ECLI:NL:TNORARL:2023:39 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/415760 KL RK 23-13

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:39
Datum uitspraak: 14-07-2023
Datum publicatie: 11-08-2023
Zaaknummer(s): C/05/415760 KL RK 23-13
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: De notaris heeft het testament van de vader van klaagster niet willen passeren, omdat er bij hem twijfels waren over de vrije wilsvorming van vader.De kamer is het met de notaris eens dat uit de opmerking van vader kon blijken dat mogelijk geen sprake meer was van een vrije wilsvorming bij vader. In zoverre is het dan ook niet verwijtbaar dat de notaris zijn diensten wilde opschorten. Echter, naar het oordeel van de kamer had de notaris naar aanleiding van de opmerking van vader meer onderzoek kunnen en moeten doen om te beoordelen of vader zijn wil op vrije en onafhankelijke wijze kon vormen. Op basis van dat nadere onderzoek had de notaris dan kunnen beoordelen of hij al dan niet (alsnog) zijn medewerking kon verlenen aan het testament van vader. In het Stappenplan worden handreikingen genoemd op welke wijze de notaris invulling had kunnen geven aan dit nadere onderzoek. De notaris heeft ter zitting enkel verklaard dat hij geen twijfels had over de wilsbekwaamheid van vader en dat hij met collega’s overleg heeft gehad over de mogelijke beïnvloeding bij de wilsvorming. Op basis van dat overleg heeft de notaris besloten om zijn dienst te weigeren. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris onvoldoende inzichtelijk gemaakt of en zo ja op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan zijn onderzoeksplicht. Hierdoor kan de kamer niet beoordelen of de notaris in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat hij zijn dienst moest weigeren. De kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar en heeft de klacht op dit punt gegrond verklaard. Aan de notaris is een berisping opgelegd.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/415760 / KL RK 23-13

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ klaagster ],

wonende in Kortenhoef,

klaagster,

tegen

mr. [ notaris ],

notaris in de gemeente [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Op 16 februari 2023 heeft de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam het klaagschrift van 14 februari 2023, met bijlagen, van klaagster ontvangen. Die kamer heeft dat klaagschrift doorgestuurd naar de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer).

1.2.      In het klaagschrift van 14 februari 2023 beklaagde klaagster zich over zowel de notaris als over een andere notaris. Mede vanwege de geldende privacywetgeving heeft de kamer klaagster in de brief van 8 maart 2023 verzocht om haar klacht te splitsen in twee afzonderlijke klaagschriften.

1.3.      Op 22 maart 2023 heeft de kamer van klaagster het klaagschrift, met bijlage, van 9 maart 2023 met betrekking tot het handelen van de notaris ontvangen.

1.4.      Op 13 april 2023 heeft de kamer het verweer van de notaris ontvangen.

1.5.      Vervolgens heeft klaagster op 30 april 2023 en 2 mei 2023 aanvullende stukken ingediend.

1.6.      De klachtzaak is ter zitting van 5 juni 2023 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster aan de ene kant en de notaris aan de andere kant. Tijdens de zitting heeft klaagster spreekaantekeningen overgelegd.

2.         De feiten

2.1.      Wijlen de heer [ naam vader ] (hierna: vader) had twee kinderen: [ A ] en klaagster.

2.2.      Op 6 maart 2020 had vader een afspraak met de notaris. Vader was op dat moment al geruime tijd cliënt bij de notaris. Omdat vader slecht ter been was en geen eigen vervoer had, werd hij die dag begeleid door klaagster. Klaagster heeft plaatsgenomen in de wachtkamer.

2.3.      Tijdens de bespreking hebben vader en de notaris gesproken over de wensen van vader voor (een wijziging van) zijn testament. Hierbij is (onder meer) gesproken over de wens van vader om [ A ] en zijn afstammeling(en) te onterven. Vader heeft de notaris ook verteld wat de achterliggende reden voor zijn wens was. De notaris heeft vader gewezen op de consequenties van de gewenste wijziging, zoals mogelijke onvrede tussen de kinderen van vader. Daarop heeft vader volgens de notaris gezegd: “begrijp mij goed, ik ben voor mijn verzorging volkomen afhankelijk van mijn dochter, zij is de enige die ik nog heb, ik moet mijn testament wel zo wijzigen anders heb ik helemaal niemand meer, want van mijn zoon heb ik niets meer te verwachten.”

2.4.      Vervolgens heeft de notaris aan vader te kennen gegeven dat zijn opmerking voor de notaris een beletsel vormde om het testament van vader te passeren. Er was volgens de notaris geen sprake meer van vrije wilsvorming vanwege druk/beïnvloeding van buitenaf.

2.5.      Vader reageerde vol onbegrip en werd erg kwaad. Daarop heeft de notaris toegezegd dat hij een concepttestament met de voorgestelde wijzigingen zou maken. Ook heeft de notaris met vader een afspraak gemaakt voor 19 maart 2020 om het testament te ondertekenen. Daarbij heeft de notaris aan vader meegegeven dat vader er nog eens goed over na moest denken.

