ECLI:NL:TADRARL:2019:93 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-252

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:93
Datum uitspraak: 18-03-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 18-252
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Verzet tegen voorzittersbeslissing. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 maart 2019

in de zaak 18-252

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 juli 2018 op de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 21 september 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 april 2018 met kenmerk K17/109, door de raad ontvangen op 9 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 18 juli 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 juli 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 9 augustus 2018 door de raad ontvangen op 13 augustus 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 januari 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door een kantoorgenoot.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager en de brief van verweerder d.d. 21 december 2018 met bijlagen.

2.    KLACHT EN FEITEN

2.1    Voor een weergave van de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. In zijn verzetschrift brengt klager naar voren dat in de voorzittersbeslissing ten onrechte is vermeld dat klager de Diaconie en niet de heer A. heeft aangeschreven. Voor het overige komt klager tegen de weergave van feiten in verzet niet op.

3.    VERZET

3.1    In zijn verzetschrift herhaalt klager zijn bezwaren tegen de handelwijze van verweerder en vult hij aan dat ook geen sprake is van een melding.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Het feit dat ook geen sprake is geweest van een melding, doet daar niet aan af. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts, H.H. Tan, P.P. Verdoorn, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2019.

Griffier                                                  Voorzitter

Verzonden d.d. 18 maart 2019