Zoekresultaten 71-80 van de 20498 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:148 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-246/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. De klacht over de advocaat van de wederpartij wordt kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:77 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-041/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over overtreding gedragsregel 22. De raad is van oordeel dat verweerder zich zowel voorafgaand als na afloop van het getuigenverhoor had moeten onthouden van verdergaand contact met klager dan het schudden van diens hand. Het op min of meer indringend wijzen op de consequenties die het overtreden van de geheimhoudingsverplichting voor klager zou hebben was naar het oordeel van de raad onnodig, omdat die consequenties bij klager bekend mochten worden verondersteld en de netelige positie waarin klager zich bevond zou nu juist in de zittingszaal ten overstaan van de rechter worden besproken. In zoverre is de klacht gegrond. Voor het overige is de klacht ongegrond omdat de feitelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Omdat de raad in de zaak met kenmerk 24-040/DB/OB, waarin vandaag eveneens een beslissing wordt gegeven, reeds een maatregel aan verweerder oplegt, ziet de raad in de onderhavige zaak af van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:147 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-351/AL/LI/W

    Wrakingsbeslissing. De wrakingskamer van de Raad van Discipline verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:76 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-040/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over overtreding gedragsregel 22. De raad is van oordeel dat verweerder zich zowel voorafgaand als na afloop van het getuigenverhoor had moeten onthouden van verdergaand contact met de heer B dan het schudden van diens hand. Het op min of meer indringend wijzen op de consequenties die het overtreden van de geheimhoudingsverplichting voor de heer B zou hebben was naar het oordeel van de raad onnodig, omdat die consequenties bij de heer B bekend mochten worden verondersteld en de netelige positie waarin de heer B zich bevond zou nu juist in de zittingszaal ten overstaan van de rechter worden besproken. In zoverre is de klacht gegrond. Dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan ernstige intimidatie is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan. In zoverre is de klacht ongegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:142 Hof van Discipline 's Gravenhage 240067 en 240079

    Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:144 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-077/AL/MN

    Klacht over de eigen advocaat in een geschil van klaagster met de middelbare school van haar zoon. Uit het dossier komt voor de raad een beeld naar voren dat verweerder weliswaar kwalitatieve goede werkzaamheden voor klaagster heeft verricht met oog voor haar belangen, maar ook dat verweerder in de periode ná zijn eerste negatieve haalbaarheidsadvies dit niet voldoende voortvarend heeft gedaan, ondanks herhaalde verzoeken van klaagster om de zaak met spoed op te pakken. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad niet voldoende regie gehad. Hij heeft niet alleen de benodigde tijd van de door hem intern ingeschakelde hulppersoon verkeerd ingeschat, verweerder zelf heeft ondanks zijn toezeggingen onvoldoende snel voor klaagster gehandeld. Aldus is verweerder tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klaagster. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:145 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-087/AL/MN

    Klagers hebben verweerder op 19 juli 2022 aansprakelijk gesteld wegens een vermeende beroepsfout. Verweerder heeft op meteen daarna en later opnieuw aansprakelijkheid voor een beroepsfout gemotiveerd van de hand gewezen. De raad constateert dat de gronden van de aansprakelijkstelling van klagers zijn gebaseerd op het inhoudelijke oordeel van de kantonrechter van 6 mei 2022 . Daargelaten of die gronden tot een ander inhoudelijk oordeel van de kantonrechter hadden kunnen leiden, hadden de vermeende omissies van verweerder mogelijk in hoger beroep rechtgezet kunnen worden. Dat verweerder klagers daarin ondeskundig heeft bijgestaan door onjuiste advisering kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet vaststellen. Klagers hebben tegen het dringende en herhaalde advies van verweerder in besloten om tegen dat vonnis geen hoger beroep in te stellen en dat is hun keuze. De raad is gebleken dat verweerder de aansprakelijkstelling de dag erna aan zijn verzekeraar heeft gemeld. Dat hij klagers niet op de hoogte heeft gebracht van die melding wordt verweerder tuchtrechtelijk niet aangerekend. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:74 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-050/DB/LI

    Raadsbeslissing. Ambtshalve voortzetting. In de klacht maakt klager verweerder verwijten ten aanzien van de kwaliteit van de verleende rechtsbijstand, het overdragen van het dossier aan de opvolgend advocaat en het innen van een factuur ter zake een eigen bijdrage. Dit gestelde normschendend gedrag raakt de in artikel 10a Advocatenwet vastgestelde kernwaarde deskundigheid. Gezien de tuchtrechtelijke antecedenten van verweerder, die deels zien op handelen in strijd met de kernwaarde deskundigheid, is de raad van oordeel dat de inhoud en strekking van deze kernwaarde in het bijzonder onder de aandacht van verweerder moet worden gebracht. De raad is dan ook van oordeel dat er redenen zijn van algemeen belang om de behandeling van de klacht voort te zetten.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:146 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-104/AL/OV

    De raad is van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klager. Klager heeft aan verweerder een opdracht verstrekt waarna verweerder een toevoeging heeft aangevraagd en werkzaamheden voor klager is gaan doen. Dat andere afspraken waren gemaakt over de wijze van aanpak van de zaak door verweerder, is de raad uit de stukken niet gebleken. Dat verweerder een verkeerde huisnummertoevoeging van klager aan de Raad voor de Rechtsbijstand heeft doorgegeven was slordig, maar had klager ook zelf kunnen ontdekken en heeft hem niet in zijn belangen geschaad. De raad oordeelt de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:75 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-031/DB/LI

    Raadsbeslissing. Tussenbeslissing. De raad stelt vast dat klachtonderdeel 5 door de ter zitting van de raad door klaagster gegeven nadere toelichting,  een andere onderbouwing en lading heeft gekregen. De raad is van oordeel dat het debat over die nadere onderbouwing nog onvoldoende is gevoerd. De raad ziet in het hiervoor overwogene aanleiding om klaagster in de gelegenheid te stellen klachtonderdeel 5 nader toe te lichten. Verweerder wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. De raad houdt in afwachting van de nadere toelichting van klaagster en de reactie daarop van verweerder de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.