Zoekresultaten 111-120 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:40 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/413659 KL RK 23-1

    Klacht ontvankelijk. Niet kan worden vastgesteld dat klager eerder dan door de akte van rectificatie van 9 januari 2020 op de hoogte was van het handelen en nalaten dat hij de notaris verwijt. Dit geldt in het bijzonder voor de onjuiste omschrijving van het overgedragen perceel. Klacht daarom aangemerkt als tijdig ingediend.Inhoudelijk ongegrond. Klager, naar zijn zeggen noodgedwongen, heeft na een voorafgaande betaling van een bedrag van € 10.000,00 contant met de verkoper afgesproken het oorspronkelijk overeengekomen bedrag van € 120.000,00 alsnog in zijn geheel te betalen, waardoor het totaalbedrag van de koopsom volgens de akte van 11 juli 2019 in totaal € 130.000,00 bedraagt. De kandidaat-notaris mocht van deze gewijzigde overeenstemming uitgaan.Verder heeft de notaris heeft op grond van het zogenaamde verkoperskaartje in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat een (kennelijke) fout is gemaakt bij het intekenen van het over te dragen (deel van het) perceel. De notaris heeft dit in de procedure ook inzichtelijk gemaakt. Geen tuchtrechtelijk verwijt voor wat betreft het passeren van de rectificatieakte.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:39 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/415760 KL RK 23-13

    De notaris heeft het testament van de vader van klaagster niet willen passeren, omdat er bij hem twijfels waren over de vrije wilsvorming van vader.De kamer is het met de notaris eens dat uit de opmerking van vader kon blijken dat mogelijk geen sprake meer was van een vrije wilsvorming bij vader. In zoverre is het dan ook niet verwijtbaar dat de notaris zijn diensten wilde opschorten. Echter, naar het oordeel van de kamer had de notaris naar aanleiding van de opmerking van vader meer onderzoek kunnen en moeten doen om te beoordelen of vader zijn wil op vrije en onafhankelijke wijze kon vormen. Op basis van dat nadere onderzoek had de notaris dan kunnen beoordelen of hij al dan niet (alsnog) zijn medewerking kon verlenen aan het testament van vader. In het Stappenplan worden handreikingen genoemd op welke wijze de notaris invulling had kunnen geven aan dit nadere onderzoek. De notaris heeft ter zitting enkel verklaard dat hij geen twijfels had over de wilsbekwaamheid van vader en dat hij met collega’s overleg heeft gehad over de mogelijke beïnvloeding bij de wilsvorming. Op basis van dat overleg heeft de notaris besloten om zijn dienst te weigeren. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris onvoldoende inzichtelijk gemaakt of en zo ja op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan zijn onderzoeksplicht. Hierdoor kan de kamer niet beoordelen of de notaris in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat hij zijn dienst moest weigeren. De kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar en heeft de klacht op dit punt gegrond verklaard. Aan de notaris is een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:38 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/410246 KL RK 22-129

    Afwikkeling nalatenschap. Met verkoopproces van tweetal panden en dus met de afwikkeling van de nalatenschap is de nodige tijd gemoeid. De notaris is hierin ook afhankelijk van de voortvarendheid van de verkoopmakelaars en mag en moet daar in beginsel ook op vertrouwen, zeker waar het betreft de verkoop van de buitenlandse onroerende zaak. Dit neemt uiteraard niet weg dat de notaris als afwikkelingsbewindvoerder wel voldoende regie op dit proces dient te voeren. Aangevoerde omstandigheden vormen naar oordeel kamer geen grond om aan te nemen dat de notaris bedoelde regie in dit geval onvoldoende heeft gevoerd. Voorts administratieve onzorgvuldigheden aan zijde notaris(kantoor). Excuses zijn gemaakt en maatregelen ter voorkoming van herhaling zijn genomen, echter dit neemt niet weg dat hier op zichzelf beschouwd sprake is van klachtwaardig handelen dan wel nalaten van (het kantoor van) de notaris. De klachten op deze onderdelen worden daarom gegrond verklaard. Het aldus geconstateerde (gevolg van het) verzuim van de notaris, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, is naar het oordeel van de kamer niet zodanig ernstig of zwaarwegend dat dit een tuchtrechtelijk verwijt oplevert waarvoor een maatregel zou moeten worden opgelegd. Wat dat betreft wordt wel gewicht toegekend aan de omstandigheden dat excuses gemaakt zijn en maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/49

