Zoekresultaten 20411-20420 van de 42592 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:57 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/309281 KL RK 16-114

      Niet gebleken is dat klaagster, zij is geen erfgename of anderszins begunstigde in de nalatenschap, belanghebbende in de zin van de Wna is. Maar zelfs al zou dat anders zijn, is sprake van eenzelfde klacht als de klacht die eerder door de zoon van klaagster is ingediend.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:113 Accountantskamer Zwolle 16/1532 Wtra AK

      Een accountant die vanwege een mogelijke fraude bij een cliënt waarvan hij de jaarrekening aan het beoordelen is, een advies uitbrengt aan zijn cliënt over de persoon van een in te schakelen deskundige die onderzoek naar die fraude moet instellen, moet gedegen en zorgvuldig te werk gaan. In dit geval heeft betrokkene gesteld dat hij destijds niet op de hoogte was van het negatieve nieuws omtrent de persoon die hij heeft aanbevolen, terwijl wel van hem verlangd kon worden dat hij een oordeel had gegeven over diens bekwaamheid mede aan de hand van de beschikbare actuele gegevens (waaronder een uitspraak van de Accountantskamer waarbij aan die persoon een berisping is opgelegd) omtrent diens reputatie. Betrokkene heeft ter zitting erkend dat elk van de zeven onderwerpen, waarnaar op grond van de opdracht aan de persoon die betrokkene had aanbevolen, onderzoek moest worden gedaan, van belang konden zijn voor het bestaan van fraude, en voorts dat in de bevindingen van het conceptrapport van deze persoon aan vijf van die zeven onderwerpen zonder enige motivering geen woord wordt gewijd, mocht betrokkene niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de conclusie van het conceptrapport, luidende ‘dat geen informatie naar boven was gekomen die van belang is voor de beoordeling van de jaarrekening door de externe accountant en dat niet was gebleken van een ernstige integriteitsinbreuk van de huidige bestuurders met mogelijke consequenties voor de aanpak van de accountant’. Betrokkene heeft ook niet zelf aan de hand van de bevindingen van de opsteller van het conceptrapport vastgesteld, laat staan vastgelegd dat de door deze opsteller verrichte werkzaamheden in het kader van het doel van de beoordelingsopdracht toereikend waren, terwijl ‑ nu hij de conclusie uit het conceptrapport wel voor die beoordelingsopdracht heeft gebruikt ‑ hij dit volgens het bepaalde onder 16 van Standaard 2400 van de NVCOS wel had moeten doen. Tot twee maal toe strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2016:223 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160169

    De voorzitter van de raad heeft de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Na verzet van klager heeft de raad het verzet ongegrond verklaard. Geen van de door klager aangevoerde gronden leidt tot het oordeel dat bij de behandeling door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Klager is mitsdien niet ontvankelijk, zodat het hoger beroep zal worden afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2016:242 Raad van Discipline Amsterdam 16-1006/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat in zijn hoedanigheid van deken. Verweerder heeft het onderzoek naar de klacht (voldoende) zorgvuldig uitgevoerd en heeft aldus het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRAMS:2016:243 Raad van Discipline Amsterdam 16-1046/A/A

    Samenvatting: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Het stond verweerder vrij werkzaamheden door zijn cliënte te laten uitvoeren. Taalgebruik verweerder is functioneel en niet onnodig grievend. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 141/2015

      Klacht tegen gynaecoloog. Betreffende (hoge) kunstverlossing. De baby is ten gevolge van een kernicterus gehandicapt geraakt. Verdrietig maar de klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2016:244 Raad van Discipline Amsterdam 16-1005/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht advocaat wederpartij. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:133 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 181/2015

      Klacht tegen kinderarts betreffende de zorg voor een pasgeborene waarbij het met name gaat om de hyperbillirubinaemie waardoor een kernicterus is ontstaan en het kindje gehandicapt is geraakt. Tragisch maar niet gegrond.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:361 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.160

      Klacht van IGZ tegen chirurg. Verweerder was via een uitzendorganisatie als chirurg werkzaam bij een ziekenhuis en heeft bij zijn sollicitatie verklaard zich bekwaam te achten tot het verrichten van vaatchirurgische ingrepen. De directie van het ziekenhuis heeft een incident waarbij een patiënt na een door verweerder verrichte vaatchirurgische ingreep is overleden bij IGZ gemeld en heeft vervolgens een intern onderzoek ingesteld. De conclusie van dat onderzoek was dat verweerder bij de onderzochte ingreep kunstfouten heeft gemaakt die bewijzen dat sprake is van onkunde bij verweerder. IGZ heeft naar aanleiding van de melding en het onderzoek van het ziekenhuis zes dossiers van overleden patiënten laten onderzoeken. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft IGZ de onderhavige klacht ingediend en verweerder bevolen om hangende verder onderzoek en de tuchtprocedure geen complexe vaatchirurgische ingrepen te verrichten. Op eigen verzoek is de registratie van verweerder in het BIG-register toen doorgehaald. IGZ verwijt verweerder dat hij ernstig tekort is geschoten in de zorg voor twee patiënten, in zijn dossiervoering en in zijn professionele verantwoordelijkheden voor de kwaliteit van de door hem geleverde zorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en aan verweerder, in het geval hij zich weer als arts in het BIG-register laat inschrijven, de ontzegging van de bevoegdheid heelkundige handelingen te verrichten, opgelegd. Verweerder heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege. Dat college heeft IGZ opgedragen nader onderzoek te doen naar de opleidingen en diploma’s van verweerder en van de bevindingen een rapport aan te leveren. Verweerder is vervolgens in de gelegenheid gesteld op voornoemd rapport van IGZ te reageren maar heeft dit nagelaten. Verweerder heeft vervolgens aangegeven het beroep in deze zaak in te willen trekken. Het Centraal Tuchtcollege heeft de behandeling van de zaak daarop bij beslissing van 1 december 2016 gestaakt en publicatie van de beslissing gelast.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:362 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.155

      De klacht betreft de in 2014 overleden partner van klaagster. Klaagsters partner was vanwege een dementieel beeld met een BOPZ-machtiging opgenomen in een verpleeghuis. Verder leed hij aan een inoperabel darmcarcinoom ter zake waarvan een palliatief beleid werd gevoerd. In de nacht van 10 april 2014 is klaagsters partner gevallen en heeft hij waarschijnlijk zijn heup gebroken. Vanwege de slechte conditie van de patiënt is, in overleg tussen de arts en  het ziekenhuis, afgezien van een operatie en is gekozen voor een conservatief beleid en optimale pijnstilling. De verpleegkundige heeft de patiënt een aantal malen morfine toegediend en heeft klaagster verteld over de gang van zaken met betrekking tot de toediening van morfine. De patiënt is in de nachtdienst van de verpleegkundige overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij heeft gezegd dat net zo lang door zou worden gegaan met het spuiten van morfine tot patiënt zou overlijden en (in beroep) dat hij niet de ware toedracht van de val van de patiënt  aan de schouwarts heeft verteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het eerste klachtonderdeel als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster niet ontvankelijk in haar tweede klachtonderdeel en verwerpt het beroep voor het overige.