ECLI:NL:TNORARL:2023:63 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/419468 KL RK 23-45 C/05/419479 KL RK 23-46

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:63
Datum uitspraak: 27-12-2023
Datum publicatie: 06-02-2024
Zaaknummer(s):
  • C/05/419468 KL RK 23-45
  • C/05/419479 KL RK 23-46
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klacht over wilsbekwaamheid erflater, zowel tegen een notaris als een kandidaat-notaris.De kamer heeft niet kunnen vaststellen dat de notaris er niet aan hoefde te twijfelen dat erflater wilsbekwaam was en dat nader onderzoek op grond van het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid niet noodzakelijk was. Klacht gegrond, met oplegging van een berisping.Op het moment dat de kandidaat-notaris het dossier overnam, was de slordigheid in het dossier reeds een gegeven. Zij heeft de door haar gemaakte onzorgvuldigheden erkend. Klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk(en):   C/05/419468/ KL RK 23-45 en C/05/419479/ KL RK 23-46

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht(en) van

1. [ naam ],

wonende te [ plaats ],

2. [ naam ],

wonende te [ plaats ],

3. [ naam ],

wonende te [ plaats ],

tegen

1. [ naam ],

notaris te [ plaats ]

en

2. [ naam ],

kandidaat-notaris te [ plaats ].

Partijen worden hierna klagers, notaris en kandidaat-notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de klacht van 18 april 2023;

- de e-mail van 3 mei 2023 van klagers;

- het verweer van de notaris en de kandidaat-notaris van 29 augustus 2023.

1.2.      De kamer heeft de klacht mondeling behandeld op de openbare zitting van
10 november 2023. Partijen waren aanwezig. Partijen hebben het woord gevoerd, klagers en de notaris aan de hand van pleitnotities.

2.         De feiten

2.1.      Op 28 januari 2021 heeft (oud) kandidaat-notaris [ naam ] (hierna: [ X ]), destijds werkzaam op het notariskantoor [ naam ] (hierna: het notariskantoor) met de vader van klagers, [ naam] (hierna: erflater), een gesprek gevoerd over het vastleggen van zijn uiterste wil in een testament.

2.2.      Het concepttestament is op 2 februari 2021 aan erflater verzonden. Op 18 februari 2021 heeft de notaris het testament van erflater (toen 87 jaar oud) gepasseerd. Tot executeur heeft erflater benoemd zijn echtgenote, [ naam ] (hierna: de echtgenote van erflater), en klager sub 1.

2.3.      Begin april 2021 is erflater aangemeld voor opname op de (gesloten) dementie-afdeling van een verzorgingshuis te [ plaats ], met CIZ indicatie 5. Op 20 juni 2021 is hij daar opgenomen.

2.4.      Erflater is overleden op 6 mei 2022.

2.5.      Op 19 mei 2022 heeft de advocaat van klagers het notariskantoor verzocht om toezending van een afschrift van het testament.

2.6.      Op 2 juni 2022 is de echtgenote van erflater voor een bespreking met de notaris over een door haar ontvangen brief van de advocaat van klagers op het notariskantoor geweest. Ook op 21 juni 2022 is zij voor een gesprek op het notariskantoor geweest omdat zij een internationale verklaring van erfrecht (EUVVE) nodig had voor de bank in België.

2.7.      Eind september 2022 heeft de kandidaat-notaris de behandeling van het dossier (ten aanzien van het afgeven van de EUVVE) van de notaris overgenomen.

2.8.      Op 27 oktober 2022 heeft de kandidaat-notaris een afschrift van het testament aan klagers sub 2 en sub 3 (en aan de oudste kleindochter) gezonden.

2.9.      Op 29 november 2022 heeft de advocaat van klagers de kandidaat-notaris bericht dat klager sub 1 de executeursbenoeming wenste te aanvaarden.

