarder haar geheimhoudingsplicht, als opgenomen in de beschikking van 9 februari 2021, heeft geschonden is niet gebleken of door klagers onderbouwd. De klacht stuit hierop af.

5.5 Klager sub 1 heeft ter zitting nog gesteld dat de IT-deskundige van de gerechtsdeurwaarder de oom is van de opdrachtgever en dat daarmee de geheimhoudingsplicht niet is gegarandeerd. De gerechtsdeurwaarder heeft hierop ter zitting aangegeven dat het kantoor altijd met dezelfde deskundige werkt en dat zij de partijen verder niet kent. De gerechtsdeurwaarder is degene die het beslag heeft gelegd en draagt daarvoor ook haar verantwoording. Bovendien was de advocaat van klager ook tijdens het beslag aanwezig. Niet aannemelijk is gemaakt dan wel met stukken onderbouwd, dat de gerechtsdeurwaarder haar geheimhoudingsplicht op grond van een eventuele familieband tussen de IT-deskundige en de opdrachtgever zou hebben geschonden.

5.6 Klager sub 1 heeft ter zitting ook nog aangevoerd dat zijn kantoor niet aan huis zit, maar in zijn woning is gevestigd. De gerechtsdeurwaarder heeft het conservatoir bewijsbeslag ten onrechte niet beperkt tot de kantoorruimte van klager sub 1, maar is ook in andere ruimtes in de privéwoning van klager sub 1 geweest. Dit heeft grote impact gehad op onder meer zijn kinderen, aldus klager. De kamer overweegt dat dit klachtonderdeel niet eerder aan de orde is gesteld door klager, zodat hierover dan ook geen beslissing wordt genomen.

5.7 Niet is geen gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder. Op grond hiervan wordt beslist als volgt.

 

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. M.C.M. Hamer en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.