Zoekresultaten 1351-1360 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:347 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-630/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in een familiekwestie. Klacht grotendeels niet ontvankelijk want te laat bij de deken ingediend. Voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond. Verweerster behartigde uitsluitend de belangen van haar cliënte en in dat verband heeft verweerster mogen afgaan op de juistheid van de informatie die zij van haar cliënte had gekregen. Ook van het onnodig dan wel onevenredig schaden van de belangen van klager door verweerster is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:251 Hof van Discipline 's Gravenhage 230160

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:341 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-909/AL/MN

    Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:335 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-402/AL/MN

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid, als advocaat van de wederpartij van klager, niet overschreden en klager niet in een onnodige procedure gedwongen. Uit de stukken is de raad gebleken dat verweerder heeft doorgepakt door na zijn eerste e mail van 27 oktober 2022 aan klager al op 9 november 2022 een verzoekschrift namens zijn cliënte in te dienen. In de tussenliggende periode heeft hij klager naar het oordeel van de raad echter ruim voldoende gelegenheid geboden om een voorstel te doen voor de te benoemen scheidsmannen, de gekozen juridische route bij geschillen volgens het vennootschapscontract. Het stond de cliënte van verweerder daarna vrij om het tegenvoorstel van mediation om haar moverende redenen af te wijzen. Verweerder heeft daarna als partijdige belangenbehartiger in haar opdracht een procedure tot benoeming van arbiters gestart. Alhoewel de tijdsdruk en de toonzetting in de e-mails van verweerder, in het bijzonder die van 4 november 2022, door klager als heftig kunnen zijn ervaren, is dat naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geweest. Er kan aanleiding voor deze geïrriteerde toonzetting van verweerder zijn geweest door de voorgeschiedenis tussen klager en zijn cliënte als ook door het niet reageren door klager op het voorstel van verweerder en de opstelling van klager. klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:348 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-733/AL/OV

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht van een advocaat tegen een (voormalig) lid van de Raad van de Orde Limburg kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:252 Hof van Discipline 's Gravenhage 230143

    Klacht niet verwezen. 

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:342 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-036/AL/MN

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:336 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-347/AL/OV

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De advocaat hoeft de vragen van klager niet te beantwoorden. De advocaat heeft in het belang van de eigen cliënt gehandeld. De advocaat is niet gehouden aan klager te laten weten wat met de eigen cliënt is besproken. De advocaat is niet de advocaat van klager en/of de kinderen. De advocaat neemt niet enige vorm van (morele) verantwoordelijkheid over van de eigen cliënt ten opzichte van klager en/of kinderen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:253 Hof van Discipline 's Gravenhage 230022

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder mocht in de gegeven omstandigheden bij aanvang van de zaak ervan uit gaan dat hij in de letselschadezaak de belangen van klager en zijn echtgenote, als wettelijke vertegenwoordigers van de zoon, mocht behartigen. Nadat verweerder door ontvangen signalen twijfelde of hij ook de toenmalige echtgenote mocht vertegenwoordigen, heeft hij haar rechtstreeks benaderd en de opdrachtbevestiging alsnog door haar laten ondertekenen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:343 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-748/AL/MN

    De raad stelt voorop dat het tuchtrecht geen (wettelijke) verplichting kent op grond waarvan een klager gehouden is om zijn klachten tegen een advocaat te concentreren en deze tegelijkertijd in een procedure aanhangig te maken. Volgens vaste jurisprudentie van het hof kan in een concreet geval het indienen van een opvolgende klacht wel in strijd komen met de beginselen van een behoorlijk tuchtprocesrecht. In deze klachtzaak oordeelt de raad dat van klaagster redelijkerwijs verwacht mocht worden dat zij meteen op 6 november 2020 had (mee)geklaagd met haar advocaat of dat zij de nu voorgelegde klacht meteen in haar eerdere klachtzaak van diezelfde datum had meegenomen. Klaagster was immers toen al op de hoogte van alle omstandigheden en feiten waarover zij zich nu, twee jaar later, heeft beklaagd. Ook wist klaagster, zo heeft zij tijdens de zitting van de raad bevestigd, dat haar advocaat op 6 november 2020 over hetzelfde heeft geklaagd als waarover zij zich nu heeft beklaagd. Naar het oordeel van de raad staan daarom de beginselen van een behoorlijk tuchtprocesrecht aan een inhoudelijke beoordeling van deze klacht in de weg. De raad oordeelt klaagster daarom niet-ontvankelijk in haar klacht.