2.10.    Bij e-mail van 19 december 2022 heeft de kandidaat-notaris geantwoord op de door de advocaat van klagers in de e-mail van 15 november 2022 gestelde vragen over de totstandkoming van het testament: “Mijn (voormalige) collega [ X ], kandidaat-notaris, heeft op donderdag 28 januari 2021 gesproken met [ erflater ]. (..)Het concept is vervolgens met een toelichting naar [ erflater ] toegezonden. Het KNB stappenplan vind ik echter niet terug in het dossier. Uit de aantekeningen kan ik wel afleiden dat er uitvoerig is gesproken over het testament. Bij de bespreking is (…) [ X ] uitgegaan van het eerder opgestelde testament van 31 oktober 2005. Een kopie van die akte is in het dossier digitaal opgeslagen en in de aantekeningen wordt hiernaar verwezen. Nadrukkelijk staat er bijvoorbeeld in de aantekeningen: ‘Erfstelling blijft in stand, ook de delen’.

Het concept is op 2 februari 2021 verzonden.

Op 18 februari 2021 is de akte door [ de notaris ] nog eens met [ erflater ] (op ons kantoor) besproken en doorgenomen en toen getekend.

Daarnaast merk ik op dat [ erflater ] in december 2020 de woning heeft aangekocht. Wellicht dat voor [ erflater ] aanleiding is geweest om het testament aan te passen. In de aantekeningen staat dat Anita ook executeur moet worden.

Ook merk ik op dat er niet veel verschillen zijn tussen het testament van 31 oktober 2005 en het testament van nu. Ik weet dat er tussendoor nog een testament is verleden (…) Er werden een paar punten gewijzigd ten opzichte van het testament van 2005. (..) Dat kan een aanleiding zijn geweest om het KNB stappenplan niet te volgen. Ik heb zelf echter niet met [ erflater ] gesproken, over het zich bewust zijn van de wijzigingen kan ik dus geen uitspraken doen.”

2.11.    Bij brief van 16 januari 2023 heeft klager sub 1 bij de kandidaat-notaris een klacht over het handelen van het notariskantoor neergelegd. Daarin heeft klager sub 1 onder meer geschreven: “Overigens heb ik eerst in de loop van december berichten van u ontvangen op mijn mailadres. Kennelijk heeft u diverse vertrouwelijke berichten gezonden naar het mailadres van mijn dochter Maureen. Ik begrijp niet waarom u niet eerst direct of indirect contact opneemt met mij ter verificatie van het mailadres en/of ik dit soort berichten wel per (onversleutelde) mail zou willen ontvangen.”

Bij brief van 8 maart 2023 heeft de kandidaat-notaris gereageerd.

3.         De klacht

Klachtonderdelen 1, 2 en 3

3.1.      Klagers verwijten de notaris – zakelijk weergegeven – het volgende.

De notaris heeft bij het passeren van het testament onvoldoende oog gehad voor “red flags” die erop wezen dat sprake was van beïnvloeding van een kwetsbare oudere. Ook was sprake van indicatoren die aanleiding hadden moeten geven tot twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater en die dienden te worden getoetst aan de hand van het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening van de KNB (hierna: het Stappenplan). De akte is slordig door tekstfouten, tegenstrijdigheden en onjuiste naamgeving. Klagers betwijfelen of erflater heeft begrepen wat er in de ingewikkelde akte stond; gezien de geestelijke toestand van erflater kan een dergelijke akte nooit zijn bedoeling zijn geweest, zo menen klagers. Erflater was een dementerende man met oogproblemen, in een vergaand stadium van zijn ziekte.  

3.2.      De notaris had zich ervan moeten vergewissen dat [ X ] de noodzakelijke protocollen en werkwijzen had gevolgd. Klagers houden de notaris daarvoor verantwoordelijk. De mening van het notariskantoor is kennelijk dat er geen noodzaak bestaat om bij kwetsbare hoogbejaarde klanten de gevolgen van voorgestane teksten te toetsen aan laatst opgemaakte testamenten om te bezien of er reden is tot een kritische houding, bijvoorbeeld de kans dat de persoon in kwestie door een ander wordt “gestuurd”, aldus klagers. Het gepasseerde testament was volgens klagers sterk afwijkend, niet alleen in redactie maar ook inhoudelijk, van eerdere uitgangspunten, zoals neergelegd in het in 2016 gepasseerde testament.

