Zoekresultaten 51-60 van de 2787 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:63 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/419468 KL RK 23-45 C/05/419479 KL RK 23-46

    Klacht over wilsbekwaamheid erflater, zowel tegen een notaris als een kandidaat-notaris.De kamer heeft niet kunnen vaststellen dat de notaris er niet aan hoefde te twijfelen dat erflater wilsbekwaam was en dat nader onderzoek op grond van het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid niet noodzakelijk was. Klacht gegrond, met oplegging van een berisping.Op het moment dat de kandidaat-notaris het dossier overnam, was de slordigheid in het dossier reeds een gegeven. Zij heeft de door haar gemaakte onzorgvuldigheden erkend. Klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:64 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/416512 KL RK 23-22 C/05/416513 KL RK 23-23

    Klacht tegen de kandidaat-notaris over (niet-voortvarende) afwikkeling van beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap en gebrekkige communicatie met klager. Klacht gegrond, met oplegging van een waarschuwing. Klacht tegen de notaris over bejegening. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:65 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/422831 KL RK 23-78

    Klacht met meerdere onderdelen. Het derde klachtonderdeel, het schenden van de geheimhoudingsplicht door de kandidaat-notaris, acht de kamer gegrond. De kandidaat-notaris is immers op grond van artikel 22 Wna tot geheimhouding verplicht ten aanzien van al hetgeen erflaatster haar in haar hoedanigheid van (toen nog) notaris heeft toevertrouwd. Dat de kandidaat-notaris meent, zoals zij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard, dat de geheimhoudingsplicht niet zou gelden voor hetgeen erflaatster haar heeft verteld in een op het notariskantoor gevoerd “oriënterend gratis en vrijblijvend gesprek”, komt de kamer onbegrijpelijk voor. Het beroepsgeheim raakt de kern van het notarisambt. Overtreding van deze kernwaarde brengt dan ook in beginsel een forse maatregel met zich mee. Dat geldt hier te meer omdat de kandidaat-notaris zich kennelijk zonder enige twijfel daarover vrij acht onder geheimhouding gedeelde informatie in schrift en woord, ook nog ter zitting, te delen. De kamer legt de kandidaat-notaris de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid tot waarnemen voor de duur van vier weken op.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:3 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/420296 KL RK 23-54

    Klacht van twee notaris-maten tegen een andere notaris-maat. Klaagsters verwijten de notaris dat sprake is (geweest) van disfunctioneren van de notaris en grensoverschrijdende seksuele escapades die op het kantoor en onder kantoortijd hebben plaatsgevonden. Door klaagsters is onvoldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is (geweest) van disfunctioneren. De notaris heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld omdat hij zijn seksuele privéaangelegenheden op een ontoelaatbare manier heeft vermengd met de uitoefening van zijn notarisambt. De notaris heeft met zijn handelwijze tegenover zijn medewerkers de eer en het aanzien van en het vertrouwen in het notariaat geschaad. Berisping.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:60 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/423868 KL RK 23-84

    Volgens klaagster ontbreekt in de akte van levering dat de verkrijger van het appartement van rechtswege ook lid is geworden van de VvE hoofdsplitsing. Dit standpunt van klaagster acht de kamer onjuist. De notaris heeft terecht het standpunt ingenomen dat de verkrijger van het appartement niet van rechtswege lid is geworden van de VvE hoofdsplitsing. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:61 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/423871 KL RK 23-85

    Volgens klaagster ontbreekt in de akte van levering dat de verkrijger van het appartement van rechtswege ook lid is geworden van de VvE hoofdsplitsing. Dit standpunt van klaagster acht de kamer onjuist. De notaris heeft terecht het standpunt ingenomen dat de verkrijger van het appartement niet van rechtswege lid is geworden van de VvE hoofdsplitsing. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:57 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/421615 KL RK 23-64

    De notaris heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat de resterende grond later is geleverd is niet aan de notaris te wijten. De notaris was terecht voldoende overtuigd dat de verplichtingen tot levering aan klagers voldoende vastlag en ook rechtens afdwingbaar was.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:27 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/08

    Klager verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van moeder en mogelijke beïnvloeding van buitenaf toen de notaris haar levenstestament passeerde. Het verweer van de notaris, dat de klacht te laat is ingediend en tot niet-ontvankelijkheid zou moeten te leiden, faalt. De kamer is van oordeel dat de notaris niet onzorgvuldig is geweest in de beoordeling van de wilsbekwaamheid van moeder. Ook is de notaris voldoende alert geweest op mogelijke beïnvloeding van buitenaf. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/32

    Klager (advocaat) behartigt de belangen van enkele deelgenoten in een nalatenschap. De notaris is vereffenaar van die nalatenschap en hij ontvangt een e-mail van klager met het verzoek contact met hem op te nemen. Onder die e-mail hangt een e-mail van een kantoorgenoot van klager, waarbij deze zich uitlaat over een voorstel dat klager namens zijn cliënten met de notaris zou willen gaan bespreken. Klager verkeerde in de veronderstelling dat zijn e-mail aan zijn kantoorgenoot was gestuurd. Hij stelt dat de notaris direct had kunnen zien dat de e-mail van zijn kantoorgenoot vertrouwelijke informatie bevatte die niet voor hem bestemd was en hij verwijt de notaris dat hij geen gebruik had mogen maken van die informatie. Nu de notaris handelde in zijn hoedanigheid van vereffenaar oordeelt de kamer dat geen sprake is van schending van de (afgeleide) notariële geheimhoudingsplicht. In de gegeven omstandigheden acht de kamer het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris en/of zijn medewerker informatie uit de e-mail van de kantoorgenoot van klager heeft gedeeld met de overige deelgenoten in de nalatenschap. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/31

    Klacht van het BFT over onvoldoende invulling van de poortwachtersrol bij de levering van onroerende zaken. De kamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de vervaltermijn van drie jaren. Ruim tien maanden nadat de politie een schriftelijk signaal aan het BFT had gegeven over de handelwijze van de notaris, is het BFT een onderzoek gestart. Ten aanzien van de inhoud van dat signaal beroept het BFT zich op zijn geheimhoudingsplicht. De kamer acht het in de gegeven omstandigheden voldoende aannemelijk dat het signaal van de politie zodanig concreet was dat aangenomen mag worden dat het BFT door de ontvangst daarvan kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten dat het de notaris in deze klacht verwijt. Daarom oordeelt de kamer dat de vervaltermijn is gaan lopen op de dag nadat het signaal van de politie is ontvangen. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat dit signaal niet op zichzelf stond, maar dat het BFT kort daarvoor een soortgelijk signaal van de politie had ontvangen over de betrokkenheid van twaalf notariskantoren in dezelfde regio, terwijl eerder al in de media aandacht was besteed aan de verdenking van grootschalige criminaliteit en witwassen waar mogelijk ook notarissen hun medewerking aan hadden verleend. Voor zover het BFT naar voren heeft gebracht dat het jaarlijks vele signalen ontvangt en dat aan hem als toezichthouder een redelijke termijn moet worden gegund om deze signalen te onderzoeken en zo nodig een eigen onderzoek te starten, overweegt de kamer dat het gevolg van deze redenering is dat het BFT na ontvangst van een concreet signaal over (mogelijk) tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de latere datum van het start van het onderzoek in feite zelf kan bepalen wanneer de vervaltermijn gaat lopen. Naar het oordeel van de kamer druist dit in tegen de rechtszekerheid die de wetgever heeft beoogd met het stellen van die termijn.