Zoekresultaten 3361-3370 van de 42634 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:36 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-365/DH/DH

    Verweerster is in zaak 21-440/DH/DH berispt omdat zij klaagster zonder grond beschuldigde van het maken van misbruik van haar functie bij het openbaar ministerie. Na de beslissing van de raad heeft verweerster haar ongefundeerde beschuldigingen voortgezet. De raad legt aan verweerster nogmaals een berisping op.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:41 Raad van Discipline Amsterdam 22-685/A/A

    Verzetbeslissing. De verzetgronden slagen niet. Klager heeft in zijn verzetschrift grotendeels herhaald wat hij ook in zijn klacht al naar voren had gebracht. De uitleg die klager geeft aan de termijn voor het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 46g lid 2 AW gaat niet op en zijn betoog mist bovendien feitelijke grondslag. Naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 maart 2018 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld. Op grond van dezelfde informatie had klager ook (tijdig) een klacht over verweerder bij de deken kunnen indienen. Klager was toen immers al redelijkerwijs bekend met de voor hem mogelijk negatieve gevolgen van het handelen van verweerder. Daarvoor was het niet nodig om te wachten op de definitieve civielrechtelijke uitkomst van de afhandeling van de aansprakelijkstelling. Verder was het niet de verantwoordelijkheid van het kantoor van verweerder om klager te wijzen op de tuchtrechtelijke termijnen voor het indienen van een klacht bij de deken. Geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding toelaatbaar wordt geacht. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4326

    Beklaagde is als arts ingeschakeld als medisch adviseur door uitvoeringsorganisatie om te beoordelen of er bij klager sprake was van “structurele medische omstandigheden” in de zin van artikel 5.16 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF), waardoor klager niet binnen de geldende diplomatermijn kon afstuderen (en zijn prestatiebeurs omgezet zou kunnen worden in een gift). De klacht heeft betrekking op het door beklaagde opgestelde adviesrapport. Het college verklaart de klacht deels gegrond, namelijk voor zover klager stelt dat beklaagde het wettelijke inzage- en blokkeringsrecht niet heeft toegepast. Het verweer dat beklaagde op dit punt heeft mogen vertrouwen op de juristen van de uitvoeringsorganisatie gaat volgens het college niet op. Beklaagde heeft als BIG-geregistreerde een eigen verantwoordelijkheid. Hij had kennis kunnen nemen van bijvoorbeeld de Richtlijn medisch specialistische rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband. Het college legt als maatregel een waarschuwing op. De klacht is ongegrond voor zover klager stelt dat (de totstandkoming van) het rapport inhoudelijk niet klopt.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:35 Raad van Discipline Amsterdam 23-083/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. De feitelijke grondslag van de klacht, dat verweerster klaagster tijdens een IBS-zitting heeft vertegenwoordigd terwijl zij wist dat klaagster al een stamadvocaat had, ontbreekt. Dat de inbewaringstelling is verlengd en later een zorgmachtiging is opgelegd is niet het gevolg van ondermaats optreden van verweerster. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4172

    Klacht tegen plastisch chirurg kennelijk ongegrond. De plastisch chirurg heeft klaagster gezien met klachten na een eerdere, door een andere plastisch chirurg, uitgevoerde halslift. In de hals was sprake van een zwelling. Hiervoor heeft de plastisch chirurg klaagster verwezen naar de huidtherapeute voor littekentherapie. Daarnaast heeft de plastisch chirurg een littekencorrectie uitgevoerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg onder meer dat hij haar behandelingen liet ondergaan door de huidtherapeute, terwijl dit niet zinvol was. Volgens klaagster was namelijk sprake van een aangetrokken spier. Ook verwijt zij hem dat hij een machtiging voor een hersteloperatie aanvroeg bij klaagsters zorgverzekeraar, terwijl die operatie volgens haar niet tot de vergoedingen behoort, en dat hij meermaals een onjuiste reden opgaf op de factuur voor de operatie. Naar het oordeel van het tuchtcollege zijn deze verwijten niet terecht en heeft beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:43 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-1009/DH/DH 22-1010/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klachten over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak kennelijk ongegrond. Verweerder heeft steeds gehandeld binnen de hem toekomende ruime vrijheid.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4182

    Klacht tegen orthopedisch chirurg kennelijk ongegrond. Uit het dossier blijkt dat lichamelijk onderzoek en bestudering van het aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden. De conclusie was dat er een chronisch open wond was en geen standsafwijkingen. Omdat geen standsafwijking bleek heeft de orthopedisch chirurg terecht geen operatieve standsverandering voorgesteld.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2023:4 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/81

    Klacht tegen twee dierenartsen. Eerste dierenarts wordt verweten dat klaagster niet direct op consult mocht komen toen zij in de avond telefonisch aan een assistente van de praktijk had gemeld dat haar hond sinds het consult dat de vorige dag had plaatsgevonden suf was en bruinkleurige urine had. Hiernaast wordt deze dierenarts verweten dat zij tijdens een consult de volgende dag de hond zonder voorafgaand onderzoek wilde laten inslapen en dat de hond te laat is doorverwezen naar een gespecialiseerde kliniek. De tweede dierenarts wordt verweten dat zij tijdens een consult geen antibiotica heeft voorgeschreven ter behandeling van de recidiverende huidklachten aan de poten van de hond. Beide klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:37 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-544/DH/DH

    Klaagster is een onderneming. Na het aftreden van de oud bestuurder (vader) en het aantreden van de nieuwe bestuurder (zoon), komen vragen op over werkzaamheden van en facturatie door verweerder. De stelling van klaagster is dat verweerder gehouden is om duidelijkheid te verschaffen. Het verwijt treft geen doel, omdat vast komt te staan dat verweerder telkens informatie en stukken heeft verstrekt aan klaagster in de persoon van de oud bestuurder/vader. Deze informatie moet aldus bekend worden geacht bij klaagster. Dat informatie niet van vader op zoon is overgedragen is in de eerste plaats een intern probleem. Verweerder heeft zich niettemin bereid getoond om informatie nogmaals te verstrekken. De raad kan niet vaststellen dat verweerder daarbij stukken heeft achtergehouden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:34 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-003/AL/OV

    Gegrond verzet door onjuiste uitleg door voorzitter van een aantal klachtonderdelen. Verweerster, toen nog advocaat, heeft klager onvoldoende schriftelijk voorgelicht over de gang van zaken en de kans van slagen in zijn hoger beroep. De vele vragen van klager en ook de beslissing van het hof om de zaak na een schriftelijke ronde meteen voor beraad in het roljournaal te plaatsen, hadden reden voor verweerster moeten zijn om met klager te overleggen over het gewenste vervolg van de zaak. Dat heeft verweerster niet gedaan, hetgeen haar tuchtrechtelijk wordt aangerekend. Dat klager daardoor het hoger beroep heeft verloren, is de raad uit de stukken echter niet gebleken. Waarschuwing.