Klachtonderdelen 4 en 5

3.3.      Klagers verwijten de notaris dat zij niet tijdig hebben kunnen kennisnemen van het testament, zeker waar het de executeurstaken van klaagster sub 1 betreft. Op het verzoek van hun advocaat, op 19 mei 2022, aan het notariskantoor om een afschrift van het testament werd negatief gereageerd. Haar is gezegd “dat bij onterving er geen verplichting bestond tot het overleggen van het testament en dat dat mogelijk de situatie was”, aldus klagers.

Aan klagers is zo de regie onthouden over de crematie, asbestemming en afhandeling van de nalatenschap. Ook de informatie aan de echtgenote van erflater liet te wensen over waardoor er vertraging ontstond in het meedelen van de inhoud van het testament en de financiële overzichten.

Klachtonderdelen 6 en 7

3.4.      Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat zij lichtzinnig met vertrouwelijke post is omgegaan. In oktober 2022 heeft zij, zonder overleg of verificatie vooraf, een afschrift van het testament en bankafschriften, verzonden aan de kleindochter van erflater in plaats van aan klaagster sub 1. Pas in november 2022 is dat hersteld. De kleindochter heeft van de kandidaat-notaris ook onbedoeld vertrouwelijke post ontvangen die bestemd was voor een andere cliënt van het notariskantoor. Volgens de uitgangspunten van de AVG is het verzenden van gevoelige informatie per mail risicovol en dient vooraf overleg met de ontvangers plaats te vinden. Ook zijn brieven en mails in grote haast geschreven, met fouten in adressering en data.

3.5.      In klachtonderdeel 7 concluderen klagers dat sprake is van een gebrekkige kantoororganisatie, die in strijd is met de notariële zorgvuldigheid.  

4.         Het verweer

De notaris en de kandidaat-notaris hebben verweer gevoerd. Hun standpunten worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken.

5.         De beoordeling

5.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij

daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Verweer notaris

5.2.      De notaris heeft ter zitting verklaard dat erflater lopend, niet in rolstoel, bij haar is binnengekomen. Wie de afspraak voor de bespreking met [ X ] heeft gemaakt, weet de notaris niet. Erflater kwam alleen voor een testament, zo bleek. Of [ X ] met erflater onder vier ogen heeft gesproken weet de notaris niet. Uit de aantekeningen van
[ X ] blijkt dat erflater in [ plaats ] was komen wonen, dat hij zijn oude woning had verkocht en een nieuwe woning had gekocht. Over zijn gezondheidssituatie is niet gesproken; de notaris kende het medisch dossier van erflater niet. De basis voor het wijzigen van het testament was het door erflater meegenomen testament uit 2005; het testament uit 2016 was niet bekend.

De notaris zag geen reden voor het toepassen van het Stappenplan. Er was geen reden om te twijfelen aan de aanpassingen van het testament. De notaris heeft, zoals voor haar te doen gebruikelijk en niet leeftijdsafhankelijk, zo heeft zij verklaard, met erflater gesproken over ‘koetjes en kalfjes’. De notaris ziet geen reden om op haar hoede te zijn bij de vraagstelling; de ‘vinkjes’ van de indicatoren zitten wel in haar hoofd, maar het is niet zo dat zij een cliënt onderwerpt aan een vragenvuur. 

In het eerste kwartier van de passeerafspraak heeft de notaris met erflater en zijn echtgenote gesproken, daarna is het testament gepasseerd. De echtgenote van erflater was daarbij wel aanwezig, maar zat op afstand in dezelfde ruimte. Hoewel de notaris dat nu anders zou doen, is haar toen van beïnvloeding van erflater niet gebleken.

5.3.      Anders dan klagers menen is de notaris niet opgetreden als partijadviseur van de echtgenote van erflater, aldus de notaris. Wel heeft de echtgenote van erflater het notariskantoor in juni 2022 opdracht gegeven om zorg te dragen voor een EUVVE.

Verweer kandidaat-notaris

5.4.      Door omstandigheden op het notariskantoor is het dossier blijven liggen. De kandidaat-notaris is pas in september 2022 bij het dossier betrokken, voor de afhandeling van de EUVVE. De kandidaat-notaris erkent dat zij, door te haastig handelen, eind oktober 2022 stukken die ook voor klaagster sub 1 waren bestemd per abuis aan de kleindochter van erflater heeft gezonden. De kandidaat-notaris vindt dat vervelend, net als het per abuis verzenden van een e-mail aan de kleindochter van erflater, bestemd voor een collega van de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft daarvoor haar excuus aangeboden.
Het notariskantoor stuurt nu vertrouwelijke stukken alleen nog online met versleuteling.

De beoordeling

Klacht tegen de notaris

5.5.      Behalve klachtonderdeel 6, dat ziet op het handelen van de kandidaat-notaris, richten alle klachtonderdelen van klagers zich op het handelen en nalaten (onder verantwoordelijkheid) van de notaris.

5.6.      Iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, kan bij testament een uiterste wilsbeschikking maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van de testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikking in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris hierbij ook de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, aan wie daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking.

5.7.      Het Stappenplan geeft een opsomming van zogenaamde indicatoren aan de hand waarvan de notaris in de eerste plaats bepaalt of nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid noodzakelijk is. Indien dat het geval is, spelen die indicatoren vervolgens ook een rol bij de vraag hoe, in hoeverre en door wie dit nader onderzoek dient te worden ingesteld.

Indien een notaris, ook al heeft hij kennis van het bestaan van een of meerdere indicatoren, geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de testateur, hoeft hij het Stappenplan niet verder te volgen. Daarbij komt het in belangrijke mate aan op zowel de inhoud van de gesprekken die met de testateur worden gevoerd als de wijze waarop de testateur zich daarbij presenteert.

5.8.      De kamer dient niet vast te stellen of erflater al dan niet wilsbekwaam was ten tijde van het passeren van het testament, maar wel of de notaris de nodige zorgvuldigheid en alertheid heeft betracht om zich ervan te overtuigen dat erflater bekwaam was zijn wil te uiten. Bij gebreke van die zorgvuldigheid is sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

5.9.      Gelet op de hoogbejaarde leeftijd van erflater mocht van de notaris een onderbouwing worden verlangd van haar stelling dat zij geen aanleiding had te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Die onderbouwing heeft de notaris niet gegeven. De notaris heeft noch in het verweerschrift, noch ter zitting kunnen toelichten hoe zij tot die overtuiging is gekomen. Het had op de weg van de notaris gelegen om uiteen te zetten met welke bewoordingen erflater [ X ] dan wel de notaris heeft uitgelegd wat hij wilde, welke (controle-)vragen de notaris erflater heeft gesteld, en uit welke uitlatingen van erflater de notaris mocht afleiden dat hij het testament begreep en dat hij het zo wilde.

5.10.    De kamer heeft niet kunnen vaststellen dat de notaris er niet aan hoefde te twijfelen dat erflater wilsbekwaam was en ervan kon uitgaan dat nader onderzoek op grond van het Stappenplan niet noodzakelijk was. Dit betekent dat niet gebleken is dat de notaris op goede gronden heeft kunnen besluiten de wilsbekwaamheid van erflater niet volgens het Stappenplan te beoordelen. Dit brengt de kamer tot het oordeel dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij het beoordelen van de wilsbekwaamheid van erflater.

5.11.    Daarbij komt dat ook niet is komen vast te staan of erflater onder vier ogen zijn wensen in de bespreking met [ X ] heeft kenbaar gemaakt of dat de echtgenote van erflater daarbij aanwezig was. Ook is niet duidelijk wie de afspraak voor het wijzigen van het testament van erflater heeft gemaakt. Vaststaat echter wel dat de echtgenote van erflater bij het passeren van het testament door de notaris steeds in dezelfde ruimte aanwezig was. Daardoor is niet komen vast te staan dat de notaris in dit geval, gelet op alle voornoemde omstandigheden, voldoende heeft gewaarborgd dat erflater zijn wil op onafhankelijke wijze heeft kunnen overbrengen.

5.12.    De kamer zal de klachtonderdelen 1, 2 en 3 daarom gegrond verklaren.

5.13.    De notaris heeft geen afdoende verklaring gegeven voor het feit dat een afschrift van het testament niet direct na het verzoek van de advocaat van klagers op 19 mei 2022 is verzonden, maar pas maanden later, terwijl toch duidelijk was dat klagers, met name klager sub 1, die als executeur was benoemd, daarbij belang hadden.  

