ECLI:NL:TNORARL:2023:65 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/422831 KL RK 23-78

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:65
Datum uitspraak: 22-12-2023
Datum publicatie: 06-02-2024
Zaaknummer(s): C/05/422831 KL RK 23-78
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht gegrond met ontzegging van het waarnemerschap
Inhoudsindicatie: Klacht met meerdere onderdelen. Het derde klachtonderdeel, het schenden van de geheimhoudingsplicht door de kandidaat-notaris, acht de kamer gegrond. De kandidaat-notaris is immers op grond van artikel 22 Wna tot geheimhouding verplicht ten aanzien van al hetgeen erflaatster haar in haar hoedanigheid van (toen nog) notaris heeft toevertrouwd. Dat de kandidaat-notaris meent, zoals zij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard, dat de geheimhoudingsplicht niet zou gelden voor hetgeen erflaatster haar heeft verteld in een op het notariskantoor gevoerd “oriënterend gratis en vrijblijvend gesprek”, komt de kamer onbegrijpelijk voor. Het beroepsgeheim raakt de kern van het notarisambt. Overtreding van deze kernwaarde brengt dan ook in beginsel een forse maatregel met zich mee. Dat geldt hier te meer omdat de kandidaat-notaris zich kennelijk zonder enige twijfel daarover vrij acht onder geheimhouding gedeelde informatie in schrift en woord, ook nog ter zitting, te delen. De kamer legt de kandidaat-notaris de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid tot waarnemen voor de duur van vier weken op.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/422831/ KL RK 23-78

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ],

wonende te [ plaats ],

tegen

[ naam kandidaat-notaris ],

kandidaat-notaris te [ plaats ].

Partijen worden hierna klaagster en de kandidaat-notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure
 

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de klacht met bijlagen van 25 juli 2023;

- het verweer met bijlagen van 4 september 2023.

1.2.      De kamer heeft de klacht mondeling behandeld op de openbare zitting van 10 november 2023. Partijen waren aanwezig. Partijen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van een pleitnotitie.

2.         De feiten

2.1.      Bij testament van 20 februari 2019 heeft de moeder van klaagster, [ naam ] (hierna: erflaatster), ten overstaan van de kandidaat-notaris (toen nog notaris) over haar nalatenschap beschikt. Klaagster is daarin als enig erfgenaam benoemd, onder de last van een legaat, af te geven binnen twaalf maanden na haar overlijden aan de twee kleinkinderen van erflaatster. Erflaatster heeft de notaris tot executeur benoemd en klaagster verzocht de uitvaart te regelen. Verder diende haar woning zo spoedig mogelijk na haar overlijden te worden verkocht; het geld dat daaruit vrij zou komen voor de uitbetaling van de legaten diende te worden gestort op een geblokkeerde bankrekening op naam van de kleinkinderen, met aantekening van een bewind, eindigend bij het bereiken van hun 23-jarige leeftijd. Klaagster is tot bewindvoerder benoemd; de bewindvoerder heeft het recht om in het belang van de kleinkinderen op het kapitaal in te teren, maar uitsluitend indien dat zou worden aangewend voor de aankoop van een eigen woning door het betreffende kleinkind.

2.2.      Op 5 oktober 2022 is erflaatster overleden.

2.3.      Bij e-mail van 15 juni 2023 heeft de kandidaat-notaris klaagster bericht dat zij haar werkzaamheden als executeur had voltooid: “(..) De door mij opgestelde boedelbeschrijving, eindrekening en verantwoording en vaststelling slotsaldo is nauwkeurig opgesteld en gecontroleerd door de notaris die de akte heeft verleden, de aangifte erfbelasting is tijdig ingediend, de aanslagen zijn juist en conform aangifte berekend en tijdig voldaan. De schulden van de nalatenschap tot en met heden zijn door mij voldaan. Voorts ga ik er van uit dat ik heb voldaan aan de testamentaire lasten om het huis spoedig te verkopen door inschakeling van een NVM-Makelaar, en spoedige uitkering van de legaten op de geblokkeerde bewindbankrekeningen.(..)”

3.         De klacht

3.1.      Uit de pleitnotitie van klaagster blijkt dat de klacht bestaat uit vier onderdelen.

De klacht betreft:

1) belangenverstrengeling rol van kandidaat-notaris en executeur (3.2.);

2) de rol waarin de kandidaat-notaris handelt als executeur namens de erfgenaam (3.3.);

3) schending van de geheimhoudingsplicht (3.4.);

4) urendifferentiatie en (urenoverzicht) werkzaamheden executeur (3.5.).

