ECLI:NL:TNORSHE:2023:11 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/21

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2023:11
Datum uitspraak: 03-07-2023
Datum publicatie: 13-07-2023
Zaaknummer(s): SHE/2023/21
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzoek tot wraking van de voorzitter van de zittingscombinatie die de klacht mondeling heeft behandeld, is in de kern gebaseerd op (de motivering van) de beslissing om het door verzoekers gedane verzoek (om na de mondelinge behandeling nog een kopie van een vonnis te mogen indienen) af te wijzen.De wrakingskamer stelt voorop dat een beslissing op het verzoek om stukken te mogen indienen een procedurele beslissing is. Louter procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vergelijk ECLI:NL:HR:2018:1413).Naar het oordeel van de wrakingskamer is in dit geval geen sprake van een uitzonderingssituatie. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen.

Dossiernummer  : SHE/2023/21

Datum uitspraak : 3 juli 2023

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer

De wrakingskamer neemt de volgende beslissing naar aanleiding van het schriftelijke verzoek van:

mevrouw [naam verzoekster 1], wonende in [woonplaats],

mevrouw [naam verzoekster 2], wonende in [woonplaats],

mevrouw [naam verzoekster 3], wonende in [woonplaats],

de heer [naam verzoeker 4], wonende in [woonplaats], [land],

mevrouw [naam verzoekster 5], wonende in [woonplaats],

mevrouw [naam verzoekster 6], wonende in [woonplaats],

(hierna samen: verzoekers),

gemachtigde: mr. [naam gemachtigde],

tot wraking van:

mevrouw mr. W.F.J. Aalderink (hierna: mr. Aalderink),

in haar hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort
’s-Hertogenbosch (hierna: de kamer).

1.          Het procesverloop

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de e-mail (met 11 bijlagen) van 22 augustus 2022, waarbij de gemachtigde van verzoekers namens verzoekers een klacht heeft geformuleerd tegen [de notaris] (hierna: de notaris), gevestigd in [vestigingsplaats], welke klacht door de kamer in behandeling is genomen onder kenmerk SHE/2022/36;
  • het verweerschrift van de notaris;
  • de e-mail van de gemachtigde van verzoekers van 16 maart 2023 (met bijlagen 12, 13 en 14);
  • de brief van de gemachtigde van verzoekers van 28 maart 2023 (met bijlagen 12, 13, 14 en 15);
  • de e-mail van een gemachtigde van de notaris van 30 maart 2023 (met bijlagen 1 en 2);
  • de brief van de gemachtigde van verzoekers van 30 maart 2023 (met bijlage 16);
  • de e-mail van de gemachtigde van verzoekers van 2 april 2023 (met twee bijlagen).

1.2.      De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 17 april 2023. De kamer was toen samengesteld uit de volgende vijf leden: mr. Aalderink (plaatsvervangend voorzitter), de heer mr. C. Kool (plaatsvervangend rechterlijk lid), mevrouw mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel (notarieel lid), de heer mr. M.C. Stout (plaatsvervangend notarieel lid), en de heer mr. J.P.W.H.T. Becks (plaatsvervangend belastinglid).

Mevrouw [naam verzoekster 5] en mevrouw [naam verzoekster 6], bijgestaan door hun gemachtigde, zijn bij deze behandeling aanwezig geweest. Ook de notaris is daarbij aanwezig geweest, bijgestaan door mr. M.D.M. Hazes en (ter vervanging van mr. W.F. Hendriksen) mr. A.E. Goossens. Verzoekers en de notaris hebben hun standpunt over en weer toegelicht, mede aan de hand van de pleitnota’s die hun gemachtigden aan de kamer hebben overhandigd. Daarna is de behandeling van de klacht gesloten en is meegedeeld dat de kamer op 19 juni 2023 uitspraak zal doen.

1.3.      Na de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van verzoekers de kamer bij e-mail van 24 april 2023 gevraagd nog een vonnis in het geding te mogen brengen dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) op 19 april 2023 heeft gewezen in een civiele procedure die door Stichting [naam stichting] (hierna: X) tegen verzoekers aanhangig is gemaakt.

1.4.      Bij e-mail van 1 mei 2023 heeft de secretaris van de kamer de gemachtigde van verzoekers (en in cc de gemachtigden van de notaris) namens de voorzitter van de zittingscombinatie meegedeeld dat dit verzoek niet wordt ingewilligd. In de e-mail staat onder andere het volgende vermeld:

“Namens de voorzitter deel ik u mede dat zij inmiddels kennis heeft genomen van de inhoud van dat vonnis, dat op 25 april jl. op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd (ECLI:NL:RBZWB:2023:2733).

Zij ziet niet in waarom dat civiele vonnis van belang zou zijn voor de beoordeling van de tuchtklacht die u namens de erfgenamen tegen [de notaris] heeft ingediend.

Daarom wordt uw verzoek niet ingewilligd.

1.5.      Bij e-mail van 2 mei 2023 heeft de gemachtigde van verzoekers een verzoek ingediend tot wraking van mr. Aalderink. Als gevolg van het verzoek tot wraking van mr. Aalderink is de behandeling van klacht SHE/2022/36 geschorst.

1.6.      Mr. Aalderink heeft bij e-mail van 24 mei 2023 op het verzoek tot wraking gereageerd. Zij heeft niet in de wraking berust en zij heeft, onder verwijzing naar artikel 3 lid 2 van het Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat, verzocht om het dossier in klachtzaak SHE/2022/36 aan het wrakingsdossier toe te voegen. De wrakingskamer is aan dit verzoek tegemoetgekomen.

1.7.      Bij e-mail van 1 juni 2023 heeft de wrakingskamer de reactie van mr. Aalderink en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van klacht SHE/2022/36 aan de gemachtigde van verzoekers toegezonden.

1.8.      De wrakingskamer heeft verzoekers en mr. Aalderink bij brief van 8 juni 2023 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op de zitting van de wrakingskamer op 26 juni 2023, onder mededeling van de samenstelling van de wrakingskamer.

1.9.      Het verzoek tot wraking van mr. Aalderink is mondeling behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer van 26 juni 2023. Mevrouw [naam verzoekster 5], mevrouw [naam verzoekster 6] en de gemachtigde van verzoekers zijn bij deze behandeling aanwezig geweest. De gemachtigde van verzoekers heeft het wrakingsverzoek toegelicht. Mr. Aalderink is via een videoverbinding verschenen. Ook het notarieel lid van de wrakingskamer, mr. Y.M.R. van der Voort, heeft via een videoverbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.

2.          De gronden van het wrakingsverzoek en de reactie van mr. Aalderink

2.1.      Uit genoemde e-mail van de gemachtigde van verzoekers van 2 mei 2023 en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek begrijpt de wrakingskamer dat verzoekers aan hun verzoek tot wraking van mr. Aalderink het volgende ten grondslag leggen.

1) Zij stellen dat de (motivering van de) beslissing van mr. Aalderink op het op 24 april 2023 door de gemachtigde van verzoekers gedane verzoek (om na de mondelinge behandeling nog een kopie van een vonnis te mogen indienen)door vooringenomenheid is ingegeven, althans de vrees daarvoor bij verzoekers (objectief) gerechtvaardigd is. Daarbij is volgens verzoekers het volgende van belang.

  • Artikel 18 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat biedt de mogelijkheid om na afloop van de mondelinge behandeling nog stukken in te dienen.
  • In de klachtprocedure tegen de notaris spelen exact dezelfde feiten en omstandigheden als in de bodemprocedure bij de rechtbank tussen [X] en verzoekers. De relevantie van (de inhoud van) het vonnis van de rechtbank van 19 april 2023 voor de beoordeling van de tuchtrechtelijke klachten tegen de notaris staat daarom vast.
  • Uit de e-mail van de secretaris van de kamer van 1 mei 2023 blijkt dat mr. Aalderink er rekening mee hield dat het betreffende vonnis van de rechtbank relevant zou kunnen zijn voor de beoordeling van de klacht tegen de notaris. Anders valt immers niet te begrijpen dat mr. Aalderink al op 25 april 2023, dus voordat het vonnis is ingediend, (actief) kennis heeft genomen van de inhoud van dat vonnis.
  • De conclusie van mr. Aalderink dat het vonnis niet van belang is voor de beoordeling van de klacht tegen de notaris slaat terug op de inhoud van het vonnis, althans kan niet anders worden begrepen. Deze conclusie valt niet te begrijpen. Daar komt nog eens bij dat de door mr. Aalderink gebruikte terminologie “niet inzien waarom” duidt op een waardeoordeel/kwalificatie dat het evident zou zijn dat het vonnis niet van belang zou kunnen zijn. Dat maakt haar beslissing des te pregnanter en niet te volgen.
  • Mr. Aalderink motiveert niet waarom zij van oordeel is dat (de inhoud van) het vonnis niet van belang zou zijn.

2) Daarnaast heeft mr. Aalderink tijdens de mondelinge behandeling van de klacht op 17 april 2023 uitlatingen gedaan op grond waarvan redelijkerwijs twijfels zouden kunnen opkomen over haar onpartijdigheid. Zo deelde zij verzoekers over een inhoudelijk onderwerp tijdens de mondelinge behandeling mee: “Nou, dan verschillen wij daarover van mening”. Kennelijk had en heeft mr. Aalderink op het betreffende onderwerp haar mening al gevormd.

2.2.      Mr. Aalderink heeft in haar reactie gesteld dat de klacht over de notaris (kort samengevat) het advies betreft dat de notaris in 2017 in het kader van estate planning met betrekking tot het vermogen van mevrouw [naam erflaatster] (hierna: [erflaatster]) uitbracht aan haar curator, de door de notaris in 2018 gepasseerde akte van schenking ten laste van het vermogen van [erflaatster] en de door de notaris na het overlijden van [erflaatster] in 2020 opgestelde verklaring van erfrecht fideï-commissaire making. Mr. Aalderink heeft erop gewezen dat de notaris in de civiele procedure geen partij was en dat zijn handelwijze in die procedure evenmin aan de orde was. Volgens mr. Aalderink heeft de rechtbank geoordeeld over de omvang van de nalatenschap van [erflaatster]. Dat maakt dit vonnis naar het oordeel van mr. Aalderink niet direct relevant voor de beoordeling van de tuchtklacht die door verzoekers tegen de notaris is ingediend.

Verder heeft mr. Aalderink betwist dat zij (actief) kennis heeft genomen van het vonnis van de rechtbank, vóórdat de gemachtigde namens verzoekers het verzoek deed om het vonnis te mogen indienen. De gemachtigde van verzoekers heeft op 24 april 2023 per e-mail verzocht om het vonnis alsnog in het geding te mogen brengen. Voor haar reguliere werkzaamheden als kantonrechter in zaken betreffende curatele, bewind, mentorschap en erfrecht wordt mr. Aalderink naar eigen zeggen door Legal Intelligence via e-mail op de hoogte gehouden van de laatste jurisprudentie, zo ook van het vonnis van de rechtbank dat op 25 april 2023 op rechtspraak.nl is gepubliceerd. Daar komt bij dat de gemachtigde van verzoekers het zaaknummer van het vonnis in zijn e-mail van 24 april 2023 had vermeld, zodat het vonnis ook op die wijze eenvoudig via rechtspraak.nl is terug te vinden. Mr. Aalderink heeft van het vonnis kennis genomen, maar niet vóórdat het verzoek van de gemachtigde van verzoekers kwam.

3.          De beoordeling

3.1.      Op grond van artikel 100 van de Wet op het notarisambt kunnen de leden van een kamer voor het notariaat worden gewraakt indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. In dit wetsartikel zijn de artikelen 512 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.2.      Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter - met wie een lid van de kamer voor het notariaat gelijk kan worden gesteld - uit hoofde van zijn/haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn en dat dit vermoeden slechts moet wijken als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter ten opzichte van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een procespartij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (aldus de Hoge Raad; vergelijk ECLI:NL:HR:2018:1770). Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid kan bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dus van belang zijn.

3.3.      De wrakingskamer constateert dat het verzoek tot wraking van mr. Aalderink in de kern is gebaseerd op (de motivering van) haar beslissing in haar hoedanigheid van voorzitter van de zittingscombinatie om het op 24 april 2023 door de gemachtigde van verzoekers gedane verzoek (om na de mondelinge behandeling nog een kopie van een vonnis te mogen indienen) af te wijzen.

3.4.      De wrakingskamer stelt voorop dat een beslissing op het verzoek om stukken te mogen indienen een procedurele beslissing is. Louter procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan, anders dan verzoekers menen, in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vergelijk ECLI:NL:HR:2018:1413).

3.5.      Hetgeen verzoekers hebben gesteld, levert naar het oordeel van de wrakingskamer geen aanwijzing op die zou moeten leiden tot het oordeel dat hier sprake is van de uitzonderingssituatie als vermeld onder 3.4. Daarbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat uit artikel 18 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat volgt dat na afloop van de mondelinge behandeling geen stukken meer kunnen worden overgelegd, tenzij de kamer een partij daartoe de gelegenheid geeft. In het laatste geval deelt de secretaris partijen mee binnen welke termijn deze stukken en de eventuele reactie hierop bij de kamer moeten zijn ingekomen. Vast staat dat op 17 april 2023 de mondelinge behandeling van klacht SHE/2022/36 heeft plaatsgevonden, dat mr. Aalderink de mondelinge behandeling heeft gesloten en de datum heeft bepaald waarop de beslissing zal worden genomen. Uit deze gang van zaken volgt dat verzoekers geen gelegenheid hebben gekregen om na afloop van de mondelinge behandeling nog stukken in te dienen. Ten onrechte menen verzoekers dat zij op grond van genoemd artikel na sluiting van de mondelinge behandeling nog de mogelijkheid hadden te verzoeken om alsnog stukken in te dienen en dat de kamer hierop gemotiveerd een beslissing zou moeten nemen.

3.6.      Verder constateert de wrakingskamer dat de gemachtigde van verzoekers pas tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek - aan de hand van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van klacht SHE/2022/36 - heeft gewezen op uitlatingen van mr. Aalderink, die zouden duiden op haar vooringenomenheid. Op grond van artikel 513 lid 1 Sv moet een wrakingsverzoek echter worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Op grond van artikel 1 lid 3 Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat moeten bovendien alle feiten en omstandigheden die aan een verzoek tot wraking ten grondslag worden gelegd tegelijk worden voorgedragen. Voor zover de gemachtigde van verzoekers het verzoek tot wraking tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nader heeft aangevuld zal de wrakingskamer hieraan dan ook voorbijgaan.

3.7.      Voor zover verzoekers aan hun verzoek tot wraking ten grondslag hebben gelegd dat mr. Aalderink over een inhoudelijk onderwerp tijdens de mondelinge behandeling van klacht SHE/2022/36 zou hebben gezegd: “Nou, dan verschillen wij daarover van mening”, overweegt de wrakingskamer het volgende. Aangezien de gemachtigde van verzoekers tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verklaard dat de voornaamste wrakingsgrond ziet op de (motivering van de) beslissing op het verzoek om een nader stuk te mogen indienen en hij heeft erkend dat de hiervoor geciteerde uitlating tijdens de mondelinge behandeling van de klacht voor verzoekers niet meteen een reden was voor wraking, acht de wrakingskamer niet aannemelijk dat deze uitlating een rol heeft gespeeld in deze zaak. De wrakingskamer gaat er daarom - en mede gelet op het bepaalde in artikel 513 lid 1 Sv - aan voorbij. Hetzelfde geldt voor de andere uitlatingen die mr. Aalderink tijdens de mondelinge behandeling zou hebben gedaan en door verzoekers tijdens de behandeling van het wrakingverzoek aan de hand van het proces-verbaal zijn aangestipt.

3.8.      Op grond van het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat dit wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

4.          De beslissing

De wrakingskamer:

  • wijst het verzoek tot wraking van mr. Aalderink af.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, rechterlijk lid, en mr. Y.M.R. van der Voort, plaatsvervangend notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2023 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

mr. A.R. Jansen-Castelein                                           mr. T. Zuidema

secretaris                                                                 plaatsvervangend voorzitter