2.6.      Op 13 maart 2020 heeft (het kantoor van) de notaris een concept van het testament verstuurd aan vader met een bevestiging van de passeerafspraak voor 19 maart 2020.

2.7.      Op 16 maart 2020 heeft de notaris bij nader inzien toch besloten om de ondertekening van het testament niet door te laten gaan. Een van de medewerkers van de notaris heeft die dag telefonisch contact opgenomen met vader en de afspraak voor 19 maart 2020 afgezegd.

2.8.      Op 17 maart 2020 heeft de notaris telefonisch contact opgenomen met vader. In dat gesprek heeft de notaris vader (nogmaals) toegelicht dat de hiervoor onder 2.3 geciteerde opmerking voor de notaris een beletsel was om het testament voor vader te passeren. Vader reageerde boos en zonder begrip.

2.9.      Op 18 maart 2020 heeft klaagster een e-mail gestuurd aan de notaris. De notaris heeft hierop geen reactie gegeven.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klaagster verwijt de notaris dat hij, mogelijk door een dreigement van [ A ] met een gerechtelijke procedure, niet heeft meegewerkt aan de wens van vader om zijn testament te wijzigen. Ook verwijt klaagster de notaris dat hij niet heeft gereageerd op de mail van 18 maart 2020.

3.2.      De notaris heeft zich tegen de klacht verweerd. Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.      Op grond van artikel 21 lid 1 Wna is de notaris in beginsel verplicht de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten. Deze verplichting wordt aangeduid met de term ministerieplicht.

4.3.      Een notaris is echter op grond van artikel 21 lid 2 Wna verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft. Onder omstandigheden maakt de ministerieplicht dus plaats voor een weigeringsplicht.

4.4.      De kamer overweegt dat ter beoordeling de vraag voorligt of de notaris gehouden was om op grond van de in artikel 21 lid 1 Wna opgenomen ministerieplicht het testament van vader te verlijden, of dat hij gegronde redenen had om zijn ministerie te weigeren op grond van artikel 21 lid 2 Wna.

4.5.      Volgens klaagster heeft de notaris in het telefoongesprek op 17 maart 2020 gezegd dat hij niet wilde meewerken aan het testament van vader, omdat [ A ] de notaris had gedreigd. Als de notaris zou meewerken aan het onterven van [ A ], dan zou [ A ] een gerechtelijke procedure tegen de notaris beginnen, want dan zou klaagster vader hiertoe aangezet hebben en de notaris zou hier dan ten onrechte in zijn meegegaan. Volgens klaagster zei de notaris dat hij geen zin had in een eventuele rechtszaak, want dat zou zijn reputatie schaden. De notaris heeft gezegd dat vader maar een andere notaris moest zoeken om zijn testament te laten wijzigen, aldus klaagster.

4.6.      De notaris betwist nadrukkelijk de suggestie van klaagster dat hij het testament niet heeft willen passeren omdat [ A ] zou hebben gedreigd met een gerechtelijke procedure. [ A ] heeft de notaris echter nooit gedreigd. Tevens ontkent de notaris ten stelligste dat hij met

[ A ] heeft gesproken over het testament voor zijn vader, laat staan over de inhoud daarvan. De notaris heeft de op hem rustende geheimhoudingsplicht in acht genomen, aldus de notaris.

4.7.      De kamer overweegt als volgt. Klaagster stelt dat de notaris mogelijk niet heeft meegewerkt aan het testament van vader, omdat [ A ] zou hebben gedreigd met een gerechtelijke procedure. De notaris heeft deze stelling uitdrukkelijk betwist. Gelet op deze uitdrukkelijke betwisting door de notaris, had het op de weg van klaagster gelegen om haar stellingen hieromtrent nader te onderbouwen. Klaagster heeft dit niet gedaan. De kamer is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de notaris zijn medewerking heeft geweigerd vanwege een dreigement van [ A ].

4.8.      De notaris heeft aangevoerd dat hij het testament voor vader niet heeft gepasseerd, omdat hij op basis van het met vader gevoerde gesprek niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat vader in zijn wilsvorming vrij en onafhankelijk handelde. Uit de opmerking van vader bleek volgens de notaris dat geen sprake meer was van vrije wilsvorming vanwege druk/beïnvloeding van buitenaf. En daarmee wil de notaris absoluut niet suggereren dat klaagster vader tot de gewenste wijzigingen zou hebben aangezet, aldus de notaris.

4.9.      De kamer overweegt dat als uitgangspunt geldt dat iemand die handelingsbekwaam is, geacht moet worden zijn belangen te kunnen behartigen. Iemand die handelingsbekwaam is, moet dan ook de gelegenheid krijgen om zijn of haar testament op te maken ten overstaan van een notaris. Een notaris moet in beginsel zijn/haar ministerie (dienst) verlenen en moet op verzoek van de betrokken cliënt doen wat nodig is om bijvoorbeeld een testament in een akte vast te leggen. Zoals bij elke akte rust daarbij op een notaris een zwaarwegende zorgplicht om te onderzoeken of zijn cliënt in staat is om zijn wil te bepalen en/of er aanleiding bestaat te vermoeden dat mogelijk sprake is van beïnvloeding door derden. Indien er aanleiding bestaat om daar aan te twijfelen, is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is een Stappenplan Wilsonbekwaamheid (hierna: het Stappenplan) opgesteld. Het Stappenplan is ontwikkeld als handvat voor (kandidaat)notarissen bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid en de vrije wilsvorming van een cliënt. Bij die beoordeling zal het in belangrijke mate aankomen op zowel de inhoud van de gesprekken die de (kandidaat)notaris met de cliënt voert, als de wijze waarop de cliënt zich daarbij presenteert.

4.10.    De kamer is het met de notaris eens dat uit de opmerking van vader kon blijken dat mogelijk geen sprake meer was van een vrije wilsvorming bij vader. In zoverre is het dan ook niet verwijtbaar dat de notaris zijn diensten wilde opschorten. Echter, naar het oordeel van de kamer had de notaris naar aanleiding van de opmerking van vader meer onderzoek kunnen en moeten doen om te beoordelen of vader zijn wil op vrije en onafhankelijke wijze kon vormen. Op basis van dat nadere onderzoek had de notaris dan kunnen beoordelen of hij al dan niet (alsnog) zijn medewerking kon verlenen aan het testament van vader. In het Stappenplan worden handreikingen genoemd op welke wijze de notaris invulling had kunnen geven aan dit nadere onderzoek. De notaris heeft ter zitting enkel verklaard dat hij geen twijfels had over de wilsbekwaamheid van vader en dat hij met collega’s overleg heeft gehad over de mogelijke beïnvloeding bij de wilsvorming. Op basis van dat overleg heeft de notaris besloten om zijn dienst te weigeren. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris onvoldoende inzichtelijk gemaakt of en zo ja op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan zijn onderzoeksplicht. Hierdoor kan de kamer niet beoordelen of de notaris in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat hij zijn dienst moest weigeren. De kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre is de klacht gegrond.

4.11.    Verder verwijt klaagster de notaris dat hij niet heeft gereageerd op haar mail van 18 maart 2020. Dit heeft bij vader tot aan zijn overlijden voor veel pijn en onbegrip bezorgd.

4.12.    De notaris heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij geen reactie meer heeft gegeven op de e-mail van 18 maart 2020. De notaris vond dat hij vader meermaals voldoende duidelijk had gemaakt waarom hij van mening was dat hij het testament niet kon passeren. Bovendien was vader in de jarenlange zakelijke relatie met de notaris altijd degene die zelfstandig contact opnam over al zijn notariële zaken. De notaris vond het daarom vreemd dat klaagster namens haar vader contact opnam.

4.13.    De kamer overweegt dat het beter was geweest als de notaris wel had gereageerd op de e-mail van 18 maart 2020, al was het maar om zijn beweegredenen op papier te zetten zodat vader die rustig kon nalezen. Daarbij had de notaris er voor kunnen kiezen om rechtstreeks naar vader te reageren, als hij het vreemd vond dat klaagster namens haar vader mailde. Het verwijt dat de notaris op dit punt is te maken, is echter niet van zodanig aard dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. In zoverre is de klacht ongegrond.

Maatregel

4.14.    Op de gegrondverklaring van een klacht volgt in beginsel een tuchtrechtelijke maatregel. De kamer overweegt als volgt.

4.15.    De notaris heeft een bijzondere positie in het rechtsbestel. De formele tussenkomst van de notaris is bij verschillende rechtshandelingen, zoals het opmaken van een testament, verplicht. De gegronde klacht ziet op uit de Wna en daaraan gerelateerde regelgeving voortvloeiende kernwaarden in het notariaat zoals (de grootst mogelijke) zorgvuldigheid en de onderzoeksplicht. Het verwijt dat aan de notaris wordt gemaakt, betreft een wezenlijk onderdeel van zijn taak en zijn verantwoordelijkheid. Door zijn handelen heeft de notaris notariële kernwaarden geschonden en de eer en het aanzien van het notariaat geschaad. De kamer acht het handelen van de notaris dermate onzorgvuldig dat zij het opleggen van de maatregel van berisping passend en geboden acht.

Terugbetaling griffierecht

4.16.    Omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.

Kostenveroordeling

Ten behoeve van klaagster

4.17.    De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.

4.18.    De notaris moet het griffierecht en de hiervoor genoemde kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

Ten behoeve van de kamer

4.19.    Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,-, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.20.    Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

  • verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, gedeeltelijk ongegrond;
  • legt de notaris op de maatregel van berisping;
  • bepaalt dat de notaris gehouden is het griffierecht van € 50,- aan klaagster te vergoeden op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.18 bepaald;
  • bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten van klaagster, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, te voldoen op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.18 bepaald;
  • bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten voor behandeling van deze zaak van € 2.000,- te betalen op de wijze en binnen de termijn als bepaald onder 4.19.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. H.R. Grievink en J.P.W.H.T. Becks, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.