ECLI:NL:TNORARL:2023:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05 416349 KL RK 23-17

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:37
Datum uitspraak: 03-07-2023
Datum publicatie: 20-07-2023
Zaaknummer(s): C/05 416349 KL RK 23-17
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Artikel 93 lid 1 Wna. art 22 lid 1 Wna.Vader heeft met de kandidaat-notaris een bespreking gehad over zijn wensen voor het wijzigen van zijn testament. Enkele dagen later is vader onverwacht overleden. Een van de erfgenamen heeft de kandidaat-notaris verzocht om een verklaring af te geven wat vader aan haar heeft aangegeven over zijn laatste wens.Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door op verzoek van één van de erfgenamen, de laatste wens van vader met de andere erfgenamen per brief te delen. Door als kandidaat-notaris, op briefpapier van het notariskantoor, een laatste wens van een overledene te formaliseren, wordt dit een ‘officiële’ laatste wil. De kandidaat-notaris mocht deze kennis niet delen, zelfs niet als alle erfgenamen hier gezamenlijk om gevraagd zouden hebben.De kamer heeft als volgt overwogen. Uit de wettekst van artikel 22 Wna volgt dat het ambtsgeheim van een notaris geldt voor alle vertrouwelijke informatie die hij in zijn beroepsuitoefening heeft ontvangen. Het ambtsgeheim strekt zich uit over de gehele dienstverlening van een notaris en de reikwijdte ervan is niet afhankelijk van de vraag of in het kader van deze dienstverlening een notariële akte tot stand komt. De geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht zijn niet absoluut. De geheimhoudingsplicht kan echter alleen in uitzonderlijke gevallen door in de wet geregelde gevallen of door de rechter worden doorbroken. Naar het oordeel van de kamer biedt artikel 22 Wna geen ruimte voor een eigen belangenafweging van de geheimhouder, in dit geval de kandidaat-notaris. Niet in geschil is dat de kandidaat-notaris in haar brief aan de erfgenamen van vader informatie heeft verstrekt die zij tijdens het gesprek met vader uit hoofde van haar beroepsuitoefening heeft ontvangen. Deze informatie viel derhalve onder de geheimhoudingsplicht van de kandidaat-notaris. Pas als de wensen van vader zouden zijn vastgelegd in een testament, hadden zij tot doel gehad om na zijn overlijden kenbaar te worden voor derden. Doordat hetgeen de kandidaat-notaris met vader heeft besproken zich niet vertaald heeft in een testament, mocht de kandidaat-notaris deze ontvangen informatie niet met klager (en de andere erfgenamen) delen. Daarom heeft de kamer de klacht gegrond verklaard.Het beroepsgeheim raakt de kern van het notarisambt. Overtreding van deze kernwaarde brengt dan ook in beginsel een forse maatregel met zich mee. De kamer heeft echter, zoals in elke tuchtprocedure, rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. Op basis van die specifieke omstandigheden is de maatregel tot een waarschuwing beperkt gebleven.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/416349 / KL RK 23-17

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klager ],

wonende in [ woonplaats klager ],

klager,

tegen

mr. [ naam kandidaat-notaris ],

kandidaat-notaris in de gemeente [ vestigingsplaats kandidaat-notaris ],

gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat in Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de kandidaat-notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

         - de klacht, met bijlagen, ingekomen op 3 maart 2023;
         - het verweer, met bijlagen, van de kandidaat-notaris van 19 april 2023;
         - de e-mail met aanvullende stukken van klager van 26 mei 2023.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 5 juni 2023 behandeld, waarbij zijn verschenen klager aan de ene kant en de kandidaat-notaris met haar gemachtigde aan de andere kant. Klager en de gemachtigde van de kandidaat-notaris hebben ter zitting spreekaantekeningen overgelegd.

2.         De feiten

2.1.      De heer [ naam vader ] (hierna: vader) had vier kinderen: klager, [ B ], [ C ] en [ D ].

2.2.      Op 18 maart 1991 heeft vader zijn testament opgemaakt. In dat testament heeft vader bepaald dat zijn vrouw, mevrouw [ X ], het vruchtgebruik over zijn gehele nalatenschap zou verkrijgen. Vader heeft zijn afstammelingen tot zijn erfgenamen benoemd.

2.3.      Op 28 april 2022 heeft de kandidaat-notaris een gesprek gehad met vader. In dat gesprek is gesproken over de wens van vader om een nieuw testament op te maken. Aan het einde van het gesprek zegde de kandidaat-notaris aan vader toe op korte termijn een concepttestament te maken en aan hem toe te sturen.

2.4.      Op 1 mei 2022 is vader onverwacht overleden. [ D ] is al eerder overleden.

2.5.      Op 2 mei 2022 ontving de kandidaat-notaris van [ B ] het verzoek om een verklaring af te geven wat vader in het gesprek van 28 april 2022 tegenover de kandidaat-notaris heeft meegedeeld wat betreft zijn laatste wil.

2.6.      Op 12 mei 2022 hebben de kandidaat-notaris en klager telefonisch contact met elkaar gehad.

2.7.      Op 19 mei 2022 heeft de kandidaat-notaris aan alle erfgenamen van vader een brief gestuurd. Hoewel de kandidaat-notaris alle brieven op dezelfde dag op de post heeft gedaan, heeft klager zijn brief pas op 25 mei 2022 ontvangen. De overige erfgenamen hebben de brief al enkele dagen eerder ontvangen.

2.8.      In die brief informeerde de kandidaat-notaris de erfgenamen over de inhoud van het testament uit 1991 en de omvang van de nalatenschap van vader. Verder schreef de kandidaat-notaris dat vader vlak voor zijn overlijden met haar had gesproken over zijn wens om zijn testament aan te passen. De kandidaat-notaris schreef dat vader aan haar kenbaar had gemaakt dat hij de kinderen van [ D ] hetzelfde wilde behandelen als zijn eigen kinderen. Daarnaast had vader de wens dat het erfdeel van klager naar de drie kinderen van klager zou gaan. Ook was het niet langer de bedoeling van vader dat de nalatenschap nog naar zijn vrouw zou gaan, omdat er uitzicht was dat er op korte termijn voor haar een opname in een zorginstelling zou volgen. De kandidaat-notaris schreef dat de laatste wens van vader door zijn plotselinge overlijden niet is geformaliseerd in een testament, maar dat zij deze laatste wil wel aan de erfgenamen wilde meegeven. Zij schreef dat het aan de erfgenamen was om te bepalen of zij wilde verdelen op basis van deze laatste wens.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Op basis van het klaagschrift begrijpt de kamer de klacht als volgt. Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door op verzoek van één van de erfgenamen, [ B ], de laatste wens van vader met de andere erfgenamen te delen in de brief van 19 mei 2022. Door als kandidaat-notaris, op briefpapier van het notariskantoor, een laatste wens van een overledene te formaliseren, wordt dit een ‘officiële’ laatste wil. De kandidaat-notaris mocht deze kennis niet delen, zelfs niet als alle erfgenamen hier gezamenlijk om gevraagd zouden hebben.

3.2.      Klager zou een berisping en een rectificatie passend vinden. Ook vindt hij dat (het kantoor van) de kandidaat-notaris alle kosten voor haar rekening moet nemen die gemaakt moeten worden om de nalatenschap van vader bij een andere notaris af te laten handelen. De (juridische) kosten die klager moet maken om ervoor te zorgen dat het geldige testament door de andere erfgenamen wordt nageleefd, moeten volgens klager ook door (het kantoor van) de kandidaat-notaris worden vergoed.

3.3.      De kandidaat-notaris heeft zich tegen de klacht verweerd. Op het verweer van de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Bevoegdheden tuchtrechter

4.1.      Klager vindt dat hij recht heeft op een vergoeding voor de door hem gemaakte kosten. De kamer is niet bevoegd om hierover te oordelen, omdat die bevoegdheid is voorbehouden aan de civiele rechter. De kamer toetst op grond van de hierna beschreven toetsnorm het handelen of nalaten van (kandidaat)notarissen. Bij een gegrondverklaring van een klacht kan de kamer (enkel) de maatregelen opleggen die zijn beschreven in artikel 103 Wet op het notarisambt (hierna: Wna).

Toetsnorm

4.2.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.3.      Aan de toetsnorm wordt onder andere invulling gegeven door artikel 17 Wna op grond waarvan een (kandidaat)notaris zijn ambt in onafhankelijkheid dient uit te oefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te behartigen.

4.4.      Artikel 22 lid 1 Wna bepaalt dat een (kandidaat)notaris, voorzover niet bij wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht is.

Inhoudelijke beoordeling

4.5.      Ter onderbouwing van zijn klacht voert klager aan dat de kandidaat-notaris met het versturen van de brief van 19 mei 2022 de laatste wil van vader ongevraagd aan klager (en de andere erfgenamen) heeft opgedrongen. Hij heeft immers niet verzocht om deze informatie.

Haaks op wat er in artikel 17 Wna is bepaald, zette de kandidaat-notaris zonder enig voorbehoud haar versie van het gesprek met vader op papier als ware het onweerlegbaar de laatste wil van vader, waarbij het tekenen alleen nog maar een formaliteit was. In werkelijkheid is er slechts één gesprek geweest, waarbij bovendien de vormvoorschriften niet correct zijn nageleefd doordat [ B ] volgens klager bij dit gesprek aanwezig is geweest. Er kan niet onomstotelijk worden gesteld dat de wensen van vader, op het moment van overlijden, de wensen waren die de kandidaat-notaris zo stellig als laatste wil op papier gezet en gedeeld heeft.