3.2.      De rol van executeur en notaris van het testament loopt door elkaar; de werkzaamheden die door het notariskantoor zijn uitgevoerd en die de kandidaat-notaris als executeur heeft uitgevoerd worden gefactureerd vanuit het notariskantoor. Dat is verwarrend en onjuist, aldus klaagster. Volgens klaagster is er sprake van belangenverstrengeling.

3.3.      De kandidaat-notaris heeft klaagster niet betrokken bij de zaken rond de uitvoering van het testament en dus geen rekening gehouden met de belangen van klaagster als erfgenaam.

3.4.      De kandidaat-notaris heeft haar geheimhoudingsplicht geschonden door in haar mails de letterlijke tekst aan te halen van hetgeen erflaatster bij het opstellen van het testament aan haar heeft meegedeeld. Volgens de kandidaat-notaris was erflaatster voornemens om klaagster te onterven. De kandidaat-notaris heeft klaagster daarover verteld: “in eerste instantie is uw moeder bij mij gekomen met de wens haar huis 100% na te laten aan uw kinderen en u er geheel buiten te laten. Zij wilde perse niet dat u de regie zou krijgen over wat er na haar overlijden met haar woning zou gebeuren”. Naast het feit dat zij daarmee haar rol als notaris niet helder heeft gehad, heeft klaagster de door de kandidaat-notaris verstrekte informatie als kwetsend ervaren. Klaagster heeft daarvan veel verdriet gehad.

3.5.      Klaagster heeft de kandidaat-notaris verzocht om differentiatie in het urentarief omdat zij meende dat voor bepaalde, eenvoudige, werkzaamheden een lager tarief mocht gelden. Op verzoeken van klaagster om verstrekking van urenoverzichten tussen 2 januari 2023 en 5 juni 2023 heeft de kandidaat-notaris niet gereageerd.

Daarbij verwijt klaagster de kandidaat-notaris dat zij niet accuraat heeft gehandeld, omdat klaagster twee aanmaningen van het energiebedrijf had ontvangen, terwijl de kandidaat-notaris haar al drie maanden daarvóór had bericht dat zij alle zaken betreffende het energiebedrijf had overgenomen.

Ten onrechte kiest de kandidaat-notaris ervoor om haar eigen facturen als executeur preferent te behandelen en een deel van de door klaagster gemaakte uitvaartkosten, voor de aanpassing van de grafsteen van het familiegraf, pas later te betalen.

4.         Het verweer

Primair beroept de kandidaat-notaris zich op niet-ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht, omdat zij niet als (kandidaat-)notaris, maar als executeur heeft gehandeld, zodat het tuchtrecht niet van toepassing is, aldus de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft ook inhoudelijk verweer gevoerd. Haar standpunten worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken.

5.         De beoordeling

5.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Notaris als executeur

5.2.      Voorop staat dat een (kandidaat-)notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor handelen in een andere hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden.     

5.3.      De klacht gaat deels over de handelwijze van de kandidaat-notaris als executeur van de nalatenschap van erflaatster. Volgens vaste jurisprudentie houden de gedragingen van een executeur voldoende verband met het daarbij passende gedragsniveau van een notaris, zodat de kandidaat-notaris zich (ook) voor haar handelen als executeur tuchtrechtelijk moet verantwoorden.

Beoordeling klachtonderdelen

5.4.      Dat de kandidaat-notaris de facturen voor de werkzaamheden van de executeur verzonden heeft vanuit het notariskantoor is te doen gebruikelijk. Van een belangenverstrengeling, zoals klaagster veronderstelt, is dan ook geen sprake. Het eerste klachtonderdeel zal de kamer dus ongegrond verklaren.

5.5.      De kandidaat-notaris heeft haar opdracht als executeur van erflaatster gekregen.
Zij handelt dus niet namens de erfgenaam (klaagster). Dat in artikel 4:145 lid 2 BW wordt gesproken van ‘vertegenwoordiger’ van de erfgenamen dient slechts te worden gezien in het licht van het feit dat het zelfstandig handelen van de executeur uiteindelijk wordt toegerekend aan de erfgenamen. De kamer zal ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

5.6.      Het derde klachtonderdeel, het schenden van de geheimhoudingsplicht door de kandidaat-notaris, acht de kamer wel gegrond. De kandidaat-notaris is immers op grond van artikel 22 Wna tot geheimhouding verplicht ten aanzien van al hetgeen erflaatster haar in haar hoedanigheid van (toen nog) notaris heeft toevertrouwd. Dat de kandidaat-notaris meent, zoals zij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard, dat de geheimhoudingsplicht niet zou gelden voor hetgeen erflaatster haar heeft verteld in een op het notariskantoor gevoerd “oriënterend gratis en vrijblijvend gesprek”, komt de kamer onbegrijpelijk voor.

5.7.      De kamer is niet bevoegd te oordelen over de hoogte van de door de kandidaat-notaris gedeclareerde uren. Van excessief declareren, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn, is de kamer niet gebleken. Het vierde klachtonderdeel zal de kamer daarom ongegrond verklaren.

5.8.      Wel stelt de kamer vast dat de communicatie van de kandidaat-notaris met klaagster te wensen overlaat. De wijze waarop de kandidaat-notaris het dossier heeft afgehandeld getuigt van weinig inlevingsvermogen in de situatie van klaagster. Ook siert het de kandidaat-notaris niet dat zij heeft gekozen voor het nemen van eigen salaris, terwijl in redelijkheid kon worden aangenomen dat er nog uitvaartkosten zouden komen die eerst dienden te worden vergoed.

5.9.      Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

Maatregel

5.10.    Op de gegrondverklaring van een klacht volgt in beginsel een tuchtrechtelijke

maatregel. De kamer overweegt als volgt.

5.11.    Uit de wetsgeschiedenis (MvT II, 32 250, 1w 3, p. 6-8) blijkt dat het ambtsgeheim van de notaris en zijn plicht tot geheimhouding in dienst staat van de vertrouwensrelatie tussen de notaris en zijn cliënt. De plicht tot geheimhouding hangt samen met de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel. De formele tussenkomst van de notaris is bij verschillende (privaatrechtelijke) rechtshandelingen voorgeschreven. Om een vrije toegang tot deze rechtsbedeling te waarborgen is het noodzakelijk dat een ieder zich vrijelijk tot een notaris kan wenden voor juridische bijstand of advies en daarbij verzekerd is van het vertrouwelijke karakter van hetgeen aan een notaris wordt toevertrouwd. Het is dit algemeen maatschappelijk belang dat de grondslag vormt voor het ambtsgeheim. Het beroepsgeheim raakt derhalve de kern van het notarisambt. Overtreding van deze kernwaarde brengt dan ook in beginsel een forse maatregel met zich mee. Dat geldt hier te meer omdat de kandidaat-notaris zich kennelijk zonder enige twijfel daarover vrij acht onder geheimhouding gedeelde informatie in schrift en woord, ook nog ter zitting, te delen. De kamer zal de kandidaat-notaris dan ook de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid tot waarnemen voor de duur van vier weken opleggen.

Griffierecht

5.12.    Omdat de kamer de klacht deels gegrond verklaart, dient de kandidaat-notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50 in de klacht tegen de notaris te vergoeden en dient de kandidaat-notaris het door klagers betaalde griffierecht van € 50 in de klacht tegen de kandidaat-notaris te vergoeden.

Kostenveroordeling notaris

5.13.    Nu de kamer de klacht tegen de kandidaat-notaris (deels) gegrond verklaart en haar een maatregel oplegt, zal de kamer de kandidaat-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893), veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, vastgesteld op een (forfaitair) bedrag van € 50.

De kamer bepaalt dat dit bedrag binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster moet worden betaald. Klaagster dient daarvoor tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de kandidaat-notaris door te geven.

5.14.    Verder ziet de kamer aanleiding om de kandidaat-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893), te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000 (wegingsfactor 1). De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De kandidaat-notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

6.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht over het schenden van de geheimhoudingsplicht door de kandidaat-notaris gegrond;

- legt de kandidaat-notaris de maatregel op van ontzegging van de waarnemingsbevoegdheid voor de duur van vier weken;

- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling aan klaagster van het griffierecht van € 50 en van  € 50 in de kosten in verband met de behandeling van de zaak, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.12. en 5.13. bepaald;

- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling aan de kamer van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 2.000, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.14. bepaald;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. T.P. Hoekstra, mr. J.A.H. Bruggemann, mr. M.R.H. Goossens en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.

De secretaris                                                                De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.