    Klager verwijt de notaris dat deze een testament voor erflater heeft opgesteld waarin de notaris is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder zonder dat een derde persoon is aangesteld om toezicht op de notaris te houden. Vervolgens verwijt klager de notaris dat deze er niet op toegezien heeft dat erflater een rechtsgeldig codicil opstelde. Daarnaast heeft de notaris zonder het toegezegde overleg goederen van erflater door een veilinghuis openbaar laten verkopen en reageerde de notaris niet op terugbelverzoeken van klager. Ten slotte is klager van mening dat de notaris het legaat te laat heeft uitgekeerd en daarover niet heeft gecommuniceerd. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:13 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/15 SHE/2023/16

    Klachten van het BFT over het vervullen van de poortwachtersrol niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de driejaarstermijn. De kamer merkt het schriftelijke signaal van de politie aan als dermate serieus dat van het BFT in de gegeven omstandigheden meer voortvarendheid had mogen worden verwacht. Nu tussen de ontvangst van dat signaal en het opvragen van de dossiers bij de notarissen bijna een jaar is verstreken, acht de kamer dit tijdsverloop niet meer redelijk. Dat de daadwerkelijke start van het onderzoek naar de onroerendgoedtransacties volgens het BFT (mede) is vertraagd door de uitbraak van het coronavirus, waardoor het geplande kantoorbezoek niet kon doorgaan en de werkwijze moest worden aangepast, vormt naar het oordeel van de kamer geen voldoende rechtvaardiging voor dit tijdsverloop. 

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:8 Kamer voor het notariaat Amsterdam 724631 / NT 22-44 724634 / NT 22-45

    Afhandeling dossier was onzorgvuldig. Klacht gegrond. De kamer legt aan de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing op, omdat hij direct betrokken was bij het dossier. Aan de notaris legt de kamer geen maatregel op. De kamer houdt daarbij rekening met de latere, meer indirecte, betrokkenheid van de notaris en het door hem op de zitting getoonde inzicht dat sprake is geweest van onzorgvuldig handelen.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:9 Kamer voor het notariaat Amsterdam 726702 / NT 22-54 726703 / NT22-55

    Klacht over de werkwijze van de notarissen, die naar het oordeel onvoldoende voortvarend en behulpzaam zijn geweest. De notarissen hadden klaagster kunnen uitnodigen om een en ander uit te leggen om vervolgens samen tot een oplossing te komen, in plaats van steeds per e-mail te blijven aandringen op het sturen van stukken. Weliswaar is het ook in het belang van klaagster dat de notaris controleert of zij beschikkingsbevoegd is, maar de notaris had tevens oog moeten hebben voor de dubbele lasten die klaagster zou moeten dragen indien de koop niet door zou gaan. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie en hetgeen de notaris daarover ter zitting heeft verklaard, blijkt dat de regie van de aanpak in het dossier (in elk geval in de laatste fase) bij de notaris lag. De notaris heeft in het dossier de kandidaat-notaris (waarvoor hij de verantwoording draagt) aangestuurd om de stukken bij klaagster op te vragen. De kamer legt daarom de notaris de maatregel van waarschuwing op; aan de kandidaat-notaris wordt geen maatregel opgelegd. 

