ECLI:NL:TNORSHE:2023:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/49

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2023:17
Datum uitspraak: 19-06-2023
Datum publicatie: 01-08-2023
Zaaknummer(s): SHE/2022/49
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat deze een testament voor erflater heeft opgesteld waarin de notaris is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder zonder dat een derde persoon is aangesteld om toezicht op de notaris te houden. Vervolgens verwijt klager de notaris dat deze er niet op toegezien heeft dat erflater een rechtsgeldig codicil opstelde. Daarnaast heeft de notaris zonder het toegezegde overleg goederen van erflater door een veilinghuis openbaar laten verkopen en reageerde de notaris niet op terugbelverzoeken van klager. Ten slotte is klager van mening dat de notaris het legaat te laat heeft uitgekeerd en daarover niet heeft gecommuniceerd. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Klachtnummer    : SHE/2022/49

Datum uitspraak : 19 juni 2023

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


de heer [X] (hierna: klager),

wonende in [plaatsnaam],

tegen

notaris de heer mr. [Y] (hierna:de notaris),

gevestigd in [plaatsnaam].

1.          De procedure


1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht (met bijlagen), door de kamer per e-mail ontvangen op 16 november 2022;
  • het verweerschrift van de notaris per post ontvangen op 28 december 2022;
  • de brief met bijlage van de notaris per e-mail van 3 maart 2023;
  • de brief met bijlage van klager ontvangen op 6 maart 2023.

1.2.      De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 20 maart 2023.
Klager en de notaris zijn daarbij aanwezig geweest en hebben hun standpunt over en weer toegelicht. Klager heeft dit mede gedaan aan de hand van pleitaantekeningen, die hij heeft voorgedragen en aan de kamer heeft overhandigd.

2.          De feiten

De klacht gaat over de voorbereiding, begeleiding en uitvoering van het testament van de heer [Z]  (hierna: erflater) door de notaris. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Op 1 maart 2022 is erflater op 99-jarige leeftijd overleden. Hij heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt en daarin onder andere een geldlegaat ten behoeve van klager opgenomen.  Verder heeft erflater goede doelen als erfgenamen benoemd en heeft hij de notaris benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder.

2.2.      Klager heeft op 17 maart 2022 telefonisch contact met de notaris opgenomen en aan de notaris medegedeeld dat hij er vanuit ging dat een aantal objecten van de inboedel van erflater aan hem waren gelegateerd.

2.3.      De advocaat van klager heeft op 23 juni 2022 een e-mailbericht naar de notaris verzonden onder andere inhoudende:

‘Ondanks uw toezegging deze week contact met mij op te nemen heb ik tot op heden wederom niets van u mogen vernemen. Ik acht dit, gezien het feit dat vanaf morgen alle zaken die op het codicil stonden zullen worden geveild, onzorgvuldig en omineus jegens client en de andere belanghebbenden.’

2.4.      Bij e-mailbericht van 24 juni 2022 heeft de notaris aan de advocaat van klager medegedeeld:

Er is absoluut geen sprake van dat ik uw cliënt ‘laat bungelen’. In mijn brief van 16 mei 2022 heb ik uw cliënt geinformeerd. Daarna heeft uw cliënt telefonisch contact met mij gehad. In dat telefonisch overleg heb ik de vragen van uw cliënt beantwoord voor zover dat gelet op de door mij in acht te nemen geheimhouding mogelijk was.

Vandaag heb ik het poststuk met een – door mij deels gelakte – kopie van het stuk dat ik in de nalatenschap van de heer [Z] heb aangetroffen, verstuurd. Vanwege het formaat van het originele stuk, is deze kopie op A3 formaat. Op het stuk ontbreekt de handtekening van de heer [Z]. Een stuk dat is te duiden als codicil in de zin van artikel 4:97 BW is nietig als het niet door de erflater is ondertekend (artikel 4:109 lid 1 BW).’

2.5.      In het handgeschreven document van erflater is onder meer opgenomen:

‘Ondergetekende [Z]

Geboren te [plaatsnaam] op 16/1/1923 legateer ik

vrij van erfbelasting.

[klager] wonende te [plaatsnaam]

[adres]

1 (…)

Getekend te [plaatsnaam] 29 okt 2019’

2.6.      Bij e-mailbericht van 1 juli 2022 heeft klager de notaris verzocht kenbaar te maken wanneer het legaat wordt uitgekeerd. Op 7 juli 2022 heeft de notaris een e-mailbericht naar klager gestuurd inhoudende:

‘Conform de bepaling in het testament is het legaat 18 maanden na het overlijden van de heer [Z] opeisbaar. De betaling zal waarschijnlijk veel eerder gaan plaatsvinden. Ik zal u hierover dan berichten.’

3.          De klacht

3.1.      Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht bestaat, kort gezegd, uit de volgende klachtonderdelen:

1. de notaris heeft een testament voor erflater opgesteld waarin de notaris wordt benoemd als executeur en afwikkelingsbewindvoerder zonder dat een derde persoon is aangesteld om toezicht op de notaris te houden;

2. de notaris heeft er niet op toegezien dat erflater een rechtsgeldig codicil opstelde;

4. ondanks de in erflaters handgeschreven verklaring van 29 oktober 2019 opgesomde roerende zaken heeft de notaris – zonder het toegezegde overleg – deze door een veilinghuis openbaar laten verkopen;

7. de notaris reageert niet op terugbelverzoeken van klager;

11. het legaat is na tien maanden na overlijden van erflater nog niet uitgekeerd aan klager en de notaris laat na klager te informeren over de reden daarvan.  

3.2.      De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.      De klacht heeft deels betrekking op de handelwijze van de notaris in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder. Ook als een notaris optreedt in een andere hoedanigheid dan notaris kan hij tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn voor zijn handelen of nalaten. Voorwaarde daarvoor is dat dit handelen of nalaten voldoende verband houdt met de hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden. De kamer is van oordeel dat de werkzaamheden van een executeur en afwikkelingsbewindvoerder zo nauw verbonden zijn met de werkzaamheden die een notaris gewoonlijk verricht, dat de notaris zich tuchtrechtelijk moet verantwoorden voor zijn handelwijze als executeur en afwikkelingsbewindvoerder.

Klachtonderdeel 1

4.3.      Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door een testament voor erflater op te stellen waarin de notaris vermeld wordt als executeur en afwikkelingsbewindvoerder zonder dat daarbij een onafhankelijk persoon aangesteld wordt om toezicht op de notaris te houden.

4.4.      De notaris verweert zich door aan te voeren dat hij als executeur en afwikkelingsbewind-voerder verplicht is om rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen. De door erflater benoemde erfgenamen hebben dan ook als toezichthouders van de afwikkeling van de nalatenschap te gelden.

4.5.      De kamer is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond zal moeten worden verklaard. Het is niet gebruikelijk om bij testament een onafhankelijk persoon aan te stellen om toezicht te houden op de executeur en afwikkelingsbewindvoerder. Er zijn ook geen redenen door klager aangevoerd waaruit blijkt dat erflater dat gewild zou hebben, dan wel dat daartoe aanleiding bestond. Zoals de notaris terecht heeft opgemerkt hebben de door erflater benoemde erfgenamen als toezichthouders van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater te gelden. De notaris valt hier dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.  

Klachtonderdeel 2

4.6.      Volgens klager heeft de notaris erflater geadviseerd om bij codicil over de tot zijn nalatenschap behorende roerende zaken te beschikken. Het was de taak van de notaris om erop toe te zien dat erflater een rechtsgeldig codicil opstelde. De handgeschreven verklaring van erflater van 29 oktober 2019, waarbij erflater ook een aantal roerende zaken aan klager heeft willen legateren, mist echter de handtekening van erflater. Hierdoor is van een rechtsgeldig codicil geen sprake en kan klager geen aanspraak maken op de goederen die erflater aan hem had willen nalaten. In opdracht van de notaris zijn alle goederen die op de handgeschreven verklaring van erflater stonden – tegen de wil van erflater in – door een veilinghuis verkocht en is de opbrengst daarvan ten goede gekomen aan de nalatenschap.

4.7.      De notaris is van mening dat de verwijten van klager onterecht zijn. De notaris heeft ter zitting aangevoerd dat hij bij het opstellen van het laatste testament geen opdracht heeft gehad van erflater om hem te begeleiden bij het opstellen van een codicil. De notaris voert aan niet op de hoogte te zijn geweest van enig voornemen van erflater om goederen aan bepaalde personen na te laten. Eerder heeft de notaris in 2014 aan erflater een brochure verstrekt met daarin een voorbeeld van een codicil inclusief toelichting. Dat erflater de handgeschreven verklaring desondanks niet van zijn handtekening heeft voorzien, kan de notaris dan ook niet verweten worden.

4.8.      De kamer overweegt het volgende. Het is begrijpelijk dat klager teleurgesteld is over de gevolgen van het ontbreken van een handtekening op de handgeschreven verklaring van erflater. Klager heeft evenwel, gelet op het gemotiveerde verweer van de notaris, onvoldoende aanknopingspunten aangedragen ter onderbouwing van zijn stelling dat de notaris erflater heeft geadviseerd om een codicil op te stellen en dat de notaris in het verlengde daarvan er op had moeten toezien dat een rechtsgeldig codicil tot stand zou komen. Het in dit klachtonderdeel gemaakte verwijt mist feitelijke grondslag en zal daarom ongegrond verklaard worden.

Klachtonderdeel 3

4.9.      Vervolgens verwijt klager de notaris dat hij de in erflaters handgeschreven verklaring van 29 oktober 2019 opgesomde roerende zaken – zonder het toegezegde overleg – door een veilinghuis openbaar heeft laten verkopen.

4.10.     De notaris voert aan dat hij niet gehouden was in overleg te treden met de personen die in de handgeschreven verklaring van erflater staan vermeld, omdat deze verklaring geen rechtsgeldig codicil is. In het belang van de erfgenamen zijn de goederen verkocht door een veilinghuis wat voor een maximale opbrengst heeft gezorgd. De notaris begrijpt dat klager andere verwachtingen had over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, maar de notaris heeft zich te houden aan hetgeen is bepaald door erflater in het testament.

4.11.     De kamer is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de notaris heeft toegezegd met klager in overleg te gaan alvorens de goederen door een veilinghuis te laten verkopen. Klager was niet gerechtigd tot de goederen van erflater terwijl de notaris er in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder belang bij had de goederen tegen de hoogst mogelijke opbrengst voor de erfgenamen te verkopen. Dit klachtonderdeel zal daarom eveneens ongegrond  worden verklaard. 

Klachtonderdeel 4

4.12.     Klager voert aan dat de notaris niet zorgvuldig is geweest in zijn communicatie naar en met belanghebbenden. Ondanks minimaal 30 telefonische verzoeken van klager heeft de notaris maar één keer teruggebeld in tien maanden en heeft hij maar één keer gereageerd op een schriftelijk verzoek van de advocaat van klager om een kopie van het (ongetekende) codicil te verstrekken. Het uitblijven van reacties heeft voor de nodige emoties gezorgd aan de zijde van klager en heeft geresulteerd in een wantrouwen tegen de notaris.

4.13.     De kamer begrijpt dat de notaris zich op het standpunt stelt dat hij de noodzakelijke informatie aan klager heeft verstrekt omtrent het aan hem toekomende legaat op grond van het testament en dat het niet noodzakelijk was klager nader te informeren omdat klager overigens niets toekomt uit de nalatenschap van erflater. De notaris heeft aangevoerd dat het enige tijd in beslag nam om alles in het goed gevulde appartement van erflater uit te zoeken, maar dat hij daarna klager wel op de hoogte heeft gebracht over wat hem toekwam.

4.14.     Uit de omschreven gang van zaken begrijpt de kamer dat klager graag had gezien dat de notaris er voor had gezorgd dat hij en andere belangstellenden de in erflaters handgeschreven verklaring opgesomde goederen, al dan niet tegen vergoeding, buiten de veiling om hadden kunnen verkrijgen als aandenken aan erflater. Daartoe heeft klager veelvuldig contact met de notaris gezocht, maar die achtte zich in het belang van de afwikkeling van de nalatenschap daartoe niet gehouden. Opmerking verdient dat het beter was geweest als de notaris op enig moment de moeite had genomen om daar wel op te reageren. Dit had er wellicht voor kunnen zorgen dat in een eerder stadium de verwachtingen van klager bijgesteld konden worden. Dat de notaris dat niet heeft gedaan, acht de kamer in de gegeven omstandigheden echter van onvoldoende gewicht om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Daarom zal ook klachtonderdeel 4 ongegrond worden verklaard.  

Klachtonderdeel 5

4.15.     Klager verwijt de notaris dat hij het legaat tien maanden na erflaters overlijden nog niet heeft uitgekeerd aan klager, dan wel hem over het uitblijven daarvan niet heeft geïnformeerd.

4.16.     De kamer merkt op dat uit de stukken blijkt dat het legaat pas achttien maanden na overlijden van erflater opeisbaar is. Op het moment van indienen van de klacht was het legaat dus nog niet opeisbaar, zodat de notaris niet verweten kan worden dat hij nog niet tot uitbetaling daarvan was overgegaan. De notaris heeft weliswaar bij e-mailbericht van 7 juli 2022 aan klager medegedeeld dat hij het bedrag waarschijnlijk eerder zal uitbetalen en klager daarover zal informeren, maar zover was het nog niet toen klager de klacht indiende. Een harde toezegging heeft de notaris niet gedaan, dus in dit verband kan hem ook geen verwijt gemaakt worden. Ook dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. S. Sicking, voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, rechterlijk lid en mr. G. Herwig, notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023 door mr. J.H.L.M. Snijders, tevens plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.