Alleen al door het sturen van deze brief is volgens klager sprake geweest van ongewenste sturing door de kandidaat-notaris. Zij heeft [ B ] hierdoor namelijk de mogelijkheid gegeven om, in een emotionele periode, de andere erfgenamen te overtuigen om in de geest van de laatste wil van vader zijn nalatenschap af te wikkelen en om klager, waar mogelijk, ten gunste van zijn kinderen te onterven. Het is niet aan de kandidaat-notaris om de erfgenamen de vrije keuze te laten of ze de wensen van vader wel of niet willen uitvoeren. Het is enkel aan klager om te bepalen wat er met zijn erfdeel gebeurt, aldus klager.

4.6.      De kandidaat-notaris heeft in haar verweer aangevoerd dat zij, na uitvoerig beraad, heeft gekozen om in de geest van vader te handelen, die zo onfortuinlijk aan zijn einde was gekomen. De kandidaat-notaris meent dat zij vader recht heeft gedaan door zijn nabestaanden in elk geval op de hoogte te brengen van zijn laatste wensen. De kandidaat-notaris heeft vader die mogelijkheid niet willen onthouden, hoezeer er natuurlijk nog geen sprake was van een formeel vastgestelde uiterste wilsbeschikking. Op basis van het met erflater - onder vier ogen - op 28 april 2022 gevoerde gesprek stond het voor de kandidaat-notaris onomstotelijk vast dat vader daadwerkelijk de bedoeling had zijn laatste wensen kenbaar te maken aan zijn kinderen. Ook vader kon niet voorzien dat hij al binnen enkele dagen zou komen te overlijden. De kandidaat-notaris is in haar afweging tot de conclusie gekomen dat artikel 22 Wna er niet aan in de weg stond dat zij in haar brief van 19 mei 2022 op zakelijke wijze de laatste wens van vader heeft weergegeven. Zij heeft zich hier uitdrukkelijk toe beperkt en bijvoorbeeld niets gezegd over de persoonlijke motieven van vader. Het ging om mededelingen van vader, die bestemd waren om openbaar te worden gemaakt en in een akte worden vastgelegd. Er was daarmee dus geen vertrouwelijkheid door vader beoogd. Zijn opgegeven laatste wil was nu juist bedoeld om aan derden kenbaar gemaakt te worden na zijn overlijden. Tegen die achtergrond is geen sprake van schending van de geheimhoudingsplicht, aldus de kandidaat-notaris.

4.7.      De kamer overweegt als volgt. Uit de wettekst van artikel 22 Wna volgt dat het ambtsgeheim van een notaris geldt voor alle vertrouwelijke informatie die hij in zijn beroepsuitoefening heeft ontvangen. Het ambtsgeheim strekt zich uit over de gehele dienstverlening van een notaris en de reikwijdte ervan is niet afhankelijk van de vraag of in het kader van deze dienstverlening een notariële akte tot stand komt.

De kandidaat-notaris lijkt te willen betogen dat artikel 22 Wna en de daarop gebaseerde jurisprudentie ruimte biedt voor een eigen afweging door de geheimhouder. De kandidaat-notaris verwijst in haar verweerschrift naar de uitspraak van de Hoge Raad van

1 maart 1985 (NJ 1986, 173) en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:5643). Uit (onder meer) die uitspraken blijkt dat het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies tot een notaris moet kunnen wenden, in sommige gevallen moet wijken voor het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt.

De kamer is het met de kandidaat-notaris eens dat de geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht niet absoluut zijn. De geheimhoudingsplicht kan echter alleen in uitzonderlijke gevallen door in de wet geregelde gevallen of door de rechter worden doorbroken. Naar het oordeel van de kamer biedt artikel 22 Wna geen ruimte voor een eigen belangenafweging van de geheimhouder, in dit geval de kandidaat-notaris.  

Niet in geschil is dat de kandidaat-notaris in haar brief van 19 mei 2022 aan de erfgenamen van vader informatie heeft verstrekt die zij tijdens het gesprek op 28 april 2022 uit hoofde van haar beroepsuitoefening heeft ontvangen. Deze informatie viel derhalve onder de geheimhoudingsplicht van de kandidaat-notaris. Pas als de wensen van vader zouden zijn vastgelegd in een testament, hadden zij tot doel gehad om na zijn overlijden kenbaar te worden voor derden. Doordat hetgeen de kandidaat-notaris met vader heeft besproken zich niet vertaald heeft in een testament, mocht de kandidaat-notaris deze ontvangen informatie niet met klager (en de andere erfgenamen) delen. Daarom zal de kamer de klacht gegrond verklaren.