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/29 SHE/2022/38

    Levering van aandelen. De kamer acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris, die niet op de hoogte was van het conflict tussen de beide aandeelhouders, in de gegeven omstandigheden geen onderzoek heeft verricht naar de interne besluitvorming over de levering van de aandelen aan een vennootschap die gelieerd was aan één van beide aandeelhouders zonder dat de andere aandeelhouder (klaagster) daarvan op de hoogte was (vergelijk ook hof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:2015:2057 en ECLI:NL:GHAMS:2022:2664). Klaagster verwijt de notaris ook dat de notaris zijn dienst heeft geweigerd bij een volgende levering van aandelen in verband met de tuchtklachten die klaagster over de eerdere levering van aandelen had ingediend. De kamer overweegt dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar is als degene tegen wie een tuchtklacht is ingediend aan het verlenen van zijn medewerking – zoals het passeren van een akte – de voorwaarde verbindt dat die tuchtklacht wordt ingetrokken. Dit klachtonderdeel wordt echter bij gebrek aan een feitelijke grondslag ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05 416349 KL RK 23-17

    Artikel 93 lid 1 Wna. art 22 lid 1 Wna.Vader heeft met de kandidaat-notaris een bespreking gehad over zijn wensen voor het wijzigen van zijn testament. Enkele dagen later is vader onverwacht overleden. Een van de erfgenamen heeft de kandidaat-notaris verzocht om een verklaring af te geven wat vader aan haar heeft aangegeven over zijn laatste wens.Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door op verzoek van één van de erfgenamen, de laatste wens van vader met de andere erfgenamen per brief te delen. Door als kandidaat-notaris, op briefpapier van het notariskantoor, een laatste wens van een overledene te formaliseren, wordt dit een ‘officiële’ laatste wil. De kandidaat-notaris mocht deze kennis niet delen, zelfs niet als alle erfgenamen hier gezamenlijk om gevraagd zouden hebben.De kamer heeft als volgt overwogen. Uit de wettekst van artikel 22 Wna volgt dat het ambtsgeheim van een notaris geldt voor alle vertrouwelijke informatie die hij in zijn beroepsuitoefening heeft ontvangen. Het ambtsgeheim strekt zich uit over de gehele dienstverlening van een notaris en de reikwijdte ervan is niet afhankelijk van de vraag of in het kader van deze dienstverlening een notariële akte tot stand komt. De geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht zijn niet absoluut. De geheimhoudingsplicht kan echter alleen in uitzonderlijke gevallen door in de wet geregelde gevallen of door de rechter worden doorbroken. Naar het oordeel van de kamer biedt artikel 22 Wna geen ruimte voor een eigen belangenafweging van de geheimhouder, in dit geval de kandidaat-notaris. Niet in geschil is dat de kandidaat-notaris in haar brief aan de erfgenamen van vader informatie heeft verstrekt die zij tijdens het gesprek met vader uit hoofde van haar beroepsuitoefening heeft ontvangen. Deze informatie viel derhalve onder de geheimhoudingsplicht van de kandidaat-notaris. Pas als de wensen van vader zouden zijn vastgelegd in een testament, hadden zij tot doel gehad om na zijn overlijden kenbaar te worden voor derden. Doordat hetgeen de kandidaat-notaris met vader heeft besproken zich niet vertaald heeft in een testament, mocht de kandidaat-notaris deze ontvangen informatie niet met klager (en de andere erfgenamen) delen. Daarom heeft de kamer de klacht gegrond verklaard.Het beroepsgeheim raakt de kern van het notarisambt. Overtreding van deze kernwaarde brengt dan ook in beginsel een forse maatregel met zich mee. De kamer heeft echter, zoals in elke tuchtprocedure, rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. Op basis van die specifieke omstandigheden is de maatregel tot een waarschuwing beperkt gebleven.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:11 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/21

    Het verzoek tot wraking van de voorzitter van de zittingscombinatie die de klacht mondeling heeft behandeld, is in de kern gebaseerd op (de motivering van) de beslissing om het door verzoekers gedane verzoek (om na de mondelinge behandeling nog een kopie van een vonnis te mogen indienen) af te wijzen.De wrakingskamer stelt voorop dat een beslissing op het verzoek om stukken te mogen indienen een procedurele beslissing is. Louter procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vergelijk ECLI:NL:HR:2018:1413).Naar het oordeel van de wrakingskamer is in dit geval geen sprake van een uitzonderingssituatie. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen.