Zoekresultaten 131-140 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:156 Hof van Discipline 's Gravenhage 230231

    Bekrachtiging beslissing raad. Beroepsgronden klager falen. D​e stelling van klager dat hij telefonisch opdracht aan verweerder heeft gegeven voor het instellen van het hoger beroep, kan terzijde worden geschoven nu klager niet heeft kunnen onderbouwen wanneer dat gesprek met verweerder heeft plaatsgevonden en wat de inhoud van dat gesprek is geweest. Klager heeft deze stelling ook niet eerder ingenomen dan in het hoger beroep. Deze stelling van klager strookt bovendien niet met de brief van 21 augustus 2019 waarin verweerder met zoveel woorden vraagt of hij hoger beroep dient in te stellen voor klager. Ten aanzien van de opmerking van klager dat verweerder de telefoonnotie zou hebben vervalst, merkt het hof op dat klager deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl in de door klager overgelegde stukken ook geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de juistheid van deze stelling. Klacht ongegrond. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2032

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de moeder van een – destijds – drie maanden oude baby die in het ziekenhuis was opgenomen vanwege een infectie met het RS-virus. Klaagster sliep bij haar zoon op de kamer. De verpleegkundige had die nacht dienst en maakte klaagster rond 23.30 uur wakker omdat haar zoon sinds 23.00 uur lag te huilen en een fles nodig had. De klacht gaat over de wijze waarop klaagster door de verpleegkundige werd gewekt. Ook stelt klaagster dat haar zoon die nacht niet de nodige zorg heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het deel van de klacht dat gaat over de zorg voor de zoon van klaagster gegrond en legt aan de verpleegkundige op de maatregel van waarschuwing. Het beroep van klaagster wordt voor het overige verworpen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:157 Hof van Discipline 's Gravenhage 230297

    Klager was statutair bestuurder-directeur van een stichting. Verweerder heeft de voorzitter van de stichting geadviseerd en in het verlengde daarvan  de stichting bijgestaan in procedures tegen klager. Klager klaagt erover dat verweerder de stichting niet had mogen bijstaan, omdat de voorzitter niet zelfstandig bevoegd was om de stichting te vertegenwoordigen. Ook beklaagt hij zich over door verweerder gegeven onjuiste adviezen, verkondigde onwaarheden en het bespreken van interne zaken van de stichting met onbevoegden. De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:109 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2165

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de instelling waar de verpleegkundige heeft gewerkt. De klacht gaat over het feit dat de verpleegkundige zich seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij medicatie heeft ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van schorsing op voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes voorwaardelijk. De verpleegkundige is van deze beslissing in beroep gekomen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de klacht gedeeltelijk gegrond te verklaren en om geen, althans een minder zware, maatregel op te leggen zoals een volledig voorwaardelijke schorsing. Het Centraal Tuchtcollege is ook van oordeel dat de klacht in zijn geheel gegrond is, en dat de maatregel van schorsing van twaalf maanden waarvan zes voorwaardelijk, passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:15 Accountantskamer Zwolle 23/2277 Wtra AK

    De klacht is gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond. Betrokkene is werkzaam als medebestuurder van een STAK. Klaagster is ook medebestuurder van de STAK en enig certificaathoudster. Klaagster heeft eerder een tuchtklacht ingediend tegen betrokkene en haar dochter heeft dat ook gedaan. Klaagster verwijt betrokkene in deze klacht dat hij vanaf 2021 geen administratie voor de STAK heeft gevoerd en dat hij heeft geweigerd om informatie aan klaagster te verstrekken. Daarnaast verwijt klaagster hem dat hij de kosten van eerdere juridische procedures, waaronder de twee tuchtprocedures, bij de STAK heeft gedeclareerd en dat hij geen maatregelen heeft genomen om de problemen met betrekking tot deze en andere declaraties op te lossen. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene wel een administratie voor de STAK gevoerd en kan niet worden geconcludeerd dat hij klaagster onvoldoende van informatie heeft voorzien. Dat betrokkene de kosten van de tweede tuchtprocedure heeft gedeclareerd is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hetzelfde geldt voor het niet nemen van maatregelen met betrekking tot andere declaraties, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De klacht is in zoverre ongegrond. De klacht is voor het overige niet-ontvankelijk, omdat in de eerste en tweede klachtprocedure al is geklaagd over de kosten van de andere juridische procedures, waaronder de eerste tuchtprocedure.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:158 Hof van Discipline 's Gravenhage 230014

    Verweerder heeft voor een CV een procedure gevoerd, maar heeft klager (een stille vennoot) daarover niet geïnformeerd, terwijl klager een groot (financieel) belang had en bovendien bij uitstek het verzoekschrift had kunnen onderbouwen en nadere informatie had kunnen verstrekken, op een ook voor de CV cruciaal punt. Anders dan de raad acht het hof de klacht hierover ongegrond. Er was geen sprake van tegengestelde belangen binnen de CV met betrekking tot de gevoerde procedure. Daarom deed zich niet de situatie voor dat verweerder conform het Lexence-arrest de stille vennoot had moeten informeren.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:150 Hof van Discipline 's Gravenhage 240167

    Beklag op grond van artikel 13 ongegrond

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:151 Hof van Discipline 's Gravenhage 240026

    Beklag niet-ontvankelijk, nu beklag te laat is ingesteld. Geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. 

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:152 Hof van Discipline 's Gravenhage 240018

    Beklag tegen afwijzing verzoek tot aanwijzing advocaat ongegrond. Onvoldoende kans van slagen wegens ontbreken informatie over (omvang van) de schade.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:153 Hof van Discipline 's Gravenhage 230278 en 230279

    Klaagster verwijt verweerders (kantoorgenoten) hoofdzakelijk dat zij in strijd hebben gehandeld met regel 15 van de Gedragsregels door op te treden tegen klaagster. Verweerder 1 trad eerder op voor een cliënte met wie klaagster een samenwerkingsverband had, tegen een gezamenlijke wederpartij. Daarbij heeft hij  op naam van klaagster gecorrespondeerd en een concept dagvaarding opgesteld. Hof bekrachtigt beslissing raad (gegrond met oplegging berisping). In het midden kan blijven of tussen verweerder 1 en klaagster een advocaat-cliëntrelatie heeft bestaan, omdat ook als die relatie niet is ontstaan, de feiten en omstandigheden in een concrete situatie kunnen meebrengen dat het een advocaat niet (meer) vrij staat om tegen een bepaalde partij op te treden.