Omstandigheden op het notariskantoor als ziekte, afwezigheid of vertrek van medewerkers waardoor een dossier moet worden overgenomen door een andere medewerker, is geen reden voor het langdurig onthouden van informatie aan klagers.

5.14.    De kamer stelt vast dat in het dossier slordig is gehandeld, hetgeen de notaris als degene die verantwoordelijk is voor de organisatie op het notariskantoor, kan worden verweten.

5.15.    Ook de klachtonderdelen 4, 5 en 7 acht de kamer dan ook gegrond.

Klacht tegen de kandidaat-notaris (klachtonderdeel 6)

5.16.    De kandidaat-notaris heeft de door haar gemaakte onzorgvuldigheden erkend, zodat de klacht gegrond is. Op het moment dat de kandidaat-notaris het dossier overnam, was de slordigheid in het dossier reeds een gegeven. De kamer rekent haar hetgeen in de periode voordat zij werd betrokken bij het dossier is gebeurd dan ook niet aan. De kandidaat-notaris had ook maar een beperkte tijd om een en ander recht te zetten. Op grond van die omstandigheid acht de kamer de klacht tegen de kandidaat-notaris wel gegrond, maar legt haar daarvoor geen maatregel op.

Maatregel notaris

5.17.    Uit hetgeen de kamer hiervoor heeft overwogen, volgt dat de klacht tegen de notaris gegrond is. De kamer acht het opleggen van een maatregel op zijn plaats. Het verwijt dat de notaris valt te maken – inhoudende dat zij, hoewel daarvoor gelet op het Stappenplan aanleiding toe was, heeft nagelaten zich controleerbaar op toereikende wijze te overtuigen van de wilsbekwaamheid en onafhankelijkheid van erflater – betreft een wezenlijk onderdeel van haar taak als notaris en raakt de kern van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Van de notaris mag bovendien worden verwacht dat zij achteraf genoegzaam verantwoording kan afleggen van de wijze waarop zij invulling heeft gegeven aan die verantwoordelijkheid. De notaris heeft dit miskend. Ook is de kamer niet gebleken van enige zelfreflectie van de notaris ten aanzien van haar verantwoordelijkheid voor informatieverschaffing en voortvarende afhandeling van een dossier. De maatregel van berisping acht de kamer daarom passend en geboden.

5.18.    Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
 

Griffierecht
 

5.19.    Omdat de kamer de klacht, zowel tegen de notaris als de kandidaat-notaris gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klagers betaalde griffierecht van € 50 in de klacht tegen de notaris te vergoeden en dient de kandidaat-notaris het door klagers betaalde griffierecht van € 50 in de klacht tegen de kandidaat-notaris te vergoeden.

5.20.    De kamer bepaalt dat voornoemde bedragen binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers moeten worden betaald. Klagers dienen daarvoor tijdig schriftelijk hun rekeningnummer aan de notaris en de kandidaat-notaris door te geven.

Kostenveroordeling notaris

5.21.    Nu de kamer de klacht tegen de notaris gegrond verklaart en haar een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat (Staatscourant 2020, nr. 67893), veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken, vastgesteld op een (forfaitair) bedrag van € 50.

De kamer bepaalt dat dit bedrag binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers moet worden betaald. Klagers dienen daarvoor tijdig schriftelijk hun rekeningnummer aan de notaris door te geven.

5.22.    Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893), te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000 (wegingsfactor 1). De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.          

6.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

in de klacht tegen de notaris:

- verklaart de klacht gegrond;

- let de notaris daarvoor de maatregel van berisping op;

- veroordeelt de notaris tot betaling aan klagers van het griffierecht van € 50 en van € 50 in de kosten in verband met de behandeling van de zaak, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.20. en 5.21.bepaald; - veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 2.000, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.21. bepaald;

in de klacht tegen de kandidaat-notaris:

- verklaart de klacht gegrond, maar legt de kandidaat-notaris daarvoor geen maatregel op;

- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling aan klagers van het griffierecht van
€ 50, op de wijze en binnen de termijn als hiervoor onder 5.20. bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. T.P. Hoekstra, mr. J.A.H. Bruggemann, mr. M.R.H. Goossens en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.   

De secretaris                                                                           De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.