ECLI:NL:TNORSHE:2024:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/32

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2024:1
Datum uitspraak: 15-01-2024
Datum publicatie: 18-01-2024
Zaaknummer(s): SHE/2023/32
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager (advocaat) behartigt de belangen van enkele deelgenoten in een nalatenschap. De notaris is vereffenaar van die nalatenschap en hij ontvangt een e-mail van klager met het verzoek contact met hem op te nemen. Onder die e-mail hangt een e-mail van een kantoorgenoot van klager, waarbij deze zich uitlaat over een voorstel dat klager namens zijn cliënten met de notaris zou willen gaan bespreken. Klager verkeerde in de veronderstelling dat zijn e-mail aan zijn kantoorgenoot was gestuurd. Hij stelt dat de notaris direct had kunnen zien dat de e-mail van zijn kantoorgenoot vertrouwelijke informatie bevatte die niet voor hem bestemd was en hij verwijt de notaris dat hij geen gebruik had mogen maken van die informatie. Nu de notaris handelde in zijn hoedanigheid van vereffenaar oordeelt de kamer dat geen sprake is van schending van de (afgeleide) notariële geheimhoudingsplicht. In de gegeven omstandigheden acht de kamer het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris en/of zijn medewerker informatie uit de e-mail van de kantoorgenoot van klager heeft gedeeld met de overige deelgenoten in de nalatenschap. Klacht ongegrond.

Klachtnummer    : SHE/2023/32

Datum uitspraak : 15 januari 2024  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


mr. [naam] (hierna: klager)

woonplaats kiezende in [woonplaats]

tegen

notaris mr. [naam] (hierna:de notaris)

gevestigd in [vestigingsplaats]

gemachtigde: mr. E.F.M. van Swaaij, advocaat in Maastricht

1.          De procedure


1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht (met bijlagen), door de kamer per post ontvangen op 23 juni 2023;
  • het verweerschrift (met bijlage).

1.2.      De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 20 november 2023. Klager en de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bij deze behandeling aanwezig geweest en hebben hun standpunt toegelicht.

2.          De feiten

Kort gezegd verwijt klager de notaris dat hij gebruik heeft gemaakt van informatie die klager naar zijn zeggen per ongeluk aan de notaris heeft doorgestuurd. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Op [datum] 2018 is de heer [naam] (hierna: vader) overleden. Hij had zijn vijf kinderen bij testament voor gelijke delen tot zijn erfgenamen benoemd. Moeder was al eerder overleden. De nalatenschap van vader is omvangrijk en bestaat onder meer uit onroerende zaken in Nederland, België, Spanje en Finland. Vader was ook bestuurder van een besloten vennootschap en uit hoofde van een rekening-courantovereenkomst tussen de vennootschap en vader heeft de vennootschap een schuld aan de nalatenschap van ongeveer 1,5 miljoen euro. De aandelen van de vennootschap zijn in handen van een stichting administratiekantoor, waarvan zoon [X], dochter [Y] en haar echtgenoot de bestuurders zijn. De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.2.      Vader had [X] bij testament benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder. [X] heeft deze benoeming aanvaard. Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg van 20 september 2019 is [X] ontslagen als executeur.

2.3.      Klager is advocaat en na het openvallen van de nalatenschap is hij in die hoedanigheid de belangen van [X] en [Y] gaan behartigen.  

2.4.      De notaris is bij beschikking van de rechtbank Limburg van 25 juni 2020 benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap.

2.5.      Nadat de notaris de erfgenamen in maart 2023 had geïnformeerd over de stand van zaken,  heeft klager de notaris bij brief van 27 maart 2023 onder meer bericht dat de vennootschap in onderhandeling was met een serieuze gegadigde die onder bepaalde voorwaarden een bod van 1,8 miljoen euro had uitgebracht op de onroerende zaak in Nederland. De notaris heeft vragen gesteld over dat bod.

2.6.      In mei 2023 heeft klager een bespreking gehad met [X] en [Y] omdat zij een voorstel hadden uitgewerkt dat perspectief bood op betaling van alle schulden van de vennootschap aan de nalatenschap. Een kantoorgenoot van klager, advocaat mr. [naam] (hierna: mr. [Q]), is bij deze bespreking aanwezig geweest. Daarbij is afgesproken dat klager dit voorstel niet direct aan de notaris zou voorleggen, maar dat hij eerst een afspraak met de notaris zou maken voor een verkennend gesprek onder vier ogen. Ter voorbereiding van dat gesprek zou mr. [Q] nog enkele aspecten van het voorstel en mogelijke alternatieven bekijken en hij zou klager, [X] en [Y] daar per e-mail over informeren.

2.7.      Klager heeft de notaris op zondag 21 mei 2023 een e-mail gestuurd, gericht aan diens privé mailadres. Daarbij heeft hij de notaris onder meer als volgt bericht:

“Geachte heer [achternaam notaris], beste [voornaam notaris],

Ik wend mij tot jou nu jij de vereffenaar bent van de erfenis van [vader]. (…)

Inmiddels sleept de afwikkeling van de erfenis zich steeds verder voort en is er geen zicht op enige oplossing, terwijl grote hoeveelheden middelen worden verbrand, zonder dat er ook maar iets is bereikt, door U als vereffenaar.

Ik zal op dit moment in het midden laten hoe dat komt, maar ik vond en vind het te schrijnend om dit proces te laten voortmodderen.

U hebt in Uw laatste mail aan de ervan [kamer: erven] [Y] en [X] een oproep gedaan om met voorstellen te komen, teneinde tot oplossingen te geraken. Ik heb me daarover beraden en ik denk een oplossing, van althans het grootste deel van de afwikkeling van de boedel [achternaam vader], te hebben gevonden.

Ik wil deze oplossing onder vier ogen met U persoonlijk bespreken en zou gaarne van U vernemen of en wanneer U beschikbaar bent voor een dergelijk gesprek. Dat kan plaatsvinden op Uw kantoor of op mijn kantoor dat laat ik aan U over.”

Klager heeft deze e-mail in cc aan mr. [Q] gestuurd.  

2.8.      Mr. [Q] heeft vervolgens diezelfde zondag om 12:28 uur een e-mail gestuurd aan klager, [X] en [Y] met als onderwerp: “Fw: Overleg aangaande [achternaam vader] boedel”. Deze e-mail bevat geen aanhef en de inhoud daarvan luidt als volgt:

“[Voornaam klager] was me even voor. Ik zou nog een overzichtje voor hem maken met de globale inhoud van het voorstel. Dat liep vertraging op doordat ik op een probleem stuitte.

Het plan houdt in: a) in totaal (alles kosten koper) € 1 miljoen voor [de onroerende zaak in Nederland], waarvan het grootste deel naar de BV gaat en een nog te bepalen klein deel naar de nalatenschap (voor de 2000 m², met de aantekening dat dit eventueel niet hoeft, maar daar heb ik nog geen stukken van gezien) en b) € 500.000 voor Finland (kosten koper). Voordeel is dat de vereffenaar alle schulden kan betalen en ook zijn eigen rekening, zodat zijn taak erop zit en de gezamenlijke erven het bestuur en beheer over de boedel krijgen.

Deel van het voorstel was dat [de notaris] de verkoop van [de onroerende zaak in Spanje] aan een makelaar moet overlaten. Dat deel kan vervallen want zodra hij uit beeld is beslissen [kamer: in de overgelegde kopie is een deel van de tekst weggevallen].

[De notaris] zou tevens afstand moeten doen van de Pauliana. Het is de vraag of hij dat durft, want in feite beschikt hij dan over een recht van de gezamenlijke erven waar hij niet over gaat. Daarvoor zou [voornaam klager] de betaling van zijn schandelijke rekening in het vooruitzicht stellen, zonder betwisting.

Wat we echter niet bespraken is dat door de verkoop van (een deel van) [de onroerende zaak in Nederland] de hele vordering opeisbaar wordt. Misschien is een faillissement van de BV niet mogelijk (er is maar één schuldeiser), maar wel kan dan door de gezamenlijke erven (of na rechterlijke machtiging één van hen) het hele hebben en houden van de BV worden geveild op afzienbare termijn.

Met andere woorden, wat eerder al werd besproken gaat nog steeds op: de BV (en dus de legacy van [vader] en [moeder]) kan alleen worden behouden wanneer er voldoende geld in de BV komt om de rekening-courantschuld af te lossen.

[Voornaam klager] kan een aftastende bespreking houden, maar het lijkt me verstandig als hij duidelijk maakt geen volmacht te hebben om definitief alles vast te leggen.

Afgelopen vrijdag kwamen we er ook nog niet uit of de beschikking van de kantonrechter van 11 april 2022 nu mede inhield dat bij aankoop van Finland de koopprijs met de vordering van de nalatenschap verrekend kan worden. Dat valt inderdaad in de beschikking van de kantonrechter te lezen. Daarvoor moeten we naar het slot van overweging 3.4. De kantonrechter neemt de “interne” schulden niet mee in de beoordeling. Die moeten maar bij een verdeling worden betrokken. Dat betekent dus ook dat als Finland aan iemand wordt toebedeeld, de overeengekomen waarde kan worden verrekend met de vordering op de nalatenschap.

Nog een ander terzijde: als Finland voor € 500.000 wordt gekocht zonder verrekening, dan is er met de opbrengst van [de onroerende zaak in België] wellicht ook al genoeg in de boedel om van de vereffenaar af te komen. Meteen daarna worden de schulden betaald en het netto effect is hetzelfde als mét verrekening.”

2.9.      Klager heeft op donderdag 25 mei 2023 een e-mail gestuurd naar het mailadres [voornaam en achternaam notaris]@hotmail.com met als onderwerp: “Fwd: Overleg aangaande [achternaam vader]  boedel”.

Deze e-mail heeft de volgende inhoud:

“Dag,

Zou je me morgen over deze mail kunnen bellen?

Groet,

Mr. [voorletters en achternaam klager] – Advocaat +[telefoonnummer]”

Onderaan deze e-mail hing de hiervoor geciteerde e-mail van mr. [Q], die klager daarbij heeft doorgestuurd aan de notaris.

2.10.     Op 26 mei 2023 heeft de heer mr. [J] (als jurist verbonden aan het kantoor van de notaris, hierna: mr. [J]) klager als volgt bericht:

“Kennelijk heeft u getracht contact op te nemen met [de notaris]. Deze is op dit moment echter nog op vakantie in het buitenland, in verband waarmee ik van hem het verzoek heb gekregen u te laten weten dat hij zich momenteel niet inhoudelijk met zaken bezighoudt en dat hij met u in contact zal treden zodra hij zijn werkzaamheden hervat.”

2.11.     Klager heeft op 7 juni 2023 het volgende sms-bericht aan de notaris gestuurd:

“Dag [voornaam notaris],

Ik heb al weken geleden gevraagd om een persoonlijk gesprek ivm de boedel [achternaam vader].

Ik vind het onfatsoenlijk dat ik nog steeds niets gehoord heb en ik moet toch aannemen dat je vakantie inmiddels voorbij is.

Ik ga er vanuit dat ik nu supersnel iets hoor.”

2.12.     Diezelfde dag heeft de notaris klager per sms als volgt bericht:

“Dag [voornaam klager], dank voor het bericht. Ik had je inmiddels trachten te bellen.”

2.13.     Daarna hebben klager en de notaris telefonisch contact met elkaar gehad, waarbij zij een afspraak hebben gemaakt voor een bespreking op 15 juni 2023.

2.14.     Bij e-mail aan klager van 12 juni 2023 heeft mr. [J] namens de notaris gereageerd op de “meest recente geschriften” van klager, waarbij hij kennelijk doelde op de mailberichten van klager van 21 mei 2023 en 25 mei 2023. Mr. [J] heeft klager onder meer als volgt bericht:

“De voor donderdag 15 juni geagendeerde bespreking zou betrekking moeten hebben op een voorstel dat u wenst voor te leggen en dat de afwikkeling van de vereffening wellicht zou kunnen bespoedigen. Dit voorstel heeft u de vereffenaar echter al doen toekomen op 25 mei jl. en hij is met de inhoud daarvan bekend. Namens de vereffenaar zal ik hierna op dit voorstel ingaan.

In uw (eerdere) schrijven van 27 maart jl. stelt u (…) dat de B.V. in onderhandeling zou zijn met een serieuze gegadigde die ‘onder bepaalde voorwaarden’ een bod van € 1,8 mln. ‘k.k.’ op [onroerende zaak in Nederland] zou hebben gedaan. (…)

Maar dan arriveert uw voorstel van 25 mei jl., en dit luidt – vreemd genoeg – opeens ingrijpend anders. (…)

Alles overziende komt de vereffenaar tot de volgende reactie op de vier onderdelen van uw voorstel:

1. nog afgezien van de vraag of € 1 mln. ‘k.k.’ een gepaste prijs is voor [onroerende zaak in Nederland] […], volgt uit het feit dat de koopprijs “slechts” % 1 mln. ‘k.k.’ bedraagt dat de B.V. niet in staat zal zijn de schuld in rekening-courant af te betalen. In verband met dit laatste moet met klem erop worden gewezen dat de integrale inning van die vordering één van de taken van de vereffenaar is. Uw voorstel zou dus al leiden tot een tekort van om en nabij € 500k en stemt reeds daarom niet hoopvol.
Nu is de vereffenaar uiteraard gehouden een ontvangen voorstel – ook een voorstel van deze aard en strekking – aan de erfgenamen voor te leggen, maar met klem wordt opgemerkt dat de vereffenaar niet wenst te worden geacht daarmee enige toezegging te hebben gedaan, te meer niet nu uw voorstel vragen oproept, namelijk (…)
4.  Indien u van de vereffenaar verwacht dat deze afstand doet van de Pauliana, dan laat dit slechts één conclusie toe, namelijk dat u zich terdege bewust bent van het Paulianeuze karakter van uw voorstel.
De door u geschetste ‘tegenprestatie’ zou dan inhouden dat zijn declaratie(s) onbetwist worden gelaten.

In de allereerste plaats merk ik daarover op dat u een dergelijk voorstel niet eens kan doen aangezien u niet alle erfgenamen vertegenwoordigt. In de tweede plaats riekt dit onderdeel van uw voorstel naar omkoperij en de vereffenaar ervaart het als aanstootgevend dat u ervan uit lijkt te gaan dat hij voor een dergelijk voorstel gevoelig zou zijn. Voor alle duidelijkheid: onder géén voorwaarde zal de vereffenaar hieraan medewerking verlenen; nog liever verantwoorden wij onze declaraties ten overstaan van de kantonrechter dan dat aan een dergelijke verwerpelijke
handelwijze medewerking wordt verleend.

Afsluitend merk ik namens de vereffenaar op dat deze, uw voorstel overziende, daar bepaald huiverig tegenover staat. Niet alleen wijkt uw voorstel ingrijpend af van hetgeen hem eerder is meegedeeld, maar wekt het ook nog eens de indruk dat hem relevante informatie is – en wordt – onthouden. Met het bovenstaande zijn daarom weliswaar enkele inleidende op- en aanmerkingen bij uw voorstel voorgelegd, maar de vereffenaar wenst niet te worden geacht daarmee bij voorbaat positief tegenover uw voorstel te staan. Er dient nog het nodige te worden opgehelderd, onderbouwd en geconcretiseerd alvorens hierin verdere beslissingen kunnen worden genomen.
Wellicht dat dit op donderdag 15 juni a.s. gaat gebeuren?”

2.15.     Uit deze e-mail van mr. [J] heeft klager begrepen dat zijn e-mail van 25 mei 2023 niet, zoals hij veronderstelde, aan mr. [Q] maar aan de notaris was gestuurd.   

2.16.     In de middag van 14 juni 2023 heeft klager de notaris het volgende sms-bericht gestuurd:

“Please call me [naam en telefoonnummer klager] Ivm eventuele bespreking morgen.”

2.17.     Op 15 juni 2023 heeft klager de notaris om 9.04 uur per sms als volgt bericht:

“Dag,

Mag ik nog vernemen of de afspraak vandaag onder 4 ogen doorgaat?

Gr

[eerste letter voornaam klager]”

2.18.     De notaris heeft klager vervolgens om 10:09 uur per sms als volgt bericht:  

“Beste, ik wil graag eerst een schriftelijk voorstel zien. Dan kan ik bezien om samen het gesprek onder 4 ogen aan te gaan.
Hartelijke groet”

2.19.     Mr. [J] heeft de erfgenamen bij brief van 16 juni 2023 onder meer als volgt bericht:

“Het enige tastbare resultaat is geweest dat wij een herderlijk schrijven hebben ontvangen van advocaat mr. [achternaam klager]. Uiteraard hebben wij daarop gereageerd en laten merken wat wij vinden van zijn geschriften, die de nodige hele en halve onwaarheden bevatten. (…)

Nu is het niet alleen maar kommer en kwel. Op 1 juni jl. hebben wij van of namens de B.V. het bericht gekregen dat de B.V. voornemens zou zijn om een betaling van € 40.000 te gaan doen teneinde te voorkomen dat de rekening-courantschuld boven € 1,5 mln. zou uitkomen (overigens hebben wij van de bank nog geen bevestiging van een bijschrijving ontvangen). (…)

Vervolgens ontvangen wij op 25 mei jl. wederom een schrijven van mr. [achternaam klager]met daaraan aangehecht een schrijven dat kennelijk een “voorstel” voor een “totaaloplossing” inhoudt.

Vanwege de onduidelijke achtergrond alsook de onzekere bedoeling van dit “voorstel” gaan wij nu niet volledig in op alle details, maar volstaan voor nu met de constatering dat dit “voorstel” onvoldoende concreet is en weliswaar een aanmerkelijke maar – in zijn huidige vorm – bepaaldelijk geen positieve ommezwaai lijkt in te houden. De meest in het oog lopende aspecten van dit nieuwe voorstel zijn dat:
a) het bod van € 1,8 mln. kennelijk niet langer ter tafel ligt;
b) dat er opeens een ander bod zou zijn van ‘slechts’ € 1 mln., met de mededeling dat daarvan een klein deel rechtstreeks naar de nalatenschap zou gaan (maar wat daarvan de achtergrond is, is ons volkomen onduidelijk; duidelijk is alleen dat dit niet ten titel van aflossing op de rekening-courantschuld zou zijn);
c) volstrekt onduidelijk wordt gelaten hoeveel er wordt afgelost op de rekening-courantschuld (wat de vereffenaar ook al niet hoopvol stemt)
d) de opsteller – en dientengevolge ook de aanbieder – van het geschrift laat blijken zich ervan bewust te zijn dat het voorstel in zijn huidige vorm vrijwel zeker Paulianeus is.

Kort en goed, wij hebben de nodige (ongezouten) kritiek op dit “voorstel” en deze hebben wij reeds aan mr. [achternaam klager] kenbaar gemaakt. Wij zijn nu benieuwd of hierop nog een constructieve reactie gaat volgen. Voor de goede orde: gezien deze, zacht gezegd, eigenaardige gang van zaken heeft de vereffenaar aan mr. [achternaam klager]laten weten dat eventuele voorstellen ‘zwart-op-wit’ en concreet (!) dienen te zijn. (…)”

2.20.     Op 23 juni 2023 heeft de kamer deze klacht van klager ontvangen en op diezelfde datum heeft klager namens [X] en [Y] een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Limburg. Samengevat hebben zij in dat verzoekschrift gevraagd de notaris wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 4:206 lid 5 BW met onmiddellijke ingang te ontslaan als vereffenaar en een opvolgend vereffenaar te benoemen. Bij wege van voorlopige voorziening hebben zij daarbij ook gevraagd de notaris voor de duur van het onderzoek te schorsen als vereffenaar. Zij hebben aan deze verzoeken ten grondslag gelegd dat zij geen enkel vertrouwen meer hebben in de notaris omdat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door informatie, die evident niet voor hem was bestemd, niet meteen te vernietigen maar te delen met de andere erfgenamen. De rechtbank Limburg heeft beide verzoeken afgewezen bij beschikking van 2 augustus 2023. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.

3.          De klacht

3.1.      Samengevat stelt klager dat de notaris in gemoede niet kon menen dat zijn e-mail van 25 mei 2023 voor hem bestemd was en dat de notaris in één oogopslag moet hebben gezien dat de onder die e-mail hangende e-mail van mr. [Q] van 21 mei 2023 vertrouwelijke informatie bevatte die onderdeel uitmaakte van correspondentie tussen advocaten en hun cliënten. Daarom verwijt klager de notaris dat hij:  

1. deze vertrouwelijke informatie niet heeft vernietigd;
2. klager niet op de hoogte heeft gesteld van de ontvangst daarvan;
3. deze informatie in strijd met zijn afgeleide geheimhoudingsplicht heeft gebruikt, verder heeft verspreid binnen zijn kantoor en ter kennis heeft gebracht van derden;
4. heeft toegelaten dat deze informatie is gebruikt om denigrerende opmerkingen te maken aan het adres van klager, waarbij deze niet voor hem bedoelde vertrouwelijke informatie is getransformeerd tot een voorstel terwijl de notaris zelf al had aangegeven dat er geen voorstel was gedaan.

3.2.      Klager stelt daarbij dat het gaat om een verwijt van zeer ernstige aard waardoor de belangen van derden (de cliënten van klager, te weten [X] en [Y]) in ernstige mate zijn geschaad en het vertrouwen van klager en zijn cliënten in de notaris volledig verloren is gegaan, wat volgens klager zal gelden voor iedereen die hiervan op de hoogte raakt. In het klaagschrift geeft klager de voorzitter in overweging om een ordemaatregel te treffen en over te gaan tot schorsing van de notaris in de zin van artikel 106 Wet op het notarisambt (Wna).

3.3.      De notaris voert gemotiveerd verweer tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, wordt dit hierna besproken.

4.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.      Deze klacht ziet op de handelwijze van de notaris in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam (de hoogste notariële tuchtrechter, hierna: het hof) kan een notaris ook tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn voor het handelen in een andere hoedanigheid dan notaris als dat voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden. Anders gezegd, een notaris is ook voor zijn handelen of nalaten in een andere hoedanigheid dan notaris aan tuchtrechtspraak onderworpen als hij daardoor de eer en het aanzien van het notarisambt schaadt of dat handelen of nalaten een notaris niet betaamt (onder meer hof 28 april 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1165). De kamer is van oordeel dat de handelwijze van de notaris als vereffenaar zo nauw verbonden is met zijn functioneren als notaris, dat hij zich ook voor zijn handelen of nalaten als vereffenaar tuchtrechtelijk moet verantwoorden.

Klachtonderdelen 1 tot en met 4

4.3.      Omdat de klachtonderdelen nauw met elkaar samenhangen, beoordeelt de kamer deze hierna gezamenlijk. Voor zover klager stelt dat de notaris in strijd met zijn afgeleide geheimhoudingsplicht heeft gehandeld door de inhoud van de e-mail van mr. [Q] binnen zijn kantoor te verspreiden en ter kennis te brengen van derden, overweegt de kamer als volgt. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, verplicht tot geheimhouding van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt. Nu de notaris niet in zijn hoedanigheid van notaris kennis heeft genomen van de inhoud van de door klager aan hem doorgestuurde e-mail van mr. [Q], maar in zijn hoedanigheid van vereffenaar, is de kamer van oordeel dat de notaris zijn (afgeleide) notariële geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat het hof eerder heeft geoordeeld dat een kandidaat-notaris, die optrad in hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder van een nalatenschap, zijn notariële geheimhoudingsplicht niet had geschonden door verzoeken van een erfgenaam over de afwikkeling schriftelijk door te geven aan de overige erfgenamen. Het hof heeft daarbij overwogen dat het de kandidaat-notaris in zijn hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder niet was toegestaan om voorstellen die de afwikkeling van de nalatenschap raken buiten het zicht van de rechthebbenden te houden (hof 8 mei 2018, ECLI: NL:GHAMS:2018:1577).  

4.4.      In dat kader merkt de kamer op dat een vereffenaar de goederen van de nalatenschap moet beheren en vereffenen (te gelde te maken) voor zover dit nodig is voor de voldoening van de schulden van de nalatenschap en dat een vereffenaar over de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking zoveel mogelijk in overleg moet treden met de erfgenamen. Als bij een erfgenaam of een schuldeiser die een goed te vorderen heeft, bezwaar bestaat tegen de voorgenomen tegeldemaking moet een vereffenaar hem/haar in de gelegenheid stellen om de beslissing van de kantonrechter in te roepen (artikelen 4:211 en 4:215 BW). Naar het oordeel van de kamer volgt hieruit dat (ook) een vereffenaar een voorstel van een erfgenaam of een schuldeiser in beginsel moet voorleggen aan de overige erfgenamen/rechthebbenden.

4.5.      In deze zaak is de vraag aan de orde of de notaris de inhoud van de door klager op 25 mei 2023 aan hem doorgestuurde e-mail van mr. [Q] in redelijkheid heeft mogen aanmerken als een voorstel in die zin of dat hij had moeten begrijpen dat die e-mail van klager niet voor hem bestemd was, waarna hij deze had moeten verwijderen en klager van de ontvangst daarvan op de hoogte had moeten stellen. 

4.6.      Klager stelt dat hij als advocaat geen mailtjes stuurt aan een notaris die bij een vereffening is betrokken met enkel de aanhef “Dag”. Daarom had de notaris alleen al door het gebruik van die aanhef moeten begrijpen dat er “iets misging” en dat de e-mail van 25 mei 2023 niet voor hem bestemd was, aldus klager. Vast staat dat klager in zijn e-mail van zondag 21 mei 2023, die hij niet naar het kantooradres van de notaris maar naar diens privémailadres heeft verzonden, de aanhef “Geachte heer [achternaam notaris], beste [voornaam notaris]” heeft gebruikt. Daaruit leidt de kamer af dat klager eerder met de notaris had gecommuniceerd. Kennelijk voelde hij zich vrij om de voornaam van de notaris te gebruiken. Naar het oordeel van de kamer behoefde het enkele gebruik van de meer informele aanhef “Dag” in de daaropvolgende e-mail van klager voor de notaris dan ook geen signaal te vormen dat die e-mail niet voor hem bestemd was. Opmerking verdient daarbij overigens dat de sms van klager aan de notaris van 7 juni 2023 begint met de aanhef “Dag [voornaam notaris]”, dat de daaropvolgende sms van klager aan de notaris van 14 juni 2023 helemaal geen aanhef bevat en dat de sms van klager aan de notaris van 15 juni 2023 begint met “Dag”. De kamer gaat er daarom van uit, zoals de notaris ook heeft gesteld, dat klager deze aanhef vaker gebruikt in zakelijke correspondentie en niet alleen in correspondentie met bijvoorbeeld kantoorgenoten.

4.7.      Klager heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat de e-mail van 25 mei 2023 met het verzoek om hem terug te bellen bedoeld was voor mr. [Q]. In dat geval had klager of zijn secretaresse echter kunnen volstaan met het gebruik van de toets “beantwoorden/reply”, terwijl kennelijk is gekozen voor de toets “doorsturen” waarna het privémailadres van de notaris is ingevuld. Klager heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat op zijn kantoor is onderzocht hoe dit zo heeft kunnen gebeuren, maar dat dit niet duidelijk is geworden. Hoewel de notaris heeft erkend dat uit de strekking van de e-mail van mr. [Q] mogelijk kon worden afgeleid dat diens bericht niet voor hem bestemd was, is de kamer van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat de notaris toch gebruik heeft gemaakt van de inhoud van die e-mail. Daarbij neemt de kamer allereerst in aanmerking dat de e-mail van mr. [Q] door klager aan de notaris is doorgestuurd met het verzoek telefonisch contact met hem op te nemen. In het licht van de e-mail van klager aan de notaris van enkele dagen eerder, waarbij klager had aangekondigd dat [X] en [Y] een voorstel hadden om tot afwikkeling van de nalatenschap te komen, acht de kamer het voorstelbaar dat de notaris ervan uit is gegaan dat in de door klager meegestuurde e-mail van diens kantoorgenoot mr. [Q] al werd vooruitgelopen op dit voorstel, dat klager later onder vier ogen met hem wilde bespreken.

4.8.      Weliswaar roept (met name) de zinsnede in die e-mail dat de notaris afstand zou moeten doen van de Pauliana en dat klager daarvoor de betaling van “zijn schandelijke rekening” in het vooruitzicht zou stellen de vraag op of de notaris in redelijkheid heeft mogen aannemen dat kennisneming van die  e-mail wel de bedoeling was, maar nu klager in zijn e-mail van 21 mei 2023 al in niet mis te verstane bewoordingen aan de notaris te kennen had gegeven dat de afwikkeling zich naar zijn zeggen steeds verder voortsleepte en voortmodderde terwijl “grote hoeveelheden middelen worden verbrand”, is de kamer van oordeel dat deze zinsnede in dat licht bezien voor de notaris geen aanleiding hoefde te vormen om anders te handelen dan hij heeft gedaan.

4.9.      Daarbij komt dat het vragen oproept waarom klager niet direct contact heeft opgenomen met de notaris toen hij uit de e-mail van mr. [J] van 12 juni 2023 begreep dat de notaris kennelijk op de hoogte was van de e-mail van mr. [Q]. Klager stelt dat hij “natuurlijk laaiend” was toen hij zag wat er was gebeurd, maar dat hij na overleg met [X] en [Y] heeft geprobeerd de zaak niet op de spits te drijven om te voorkomen dat hun voorstel daardoor in het gedrang zou komen. Bij de mondelinge behandeling heeft klager desgevraagd verklaard dat het op 12 juni 2023 ook geen zin meer had om nog contact op te nemen met de notaris omdat het kwaad toch al was geschied. Nu mr. [J] in zijn e-mail van 12 juni 2023 had meegedeeld dat de notaris als vereffenaar uiteraard gehouden was om een ontvangen voorstel aan de erfgenamen voor te leggen, had het naar het oordeel van de kamer echter op de weg van klager gelegen om de notaris er alsnog op te wijzen dat de e-mail van mr. [Q] kennelijk per abuis aan hem was doorgestuurd en dat hij daar verder geen gebruik van mocht maken. Gelet op het feit dat klager ook in de daarop volgende sms-berichten aan de notaris van 14 en 15 juni 2023 niet aan de notaris kenbaar heeft gemaakt dat hij er bezwaar tegen had dat door/namens de notaris gebruik was gemaakt van de inhoud van de e-mail van mr. [Q], is de kamer van oordeel dat de notaris daaruit heeft mogen afleiden dat het hem inderdaad vrij stond om de informatie over het voorstel zoals mr. [Q] dit had verwoord, met de erfgenamen te delen. Daarom acht de kamer het – mede gelet op de hiervoor onder 4.4. omschreven verplichtingen van een vereffenaar – evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar dat mr. [J] de erfgenamen namens de notaris vervolgens bij e-mail van 16 juni 2023 heeft geïnformeerd over verschillende onderdelen van dat voorstel, waarbij ervoor is gekozen om de e-mail van mr. [Q] niet aan de erfgenamen door te sturen. Bovendien is daarbij meegedeeld dat niet volledig op alle details van het voorstel werd ingegaan “vanwege de onduidelijke achtergrond alsook de onzekere bedoeling van dit ‘voorstel’”. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris op deze manier in de gegeven omstandigheden de nodige terughoudendheid betracht. Al met al is de kamer dan ook van oordeel dat de klacht ongegrond is.

4.10.     Opmerking verdient daarbij nog dat klager in zijn klaagschrift de voorzitter “in overweging” heeft gegeven om de notaris te schorsen in de zin van artikel 106 Wna. De voorzitter heeft dit destijds niet aangemerkt als een (formeel) verzoek tot het treffen van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 106 Wna. Bij de brief van 13 september 2023, waarbij klager is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van deze klacht, is wel aan klager meegedeeld dat op dat moment onvoldoende aanleiding bestond voor het treffen van een ordemaatregel, maar dat klager een en ander desgewenst later kon toelichten bij de mondelinge behandeling van de klacht. Klager heeft van deze gelegenheid echter geen gebruik gemaakt. Nu de kamer de klacht ongegrond verklaart, constateert de kamer dat niet wordt voldaan aan de vereisten als bedoeld in artikel 106 lid 1 Wna zodat er geen grond is voor het opleggen van een ordemaatregel.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.      verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, mr. C. Kool, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. H.M.A. Albicher, plaatsvervangend notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.