Zoekresultaten 131-140 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:149 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-748/AL/MN

    klacht over de advocaat van de wederpartij. Dat verweerder de dagvaarding van klager aan de krant heeft gelekt (nog voordat deze aan klager was betekend) is tegenover de betwisting daarvan door verweerder niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met de gewraakte uitlatingen in de krant de belangen van klager nodeloos en onevenredig geschaad. Juist omdat klager een publiek ambt bekleedt, had verweerder meer terughoudendheid moeten betrachten. De raad kan niet vaststellen dat verweerder feitelijke onwaarheden aan de krant heeft verteld. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad echter welbewust tijdens een zitting onjuiste informatie aan het gerechtshof verstrekt met de intentie om klager in een kwaad daglicht te plaatsen en het gerechtshof te misleiden. Daarmee heeft verweerder in strijd met de kernwaarde integriteit gehandeld. De raad legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:78 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-302/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster mocht betwisten dat klaagster ongeneeslijk ziek werd en haar levensverwachting nog maar enkele weken zou betreffen. Ook mocht verweerster een standpunt innemen over verjaring. De klacht dat verweerster bewust onwaarheden heeft verkondigd met haar stelling dat ter zitting een voorstel is gedaan, is van onvoldoende feitelijke grondslag voorzien. Verweerster hoefde haar processtuk niet te rectificeren. Verder heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet te reageren op e-mails van klager. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:149 Hof van Discipline 's Gravenhage 220049 en 220050

    Klacht tegen eigen advocaten. Nadat een veroordeling van klaagster in eerste instantie hebben verweerders (via de rechtsbijstandsverzekeraar) de zaak aangenomen om het hoger beroep te behandelen. Verweerster heeft op nader aan te voren gronden hoger beroep ingesteld. Een maand later heeft klaagster te kennen gegeven dat zij de zaak wilde schikken, hetgeen is gebeurd. Het hof acht de klachten van klaagster ongegrond. Het was voor haar duidelijk dat verweerders de zaak gezamenlijk behandelden. Verweerders mochten uitvoering geven aan de opdracht om de zaak te schikken ook al was er nog geen procesadvies afgegeven en daarbij hebben verweerders klaagster voldoende geïnformeerd over (het verloop van) de schikkingsonderhandelingen en daarbij voldoende rekening gehouden met haar belangen.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5573 en A2023/6283

    Klagers dienen een klacht in tegen verweerster die hun zoon in behandeling heeft gehad zowel in hoedanigheid van orthopedagoog-generalist (A2023/6283) als gz-psycholoog (A2023/5573). Hun (destijds 15-jarige) zoon werd vanwege onder andere stemmingsklachten, suïcidale gedachten en dissociatie doorverwezen naar de GGZ-instelling waar verweerster werkt. Vanwege lange wachtlijsten en wachttijden bij verschillende instanties en een nog lopend onderzoek heeft het lang geduurd voordat hij ergens terecht kon. Verweerster heeft ter overbrugging contact onderhouden met de zoon van klagers en is regiebehandelaar gebleven. Klagers verwijten verweerster onder andere dat zij de situatie verkeerd heeft ingeschat en hun zoon te laat heeft doorverwezen. Het college komt tot het oordeel dat verweersterniet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat er geen behandeling van de grond kwam ligt niet aan verweerster, maar enerzijds aan de lange wachtlijsten bij de instellingen en anderzijds aan de complexiteit van de problematiek en de daarmee verband houdende ingewikkelde zoektocht naar een goede plek voor de zoon. Verweerster bleef in de tussentijd gesprekken voeren met de zoon en zij zorgde ervoor dat hij toegang had tot een kinderpsychiater en systeemtherapeut. Het college concludeert dat verweerster heeft gedaan wat zij kon in een situatie waarbij sprake is van complexe problematiek bij een minderjarige voor wie nog geen passende zorgplek beschikbaar is. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:150 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-775/AL/MN

    klacht over beroepsgenoot. Verweerder heeft zich feitelijk onjuist en onnodig grievend over klager uitgelaten in de krant hetgeen hem tuchtrechtelijk door de raad wordt verweten. Een advocaat kan persaandacht voor een zaak zoeken. Dat verweerder daarbij de betamelijkheidsgrenzen heeft overschreden, is de raad niet gebleken. De in de uitspraak genoemde specifieke omstandigheden rechtvaardigen de keuze van verweerder om de gewraakte uitlatingen in de krant niet te rectificeren. De raad legt aan verweerder een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:151 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-838/AL/OV

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:152 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-851/AL/NN

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:153 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-852/AL/NN

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:146 Hof van Discipline 's Gravenhage 230316

    Dekenbezwaar. De deken verwijt verweerder dat (I) hij in een bepaalde zaak in strijd met de kernwaarden deskundigheid en onafhankelijkheid heeft gehandeld en dat (II) hij ondanks herhaalde verzoeken van de deken heeft geweigerd voor nader onderzoek opgevraagde dossiers aan haar te verstrekken. De raad heeft het dekenbezwaar geheel gegrond verklaard en aan verweerder een deels voorwaardelijke schorsing van vier weken opgelegd. Verweerder komt in hoger beroep vooral op tegen de hoogte van de maatregel. Het hof ziet echter aanleiding een zwaardere maatregel op te leggen dan de raad. Schorsing twaalf weken. Proceskostenveroordeling.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-042/AL/MN

    Verweerder heeft ervoor gekozen om geen enkel stuk uit het strafdossier aan klager te verstrekken maar daarvan in briefvorm een samenvatting te geven. De raad is gebleken dat verweerder bij het maken van deze keuze het belang van klager heeft vooropgesteld door klager gezien zijn persoonlijke problematiek daarmee tegen zichzelf in bescherming te (willen) nemen. Dat sprake was van een risico op herhaling door klager van op de persoon gerichte bedreigende acties is gezien de eerdere gelijksoortige veroordelingen van klager voor de raad aannemelijk. Verweerder heeft daarnaast met zijn keuze ook de belangen van de in het strafdossier genoemde personen tegen acties van klager beschermd en aldus een zorgvuldige afweging gemaakt. Klager heeft zich tegen deze werkwijze van verweerder ook niet verzet. Pas na het verstrijken van de hoger beroep termijn heeft klager bij verweerder zijn strafdossier opgevraagd. Naar het oordeel van de raad mocht verweerder toen weigeren, mede gelet op de omstandigheden zoals hiervoor vermeld, om het strafdossier alsnog aan klager af te geven. Verweerder heeft de belangen van klager op zorgvuldige wijze behartigd. Daarmee oordeelt de raad alle klachtonderdelen ongegrond.