ECLI:NL:TADRARL:2024:151 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-838/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:151
Datum uitspraak: 03-06-2024
Datum publicatie: 04-06-2024
Zaaknummer(s): 23-838/AL/OV
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 3 juni 2024

in de zaak 23-838/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 januari 2024 op de klacht van:

klager

over

verweerster

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 8 mei 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 5 december 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2236302 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 29 januari 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 29 januari 2024 verzonden aan partijen.

1.4 Op 30 januari 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 30 januari 2024 ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 april 2024. Daarbij was klager aanwezig. Verweerster was afwezig met kennisgeving vooraf.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift (en de spreekaantekeningen) van klager.

2. VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de beslissing van de voorzitter onjuist is omdat hij door het handelen van verweerster waar hij over klaagt wel rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Klager stelt dat verweerster in strijd met de Wwft heeft gehandeld en dat hij daardoor schade heeft geleden, te weten het bedrag van € 18.000,- dat hij minder heeft gekregen dan de mede-eigenaar van de verkochte grond terwijl was afgesproken dat zij beiden hetzelfde bedrag zouden ontvangen.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3. FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3.2 Op de zitting heeft klager toegelicht dat het hem gaat om een oordeel van de raad over het handelen van verweerster in strijd met de Wwft. De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast, in het bijzonder dat naleving van de Wwft aan de deken is voorbehouden en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden

3.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus, M.M. Mok, G.N. Paanakker, H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2024.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op : 3 juni 2024