Zoekresultaten 12831-12840 van de 42429 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:93 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-252

     Verzet tegen voorzittersbeslissing. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:87 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-646

    Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij van klager in een familiegeschil Gedragsregel 15 lid 2 (Gedragsregels 1992) geschonden. Zij had behoren te weten dat de appelprocedure van haar nieuwe cliënte, alsmede de 2 gevoegd behandelde appelprocedures van de ex-partner, voor uitspraak stonden bij het gerechtshof, althans had in de gegeven omstandigheden grond om daarover te twijfelen en daar navraag over moeten doen,eventueel bij de voormalige advocaat van haar cliënte. Door haar eenzijdige berichtgeving aan het gerechtshof, nadat de lopende procedures tussen partijen al voor uitspraak stonden, heeft verweerster de grenzen overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij van klager had. In zoverre is de klacht gegrond. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:81 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-259

    De raad heeft het eerst ter zitting gedane preliminaire verweer om de heimelijk door klager met verweerder opgenomen gesprekken, waarvan transcripties in het klachtdossier waren gevoegd en de originele opnames beschikbaar waren, ontoelaatbaar te verklaren en de zaak terug te verwijzen naar de deken voor hernieuwd onderzoek en behandeling door een andere raad, gemotiveerd afgewezen. Verweerder heeft daarna, met zijn gemachtigde, de zittingszaal verlaten, waarna de raad, zoals aan verweerder was meegedeeld, alsnog de klachtzaak in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde inhoudelijk heeft behandeld. De raad heeft de transcripties van de geluidsopnames in de gegeven omstandigheden toelaatbaar geoordeeld. Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 24 (oud) jegens klager onvoldoende de financiële zorg in acht genomen, waardoor bij klager verwarring is ontstaan, zoals ook blijkt uit de transcripties van de geluidsopnames. Verweerder mocht, gelet op de grote financiële gevolgen voor klager om als betalende cliënt te worden aangemerkt, niet uitgaan van ‘zwijgen is instemmen’, temeer omdat hij wist van eerdere betalingsonmacht van klager. De raad oordeelt de klacht in zoverre gegrond; voor het overige ongegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/082

    Klaagster verwijt de huisarts op een huisartsenpost de diagnose appendicitis te hebben gemist en ten onrechte gedacht zou hebben aan buikgriep. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:105 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-029

    De voorzitter kan niet vaststellen dat verweerder, als toegevoegd stamadvocaat, klager niet naar behoren heeft bijgestaan in zijn BOPZ-zaak. Gezien de zeer korte tijdsduur van één dag waarbinnen verweerder kennis heeft genomen van het Verzoek Voorlopige Machtiging met betrekking tot klager en de behandeling ter zitting de ochtend daarna in de GGZ instelling, kon niet van hem worden verwacht dat hij eerder dan kort voorafgaand aan de zitting met klager de zaak zou bespreken. Dat klager toen niet aanwezig was, terwijl hij kennelijk bekend was met de zitting en op de hoogte was van de werkwijze van verweerder om kort voor een zitting de zaak voor te bespreken, heeft verweerder voldoende ondernomen om met klager in contact te komen voor overleg. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:94 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-460

    Verzet tegen voorzittersbeslissing. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:75 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-580

    Klager kan alleen namens zijn minderjarige dochter en als gevolmachtigde namens zijn meerderjarige zoon klagen. Geen sprake van een tegenstrijdig belang in de zin van Regel 7 (Gedragsregels 1992). De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster, of een kantoorgenoot,  eerder in opdracht van de zoon en dochter heeft opgetreden. Weliswaar heeft verweerster in het verleden opgetreden voor hun moeder in haar familierechtelijke geschillen over de kinderen met hun vader/mede-klager, maar verweerster heeft toen niet tevens voor de zoon en de dochter opgetreden; hun belangen waren toen een afgeleid belang van de belangen van hun moeder. Verweerster is daarna gaan optreden voor de partner van haar daarna overleden cliënte, onder meer in de erfrechtprocedure tegen de zoon en de dochter waarin onder meer verzocht is om zijn ontslag als executeur testamentair. Naar het oordeel van de raad stond  verweerster dat toen ook vrij omdat zij, na overleg met de deken, niet van een tegenstrijdig belang hoefde uit te gaan. Dat de familie tegens de cliënt van verweerster aangifte heeft gedaan van mogelijke betrokkenheid bij het overlijden van de moeder, behoefde in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding te zijn om zich alsnog te onttrekken als advocaat. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:88 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-349

    De klacht betreft het handelen van verweerster als curator in het faillissement van de broer van klager en haar positie ten opzichte van de nalatenschap van de overleden ouders van de gefailleerde broer, die één van de erfgenamen was. Niet gebleken is dat verweerster klager onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd over haar positie en haar bevoegdheden. Het stond verweerster vrij om in het belang van de failliete boedel van de broer de rechtbank te vragen een vereffenaar te benoemen. Verder is niet gebleken van belangenverstrengeling doordat verweerster een kantoorgenote heeft ingeschakeld bij de afwikkeling van de nalatenschap. De klacht is ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:82 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-244

    (Van tableau geschrapte) Verweerder had bekend moeten zijn met de wettelijke weigeringsgronden bij een toevoegingsaanvraag en had het risico van afwijzing op voorhand met klaagster moeten bespreken, alsmede de daarbij behorende financiële gevolgen. Door dat niet te doen, althans dat niet met stukken te kunnen onderbouwen, heeft verweerder aan klaagster de mogelijkheid onthouden om bij aanvang van de zaak de daaraan verbonden financiële risico’s goed in te schatten. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met Gedragsregels 8 en 23 (1992). Verweerder heeft excessief gedeclareerd. Voorts heeft hij gehandeld zoals een behoorlijk niet betaamt gezien de toonzetting van zijn correspondentie met klaagster. Tot slot heeft verweerder niet de vereiste behoedzaamheid in acht genomen ex Gedragsregel 27 lid 4 door het dossier niet af te willen geven. Schorsing 4 weken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:144 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-743

    De voorzitter oordeelt klager niet-ontvankelijk in zijn klacht op grond van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet wegens overschrijding van de driejaarstermijn, zonder dat is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding.