ECLI:NL:TADRARL:2024:147 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-351/AL/LI/W
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:147 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-05-2024 |
Datum publicatie: | 31-05-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-351/AL/LI/W |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking |
Beslissingen: | Wraking |
Inhoudsindicatie: | Wrakingsbeslissing. De wrakingskamer van de Raad van Discipline verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad
van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 27 mei 2024
in de zaak 24-351/AL/LI/W
naar aanleiding van het verzoek om tot wraking van de hierna te noemen tuchtrechters van de Raad van Discipline, ingediend door
verzoeker
over:
verweerders
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch is een dekenbezwaar
van mr. R, in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement
Limburg, tegen verzoeker aanhangig.
1.2 In die zaak heeft de Raad van Discipline verzoeker schriftelijk laten weten
dat het dekenbezwaar op de zitting van 10 juni 2024 zal worden behandeld en dat de
raad naar verwachting zal bestaan uit mr. S, voorzitter en mrs. H en B, leden (hierna
ook: verweerders).
1.3 Verzoeker heeft in een e-mail van 12 mei 2024 verzocht om de wraking van verweerders.
1.4 Het wrakingsverzoek is op 14 mei 2024 in behandeling genomen door de wrakingskamer
van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, verder te noemen de wrakingskamer,
als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch.
1.5 De griffier van de wrakingskamer heeft verweerders verzocht op het wrakingsverzoek
te reageren. Verweerders hebben laten weten dat zij niet in de wraking berusten en
mrs. S en B hebben in een e-mail van 21 mei 2024 een inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek
gegeven. Die reacties van mr. S en mr. B zijn door de griffie van de wrakingskamer
aan verzoeker gestuurd.
1.6 De wrakingskamer beschikt over de volgende stukken:
- het schriftelijk wrakingsverzoek van 12 mei 2024;
- de schriftelijke reacties van mr. S en B.
2. GRONDEN VAN HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft aangevoerd dat mr. R (voordat hij deken werd) lid-advocaat
in de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch is geweest en in die hoedanigheid
met (in ieder geval) mr. S heeft samengewerkt. Daarmee is in de ogen van verzoeker
de schijn van vooringenomenheid gewekt.
2.2 Ten aanzien van mr. B heeft verzoeker aangevoerd dat hij advocaat in Venlo
is en daarom onder deze deken ressorteert. Dit brengt volgens verzoeker mee dat mr.
B er meer belang bij heeft om in het voordeel van de deken te beslissen dan in het
voordeel van verzoeker.
3. BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
3.1 Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een
partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond
van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen
lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn door artikel
47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van
de raad. De wrakingskamer moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden
door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is
dat een lid van de raad moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing
onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende
aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid
koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd
is. De wrakingskamer zal aan de hand van deze maatstaf het wrakingsverzoek van verzoeker
beoordelen.
3.2 Het door verzoeker aangevoerde bezwaar tegen verweerders berust op de omstandigheid
dat de deken die het dekenbezwaar tegen verzoeker heeft ingediend, lid is geweest
van de Raad van Discipline en in die hoedanigheid met verweerders heeft samengewerkt.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit enkele gegeven niet de hierboven genoemde
uitzonderlijke omstandigheid oplevert voor het oordeel dat verweerders vooringenomen
zijn over verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd
is. Datzelfde geldt voor de andere aangevoerde wrakingsgrond; het enkele feit dat
een tuchtrechter in hetzelfde arrondissement advocaat is als de deken, is niet een
omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van die tuchtrechter schade
zou kunnen lijden.
3.3 Het verzoek is naar het oordeel van de wrakingskamer op grond van het bovenstaande
kennelijk ongegrond. De raad zal, met gebruikmaking van artikel 4 van het Wrakingsprotocol
raden van discipline, het verzoek daarom zonder behandeling ter zitting als kennelijk
ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond
ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg en E.J.C. de Jong, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2024.
griffier voorzitter
Verzonden op : 27 mei 2024