Maatregel

4.8.      Op de gegrondverklaring van een klacht volgt in beginsel een tuchtrechtelijke maatregel. De kamer overweegt als volgt.

4.9.      Uit de wetsgeschiedenis (MvT II, 32 250, nr 3, p. 6-8) blijkt dat het ambtsgeheim van de notaris en zijn plicht tot geheimhouding in dienst staat van de vertrouwensrelatie tussen de notaris en zijn cliënt. De plicht tot geheimhouding hangt samen met de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel. De formele tussenkomst van de notaris is bij verschillende (privaatrechtelijke) rechtshandelingen voorgeschreven. Om een vrije toegang tot deze rechtsbedeling te waarborgen is het noodzakelijk dat een ieder zich vrijelijk tot een notaris kan wenden voor juridische bijstand of advies en daarbij verzekerd is van het vertrouwelijke karakter van hetgeen aan een notaris wordt toevertrouwd. Het is dit algemeen maatschappelijk belang dat de grondslag vormt voor het ambtsgeheim. Het beroepsgeheim raakt derhalve de kern van het notarisambt. Overtreding van deze kernwaarde brengt dan ook in beginsel een forse maatregel met zich mee. De kamer houdt echter, zoals in elke tuchtprocedure, rekening met de omstandigheden van het geval.

4.10.    De kamer houdt rekening met de omstandigheid dat de kandidaat-notaris niet lichtzinnig te werk is gegaan, maar haar keuze zorgvuldig heeft willen afwegen. Zo heeft de kandidaat-notaris meegewogen dat klager er reeds voordat de kandidaat-notaris haar brief schreef van op de hoogte was dat vader kort voor zijn overlijden nog zijn laatste wil had opgegeven aan de kandidaat-notaris en dat er het verzoek lag om die (niet geformaliseerde) wil op papier te zetten. Hoewel ter zitting is gebleken dat de kandidaat-notaris en klager elk een andere lezing hebben van het telefoongesprek van 12 mei 2022, weegt de kamer mee dat de kandidaat-notaris op basis van dat telefoongesprek in de veronderstelling verkeerde dat klager ook zelf wenste dat de kandidaat-notaris de brief van 19 mei 2022 zou sturen.

Ook telt mee dat de kandidaat-notaris getracht heeft zorgvuldig te handelen door de brief van 19 mei 2022 uitsluitend aan de formele erfgenamen te sturen met de bedoeling om de erfgenamen de vrije keuze te laten of zij de wensen van vader wel of niet wilden uitvoeren. Verder heeft de kandidaat-notaris zich beperkt tot een zakelijke weergave van de wil van vader en heeft zij geen melding gemaakt van de persoonlijke motieven die vader had voor zijn keuzes. Voorts weegt de kamer mee dat de kandidaat-notaris de klacht van klager serieus heeft opgepakt en zo goed mogelijk heeft willen oplossen. Hoewel de kandidaat-notaris niet betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap, is zij klager behulpzaam geweest door op zijn verzoek te bemiddelen tussen hem en [ B ] ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap. Tot slot houdt de kamer rekening met het feit dat de hele kwestie ook persoonlijk zwaar op de kandidaat-notaris heeft gedrukt en dat zij nog niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen.

4.11.    Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden zal de maatregel tot een waarschuwing beperkt blijven.

Terugbetaling griffierecht

4.12.    Omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, dient de kandidaat-notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden.

Kostenveroordeling

Ten behoeve van klager

4.13.    De kamer ziet aanleiding om de kandidaat-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.

4.14.    De kandidaat-notaris moet het griffierecht en de hiervoor genoemde kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de kandidaat-notaris.

Ten behoeve van de kamer

4.15.    Verder ziet de kamer aanleiding om de kandidaat-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per

1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,-, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De kandidaat-notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.16.    Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

     - verklaart de klacht gegrond;

     - legt de kandidaat-notaris op de maatregel van waarschuwing;

     - bepaalt dat de kandidaat-notaris gehouden is het griffierecht van € 50,- aan klager te vergoeden op de wijze en
       binnen de termijn als hiervóór onder 4.14 bepaald;

     - bepaalt dat de kandidaat-notaris gehouden is de kosten van klager, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, te
       voldoen op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.14 bepaald;

     - bepaalt dat de kandidaat-notaris gehouden is de kosten voor behandeling van deze zaak van € 2.000,- te betalen
       op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.15 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. H.R. Grievink en J.W.H.T. Becks, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2023.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.